ECLI:NL:RBROT:2025:1813

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
FT RK 24/1072 - FT RK 24/1073
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling met betrekking tot een verzoeker met meerdere schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een gedwongen schuldregeling, ingediend door de verzoeker, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast van € 550.096,23. De verzoeker heeft op 7 augustus 2024 een verzoek ingediend om een viertal schuldeisers, waaronder AZL N.V. en Debtt B.V., te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de meerderheid van de schuldeisers, zeventien van de negentien, akkoord is gegaan met het voorstel, terwijl AZL en Debtt zich hebben verzet. De rechtbank heeft de situatie van de verzoeker beoordeeld, die fulltime werkt en een stabiel inkomen heeft, en heeft geconcludeerd dat het aangeboden akkoord het maximaal haalbare is. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vorderingen van AZL en Debtt slechts een klein percentage van de totale schuldenlast uitmaken en dat de belangen van de verzoeker en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeisers. De rechtbank heeft daarom het verzoek toegewezen en AZL en Debtt bevolen in te stemmen met de schuldregeling, terwijl het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] - [nummer 2]
uitspraakdatum: 15 januari 2025
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [plaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 7 augustus 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een viertal schuldeisers, te weten:
  • AZL N.V., in behandeling bij Flanderijn en Van Eck Gerechtsdeurwaarders (hierna: AZL);
  • Debtt B.V., (hierna: Debtt);
  • Deelen Verswaren;
  • Spar Holding B.V.;
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
AZL heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
Spar Holding B.V. heeft voorafgaande aan de zitting, bij bericht van 4 november 2024, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Deelen Verswaren heeft voorafgaande aan de zitting, bij bericht van 31 oktober 2024, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 11 december 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer mr. C.C.W. Plaat, advocaat van verzoeker;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening,
De weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Ter zitting is besproken dat de rechtbank voor een goede beoordeling van het verzoek meer informatie nodig had. De rechtbank heeft daarom de zaak aangehouden tot 15 januari 2025.
Namens verzoeker zijn op 7 januari 2025 en op 13 januari 2025 aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.
De uitspraak is bepaald op heden.
2.
Het verzoek
Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift negentien schuldeisers, waarvan één preferente schuldeiser met één vordering en achttien concurrente schuldeisers met eenentwintig vorderingen. Deze schuldeisers hebben volgens het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in totaal een bedrag van € 550.096,23 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 28 maart 2024 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 4,24 % aan de preferente schuldeisers en 2,12 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Ten tijde van de aanbiedingsbrief van 28 maart 2024 betrof de schuldenlast € 552.527,83.
Schuldhulpverlening heeft ter zitting aangegeven dat na het verzenden van de brief van 28 maart 2024 is gebleken dat het UWV toch vorderingen heeft op verzoeker – het UWV gaf eerder aan geen vorderingen te hebben. De schuldenlast ligt daardoor hoger, dan de schuldenlast zoals die uit het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling blijkt. Het UWV is evenwel, bij bericht van 9 januari 2025, akkoord gegaan met het voorstel tegen finale kwijting. Aangezien de vorderingen van het UWV slechts een gering aandeel vormen van de totale schuldenlast, is de verwachting dat deze vorderingen maar een geringe invloed hebben op het aangeboden percentage. Het aangeboden bedrag betreft evenwel een prognose en kan pas na afloop van de schuldbemiddeling definitief worden vastgesteld, zoals ook blijkt uit de aanbiedingsbrief van 28 maart 2024. Om die reden is geen nieuw aanbod gedaan aan de schuldeisers.
Het aangeboden akkoord heeft verder de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking. Verzoeker werkt fulltime en heeft een arbeidscontract voor (on)bepaalde tijd. Hij werkt als manager voor Samsung Service Centre voor 40 uur in de week. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan. Verder volgt hij een (verplichte) budgettraining ten behoeve van zijn financiële redzaamheid.
In reactie op het verweer van AZL heeft verzoeker ter zitting verklaard dat hij op een gegeven moment de pensioenpremies niet meer kon betalen. Hij had met het Pensioenfonds een betalingsregeling afgesproken, maar op een gegeven moment had hij niet meer de financiële middelen om aan zijn verplichtingen te voldoen. Het salaris van de werknemers heeft hij wel voldaan.
De advocaat van verzoeker heeft ter zitting verklaard dat het aanbod het maximaal haalbare is. Verzoeker werkt fulltime, terwijl hij tamelijk ongekwalificeerd op de arbeidsmarkt werkt. Bovendien levert het aanbod op deze manier meer op voor de gezamenlijke schuldeisers, dan wanneer verzoeker zou worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Dit vanwege de kosten voor de bewindvoerder. Het merendeel van de schuldeisers is bovendien akkoord gegaan met het voorstel. Afwijzing van het verzoek zou hen benadelen. In reactie op het verweer van AZL heeft de advocaat van verzoeker aangegeven dat de werknemers niet worden geschaad. Zij behouden hun aanspraak op hun pensioen. Verzoeker wilde bovendien wel zijn verplichtingen nakomen, maar dat was financieel niet mogelijk. Verzoeker is bovendien direct naar schuldhulpverlening gegaan om hulp te zoeken bij zijn schuldenproblematiek.
Zeventien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Daarnaast stemt ook het UWV in met de aangeboden regeling. AZL en Debtt stemmen hier niet mee in. Zij hebben samen in totaal een vordering van € 22.981,18 op verzoeker, welke 4,2 % van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

AZL
In haar verweerschrift stelt AZL zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. Door verzoeker is de helft van de verschuldigde pensioenpremie ingehouden op het loon van de werknemers. De werknemers hebben recht op pensioen waarop zij in de toekomst aanspraak zullen maken. Door het niet voldoen aan de betalingsverplichting worden de werknemers geschaad in hun pensioenopbouw. AZL meent dat het haar niet kan worden tegengeworpen dat verzoeker de ingehouden loonbedragen kennelijk voor andere doeleinden heeft aangewend. De werknemers zullen te zijner tijd aanspraak maken op deze door de werkgever ingehouden pensioenpremies. De werkgever heeft een zorgplicht om het pensioen van de werknemer zo spoedig mogelijk buiten de onderneming veilig te stellen. Het geld had gereserveerd moeten staan. Bovendien draagt het bij aan concurrentievervalsing en -verstoring indien verzoekers slechts een klein percentage van de verschuldigde premies zouden moeten betalen. Door het akkoord wordt verzoeker bevooroordeeld ten opzichte van andere ondernemingen in de branche die wel aan hun verplichtingen hebben voldaan. Verder meent AZL dat de aangeboden regeling onvoldoende is onderbouwd. Tot slot stelt AZL zich op het standpunt dat de aangeboden schuldregeling niet het maximaal haalbare is. Verzoeker heeft nog een werkend leven voor zich en heeft een vaste aanstelling voor 40 uur per week. Hij is daarom in staat om over een langere periode de openstaande vordering in zijn geheel af te lossen. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft AZL geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.
Debtt
Debtt heeft in haar contacten met schuldhulpverlening geen reden voor weigering van de aangeboden regeling kenbaar gemaakt. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Debtt ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van AZL en Debtt bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of AZL en Debtt in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van AZL en Debtt een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast van in totaal 4,2%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk zeventien van de negentien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan. Daarnaast is ook het UWV, die pas na het versturen van de eerste aanbodbrief aangaf een vordering te hebben, akkoord gegaan met de aangeboden regeling.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker beschikt over een fulltime baan, op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Hij werkt 40 uur in de week. Dat betekent dat verzoeker reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week. Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoeker heeft budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Ten aanzien van de vordering van AZL stelt de rechtbank vast dat de onderneming inmiddels drie jaar geleden is gestaakt. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat er bij verzoeker tijdens de bedrijfsvoering sprake was van kwade opzet, dan wel de bedoeling om schuldeisers te benadelen om er zelf beter van te worden. Het handelen van verzoeker ten aanzien van het Pensioenfonds vormt daarom geen aanleiding om het verzoek tot toepassing van een gedwongen regeling af te wijzen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het op voorhand niet onaannemelijk is dat verzoeker tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zal worden toegelaten. Daarbij merkt de rechtbank op dat de vordering van AZL buiten de driejaarstermijn van artikel 288 Fw valt. De uitwerking van dit voorstel zal verder naar verwachting een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van AZL en Debtt, die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om AZL en Debtt te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
AZL en Debtt zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt AZL en Debtt om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt AZL en Debtt in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.