6.2.Verzoekster wordt gelast de geconstateerde strijdigheden met artikel 2.11 van het Bal ongedaan te maken. Verzoekster kan dit doen door de volgende maatregelen te treffen.
Verzoekster dient voor 2 december 2024 te borgen dat uitsluitend nog bloeiende teelt van hennepplanten plaatsvindt in teeltvak 3 in het kassencomplex. De overige teeltvakken mogen niet in gebruik zijn na 2 december 2024. Teeltvakken 1 en 2 mogen uitsluitend worden gebruikt voor stek en opkweek. Als verzoekster hier niet aan voldoet dan verbeurt zij een dwangsom van € 10.000,- per keer dat wordt geconstateerd dat zij niet voldoet aan de last tot een maximum van € 30.000,-. Per etmaal kan maximaal één constatering plaatsvinden.
Verzoekster dient voor 10 december 2024 te borgen dat de activiteiten vanuit haar inrichting geen geuroverlast veroorzaken bij geurgevoelige objecten type I en II. Als verzoekster hier niet aan voldoet dan verbeurt zij een dwangsom van € 30.000,- per keer dat wordt geconstateerd dat zij niet voldoet aan de last tot een maximum van € 90.000,-. Per etmaal kan maximaal één constatering plaatsvinden. Verzoekster wordt per brief op de hoogte gebracht van een verbeuring.
Indien wordt vastgesteld dat last 2 wordt overtreden vervalt last 1 van het bestreden besluit en treedt last 3 in werking. Binnen 7 dagen nadat de verbeuringsbrief als bedoeld in last 2 is verstuurd, dient verzoekster te borgen dat in teeltvak 3 nog maar 50% van het oppervlakte is gevuld met bloeiende teelt. De overige teeltvakken (2, 4, 5 en 6) mogen niet in gebruik zijn. Teeltvak 1 mag in gebruik zijn voor stek en opkweek. Als verzoekster hier niet aan voldoet dan verbeurt zij een dwangsom van € 10.000,- per keer dat wordt geconstateerd dat zij niet voldoet aan last 3.
Wanneer wordt geconstateerd dat, ondanks dat de teelt wordt teruggebracht en verzoekster luchtbehandeling toepast, nog steeds sprake blijft van geuroverlast nabij geurgevoelige objecten, dan zal [naam verweerder] overgaan tot het wijzigen van de last dan wel het toepassen van bestuursdwang door middel van het opleggen van een verbod tot het telen van cannabis totdat door middel van geuronderzoek is aangetoond dat sprake is van een aanvaardbaar niveau van geurhinder.
Indien de door verzoekster genomen maatregelen tot gevolg hebben dat er geen sprake meer is van geuroverlast en zij wenst de teelt uit te breiden, dient zij voorafgaand hieraan middels een geuronderzoek, dat is uitgevoerd overeenkomstig de NTA 9065 aan te tonen dat wordt voldaan aan een aanvaardbaar niveau van geurhinder, zoals zal worden vastgesteld bij maatwerkbesluit. Voorafgaand aan dit onderzoek dient verzoekster een plan van aanpak in te dienen bij de toezichthouder van DCMR. Indien het uitgevoerde onderzoek akkoord wordt bevonden door DCMR kan [naam verweerder] overgaan tot het opheffen van de lasten 1 en 3.
7. Bij het bestreden besluit 2 heeft [naam verweerder] het bestreden besluit 1 voor zover het gaat om onderdeel 3 van de last als volgt gewijzigd. Indien, nadat last 2 volledig is verbeurd, opnieuw wordt vastgesteld dat de activiteiten vanuit verzoekster geuroverlast veroorzaken bij geurgevoelige objecten type I en II, wordt verzoekster hierover schriftelijk geïnformeerd. Verzoekster dient binnen 7 dagen nadat zij hierover schriftelijk is geïnformeerd te borgen dat binnen teeltvak 3 nog maar 50% van het oppervlakte is gevuld met bloeiende teelt. Alleen teeltvak 1 mag dan nog in gebruik zijn voor stek en opkweek.
Als verzoekster niet voldoet aan last 3, verbeurt zij een dwangsom van €10.000,- (tienduizend euro) per keer dat wordt geconstateerd dat zij niet voldoet aan last 3 tot een maximum van € 30.000,- (dertigduizend euro). Per etmaal kan maximaal één constatering plaatsvinden.
Indien wordt geconstateerd dat, ondanks het feit dat de teelt wordt teruggebracht en verzoekster luchtbehandeling toepast, nog steeds sprake blijft van geuroverlast nabij geurgevoelige objecten, zal [naam verweerder] overgaan tot het wijzigen van deze last dan wel het toepassen van bestuursdwang door middel van het opleggen van een verbod tot het telen van cannabis, totdat is aangetoond middels een geuronderzoek dat sprake is van een aanvaardbaar niveau van geurhinder.
Indien de door verzoekster genomen maatregelen tot gevolg hebben dat er geen sprake meer is van geuroverlast en zij de teelt wenst uit te breiden, dient zij voorafgaand hieraan middels een geuronderzoek, dat is uitgevoerd overeenkomstig de NTA 9065 aan te tonen dat wordt voldaan aan een aanvaardbaar niveau van geurhinder, zoals zal worden vastgesteld bij maatwerk besluit.
8. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet de situatie als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb zich voor, zodat het bezwaar en het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening wordt geacht mede te zijn gericht tegen het bestreden besluit 2.
9. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. De voorzieningenrechter beoordeelt dit aan de hand van de gronden van verzoekster.
10. Verzoekster heeft ter zitting haar betoog dat de Omgevingswet niet van toepassing is laten vallen.
11. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat [naam verweerder] niet bevoegd is om handhavend op te treden. De legale teelt van hennep is in Nederland mogelijk gemaakt door de Wet experiment gesloten coffeeshopketens. Op grond van artikel 21 van het Besluit experiment gesloten coffeeshopketens zijn de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Justitie en Veiligheid bevoegd om voorschriften te verbinden aan de aanwijzing, de wijze waarop en de condities waaronder de productie van hennep of hasjiesj plaatsvindt. Gelet hierop is er volgens verzoekster in het kader van handhaving in dit geval geen ruimte voor [naam verweerder] .
12. Op grond van artikel 125 van de Gemeentewet is [naam verweerder] bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, indien de last strekt tot handhaving van regels die het gemeentebestuur uitvoert. Op grond van artikel 18.2 in samenhang met artikel 4.9 van de Omgevingswet voert [naam verweerder] de regels omtrent een milieubelastende activiteit uit. Op grond van artikel 5:32 en 5:4 van de Awb is [naam verweerder] ook bevoegd een last onder dwangsom op te leggen. [naam verweerder] is dus in beginsel bevoegd om handhavend op te treden.