ECLI:NL:RBROT:2025:1810

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
ROT 24/2038
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging nationaliteitsgegevens in de Basisregistratie Personen (Brp) en strijdigheid met de AVG

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep van een eiser, die verzocht om wijziging van zijn nationaliteitsgegevens in de Basisregistratie Personen (Brp). De eiser, geboren in 2012, had naast de Nederlandse nationaliteit ook de Turkse nationaliteit geregistreerd gekregen, zonder medeweten van zijn ouders. De registratie van de Turkse nationaliteit werd op 31 januari 2015 beëindigd, maar de code 404, die deze beëindiging aanduidt, bleef in de Brp staan. De eiser en zijn moeder dienden een verzoek in om deze gegevens te verwijderen, omdat zij van mening waren dat de registratie in strijd was met de Wet Brp en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De rechtbank oordeelde dat de registratie van de code 404 in de Brp niet in overeenstemming was met de Wet Brp, die bepaalt dat geen gegevens over een vreemde nationaliteit mogen worden opgenomen naast gegevens over het Nederlanderschap. De rechtbank vernietigde het besluit van de gemeente Vlaardingen om de nationaliteitsgegevens niet te wijzigen en droeg de gemeente op om alle verwijzingen naar de Turkse nationaliteit van de eiser volledig uit de Brp te verwijderen. De rechtbank concludeerde dat de wetgever geen onderscheid wilde maken tussen bestaande en nieuwe inschrijvingen en dat de registratie van de code 404 een persoonsgegeven is dat niet langer bewaard mocht blijven. De rechtbank besloot dat de eiser recht had op vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/2038

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 februari 2025 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiserWettelijke vertegenwoordiger: [naam moeder] (eisers moeder).

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen, verweerder
(gemachtigden: [persoon A] en [persoon B] ).

Inleiding

1. Bij besluit van 27 december 2023 heeft verweerder het verzoek van eiser tot het verwijderen van nationaliteitsgegevens in de Basisregistratie Personen (Brp) afgewezen.
1.1.
Eiser heeft tegen dit besluit rechtstreeks beroep ingesteld. Verweerder heeft hiermee ingestemd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiser heeft aanvullende gronden ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 20 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de ouders van eiser ( [naam moeder] en [naam vader] ) en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiser is op [geboortedatum] 2012 geboren op [geboorteplaats] en daar in de basisregistratie persoonsgegevens opgenomen met alleen de Nederlandse nationaliteit. Eiser is in 2013 verhuisd naar Rotterdam. Bij de inschrijving in Rotterdam is in de Brp (buiten medeweten van de ouders) naast de Nederlandse nationaliteit van eiser ook de Turkse nationaliteit opgenomen.
2.2.
De registratie van de Turkse nationaliteit is op 31 januari 2015 beëindigd. Daarna is in de Brp de code 404 opgenomen, wat staat voor ‘beëindiging registratie (niet-Nederlandse) nationaliteit’. Deze verwijzing ziet op de eerdere registratie van de Turkse nationaliteit van eiser in de Brp.
2.3.
Op 3 september 2023 heeft eisers moeder een correctieverzoek ingediend bij verweerder, waarin zij verzoekt om de wijziging van gegevens in de Brp op grond van artikel 2.58, eerste lid, van de Wet Brp, met betrekking tot eiser. Het specifieke verzoek betrof het verwijderen van de vermelding van de Turkse nationaliteit van eiser, die voorheen geregistreerd stond naast zijn Nederlandse nationaliteit. Omdat de registratie van de Turkse nationaliteit op 31 januari 2015 is beëindigd, houdt het verzoek in dat zowel de vermelding van de categorie 4, met betrekking tot de Turkse nationaliteit, als de daaropvolgende beëindiging met code 404, volledig worden verwijderd uit de Brp. Het doel is dat van eiser uitsluitend de Nederlandse nationaliteit is geregistreerd en elke verwijzing naar een volgens eiser niet bestaande andere nationaliteit uit de systemen is verwijderd.
2.4.
Verweerder heeft het Adviesbureau van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) om advies gevraagd. Uit het advies van 18 december 2023 volgt dat de Turkse autoriteiten de Nederlandse overheid hebben uitgelegd dat een persoon op grond van de Turkse nationaliteitswetgeving de Turkse nationaliteit bij geboorte uit een Turkse ouder verkrijgt op grond van artikel 7 van de Turkse nationaliteitswet. Om de Turkse nationaliteit te verkrijgen is het niet nodig dat een persoon zich bij de Turkse autoriteiten heeft geregistreerd. Wanneer een persoon de Turkse nationaliteit bezit, dan moet deze nationaliteit op basis van de Wet Brp in de Brp worden geregistreerd. Dat kan alleen als de persoon niet ook de Nederlandse nationaliteit heeft. Met de bij de Wet Brp horende uitvoeringsregeling, het Logisch Ontwerp versie 3.9 (ingangsdatum 31 januari 2015), is geregeld dat de bijhouding van de registratie van de vreemde nationaliteit, die nog naast de Nederlandse nationaliteit geregistreerd staat in de Brp, wordt beëindigd en naar de historie wordt verplaatst. De procedure staat beschreven in paragraaf 6.2.7 van de Handleiding Uitvoeringsprocedures (HUP). Gegevens over de nationaliteit zijn algemene gegevens. Algemene gegevens worden nooit verwijderd uit de Brp, met uitzondering van gegevens in verband met een adoptie of een geslachtswijziging.
2.5.
Bij het besluit van 27 december 2023 heeft verweerder het verzoek van eiser betreffende de wijziging van de nationaliteitsgegevens in de Brp op grond van artikel 2.58, eerste lid, van de Wet Brp, afgewezen. Volgens verweerder is de registratie van de Turkse nationaliteit van eiser en de beëindiging van deze registratie volgens de geldende wet- en regelgeving uitgevoerd.

Wettelijk kader

Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU 2016/679)
Artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a, van de AVG bepaalt dat persoonsgegevens gewist moeten worden wanneer ze niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze zijn verzameld of anderszins verwerkt.
Wet Basisregistratie Personen
Artikel 2.7
1. In de basisregistratie worden over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:
a. algemene gegevens:
(…)
5° gegevens over de nationaliteit, met dien verstande dat geen gegevens over een vreemde nationaliteit worden opgenomen naast gegevens over het Nederlanderschap of het feit dat de betrokkene als Nederlander wordt behandeld;
Artikel 2.58
1. Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, of op wissing van gegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening, bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. Het college van burgemeester en wethouders geeft aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling.
3. Het college voldoet binnen vier weken aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, en kan de termijn, voor zover noodzakelijk, met telkens acht weken verlengen, indien het verzoek gegevens over de burgerlijke staat of de nationaliteit betreft. Het college doet terstond mededeling van de verlenging aan de verzoeker.
4. Artikel 2.55, tweede en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5. Het college van burgemeester en wethouders doet van de uitvoering van het verzoek terstond mededeling aan de verzoeker.
Besluit en Regeling basisregistratie personen
Het besluit BRP bevat in artikel 3 en 4 regels voor een systeembeschrijving voor de registratie van personen door de Minister. Hieraan is verder invulling gegeven met de Regeling BRP, die in artikel 2 en 3 het Logisch Ontwerp BRP aanwijst als de systeembeschrijving. Het Logisch Ontwerp BRP maakt als bijlage 1 onderdeel uit de van de Regeling. Het Logisch Ontwerp geeft (technische) regels over onder andere de wijze van wijziging of verwijdering van gegevens.
Handleiding Uitvoeringsprocedures (HUP)
Paragraaf 6.2.7. van de HUP houdt onder meer in:
“Bij verkrijging van het Nederlanderschap moet de bijhouding van de vreemde nationaliteit(en) worden beëindigd. Dit wordt tot uiting gebracht door in de stapel waarin een vreemde nationaliteit is opgenomen, een actuele categorie op te nemen waarbij met een code wordt aangegeven dat de bijhouding van deze nationaliteit is beëindigd. Het betreft hier de code 404 in rubriek 04.64.10”.

Beoordeling door de rechtbank

Code 404
3. Eiser voert allereerst aan dat de registratie van de Turkse nationaliteit onjuist is, nu hij nooit een andere nationaliteit dan de Nederlandse heeft gehad. Turkije weet niet van zijn bestaan af. Verder is de registratie van de code 404 in de Brp volgens eiser in strijd met artikel 2.7, eerste lid, aanhef, onder a en (nu) onder 5, van de Wet Brp. Hij verwijst hierbij naar de Nota van wijziging over de nieuwe regels voor de Wet Brp (Kamerstukken II 2012/2013, 33 219, nr. 9). Het registreren van code 404 is in strijd met de gelijke behandeling van nieuwe en bestaande inschrijvingen, die de wetgever nu juist heeft beoogd met de Wet Brp. In de Brp van de jongere broer en zus van eiser is code 404 niet opgenomen. De weigering de registratie te verwijderen is volgens eiser ook in strijd met artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a, van de AVG. Eiser verwijst hierbij naar het advies van de Raad van State (Kamerstukken II 2012/2013, 33 219, nr. 10). Ook de bepaling in het Logisch Ontwerp 3.9, waar verweerder naar verwijst, is volgens eiser in strijd met de Wet Brp en de AVG. De wetgever heeft met het wissen van gegevens duidelijk iets anders bedoeld dan gegevens te beëindigen en naar de historie te plaatsen. Eiser wijst verder op de reactie van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) waaruit volgt dat verwijdering van deze gegevens zou moeten kunnen, maar dat het aan de gemeente is om te beslissen of zij de gegevens over de vreemde nationaliteit wil verwijderen. Volgens eiser is door de wetgever en destijds door de gemeente Rotterdam in 2015 het vertrouwen gewekt dat een vreemde nationaliteit met ingang van februari 2015 geheel zou worden verwijderd bij burgers met de Nederlandse nationaliteit, en dat deze dus ook niet meer oproepbaar of o een andere manier herleidbaar zou zijn.
3.1.
Verweerder heeft toegelicht dat de beëindiging van de registratie van de Turkse nationaliteit van eiser is uitgevoerd conform het Logisch Ontwerp versie 3.9, met als ingangsdatum 31 januari 2015, waarin is bepaald dat en hoe de bijhouding van de registratie van een vreemde nationaliteit naast de Nederlandse nationaliteit wordt beëindigd. Volgens verweerder gaat het om algemene gegevens als bedoeld in de Wet Brp en worden die, behoudens uitzonderingen die hier niet van toepassing zijn, niet verwijderd. Verweerder ziet de geregistreerde code niet als persoonsgegeven. De code heeft tot doel een duidelijk en accuraat historisch overzicht te bieden van de persoonsgegevens.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat het Logisch Ontwerp en de HUP waar die inhouden dat de beëindiging van de registratie van een nationaliteit bij de historische gegevens als code zichtbaar blijft, niet in lijn zijn met de Wet Brp. De rechtbank licht dit hierna toe.
3.3.
Uit artikel 2.7, eerste lid, aanhef, onder a en onder 5, van de Wet Brp, volgt dat gegevens over de nationaliteit worden ingeschreven in de Brp, met dien verstande dat geen gegevens over een vreemde nationaliteit worden opgenomen naast gegevens over het Nederlanderschap of het feit dat de betrokkene als Nederlander wordt behandeld.
Dit onderdeel van artikel 2.7 van de Wet Brp is in 2015 in werking getreden en in de wetsgeschiedenis is hierover het volgende opgenomen:
“De aanleiding voor deze wijziging is het oplossen van een gevoelig maatschappelijk probleem, dat wordt veroorzaakt door de registratie van gegevens over de vreemde nationaliteit naast de Nederlandse nationaliteit in de huidige gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Het kabinet acht het ongewenst dat burgers die Nederlander zijn en tevens een of meer vreemde nationaliteiten bezitten, maar zich uitsluitend Nederlander voelen, ongewild en voortdurend, over meerdere generaties,
vanuit de basisregistratie personen worden geconfronteerd met hun vreemde nationaliteit(en). Een quickscan onder gemeenten in 2009 heeft uitgewezen dat bijna 10% van de gemeenten in het jaar voorafgaand aan de quickscan klachten heeft ontvangen over de registratie van de vreemde nationaliteit(en) naast het Nederlanderschap. Tevens is in deze quickscan naar voren gekomen dat er personen zijn die zich uitsluitend Nederlander
voelen en niet met een vreemde nationaliteit in de bevolkingsadministratie geregistreerd willen worden.
Het kabinet meent dat de registratie van gegevens over de vreemde nationaliteit van deze personen in de Brp in lijn moet worden gebracht met de omstandigheid dat deze personen zich uitsluitend Nederlander voelen. Hiermee komt het kabinet enerzijds tegemoet aan de bezwaren van deze personen. Anderzijds wordt bewerkstelligd dat het niet langer vermelden van de vreemde nationaliteit(en) naast de Nederlandse nationaliteit voor álle ingeschrevenen (zowel de nieuwe als de bestaande gevallen) wordt ingevoerd, omdat het kabinet het uitgangspunt wil waarborgen van een betrouwbare en consistente registratie van persoonsgegevens.
(…)
Het registreren van gegevens over de vreemde nationaliteit van personen die de Nederlandse nationaliteit van rechtswege hebben verkregen is, zo concludeert het CBP, blijkbaar niet
(meer) noodzakelijk. Aangezien verwerking van niet noodzakelijke gegevens niet in overeenstemming is met de beginselen van de privacy, zoals die in de GBA en de Brp worden gevolgd, vroeg het CBP zich af waarom niet is gekozen voor het ambtshalve verwijderen van de gegevens over de vreemde nationaliteit van alle reeds ingeschreven
personen die ook over de Nederlandse nationaliteit beschikken. Aan het bezwaar van het CBP (en de Afdeling advisering van de Raad van State) wordt in de huidige opzet van de nota van wijziging geheel tegemoet gekomen.” (Nota van wijziging over de nieuwe regels voor de Wet Brp, Kamerstukken II 2012/2013, 33 219, nr. 9).
3.4.
Het advies van de Raad van State over de nieuwe regels voor de Wet Brp (Kamerstukken II 2012/2013, 33 219, nr. 10) houdt het volgende in:
“De Afdeling heeft op zichzelf begrip voor de aanzienlijke uitvoeringslasten. Dat kan er echter niet aan afdoen dat het voorstel zal leiden tot een onderscheid binnen de groep Nederlanders die het Nederlanderschap van rechtswege hebben verkregen, tussen diegenen wier vreemde nationaliteit wél geregistreerd is en zal blijven en diegenen voor wie dat niet meer het geval zal zijn. Aldus ontstaat een situatie die op gespannen voet komt te staan met de Europese privacyrichtlijn. Immers, het voorstel brengt met zich dat het gegeven van de vreemde nationaliteit van personen die behoren tot de eerst bedoelde categorie in de basisregistratie bewaard zal blijven, terwijl de regering een dergelijke registratie, gelet op de toelichting, op zich zelf niet langer noodzakelijk acht voor de uitvoering van overheidstaken. (…) Het behoud van de al bestaande registraties van de vreemde nationaliteit van Nederlanders die het Nederlanderschap van rechtswege hebben verkregen, is kwetsbaar uit het oogpunt van de Europese privacyrichtlijn die bepaalt dat persoonsgegevens niet langer worden bewaard dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt”.
3.5.
De wetgever heeft dus bepaald dat de registratie van gegevens over de vreemde nationaliteit achterwege blijft als er al gegevens over de Nederlandse nationaliteit in de Brp zijn opgenomen. Gelet op de wetsgeschiedenis, waarin het doel van de wetgever duidelijk tot uitdrukking komt, is de rechtbank van oordeel dat de registratie van categorie 4 en de registratie van de code 404 in de Brp, na verwijdering van de vreemde nationaliteit, in strijd is met het doel en de strekking van artikel 2.7 eerste lid, aanhef, onder a en onder 5 van de Wet Brp. Uit de wetgeschiedenis volgt immers dat de wetgever wil dat gegevens over een andere nationaliteit dan de Nederlandse niet meer in de Brp zijn opgenomen. Mede uit de reactie op de adviezen van het CBP en de Afdeling advisering van de Raad van State volgt dat de wetgever geen onderscheid wilde tussen bestaande en nieuwe gevallen. Met de werkwijze overeenkomstig het Logisch Ontwerp en de HUP wordt daaraan niet voldaan. Bij inschrijvingen van na 31 januari 2015 is immers niets in de Brp over een andere nationaliteit geregistreerd (zoals bij het broertje en zusje van eiser), terwijl zoals in het geval van eiser, de code bij de historische gegevens verwijst naar een andere nationaliteit. Gelet op de bewuste (latere) keuze van de wetgever gaat dit voor op de regel dat de historie van algemene gegevens, waaronder ook nationaliteit valt, bewaard blijft (Kamerstukken II 2012/2013, 33 219, nr. 3., p. 126).
3.6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het Logisch Ontwerp (en daarmee ook de HUP) ten aanzien van de registratie van verwijderde vreemde nationaliteit onverbindend is. Dit betekent dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit vernietigd moet worden. Verweerder zal de Turkse nationaliteit van eiser volledig uit de (historie van de) Brp moeten verwijderen, zonder enige vermelding van de beëindiging van de nationaliteit in het systeem (de registratie van categorie 4 of code 404).
3.7.
Het standpunt van verweerder dat de code 404 in de Brp een administratieve aanduiding is van de beëindiging van een eerdere registratie en dat de code niet direct persoonsgegevens bevat, en dat deze registratie bijdraagt aan de transparantie en volledigheid van de administratie, wat van essentieel belang is voor het correct beheren van persoonsgegevens binnen de overheid, volgt de rechtbank niet. Uit de code valt immers te herleiden dat eiser in de Brp geregistreerd stond met een vreemde nationaliteit, terwijl uit artikel 2.7 van de Wet Brp volgt dat in de Brp geen gegevens over een vreemde nationaliteit worden opgenomen naast gegevens over het Nederlanderschap of het feit dat de betrokkene als Nederlander wordt behandeld. Daarmee is deze codering tevens een persoonsgegeven als bedoeld in de AVG.
3.8.
De rechtbank overweegt verder dat op een verzoek om wissing van persoonsgegevens op grond van artikel 2.58 van de Wet Brp, de AVG van toepassing is. Artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a, van de AVG bepaalt dat persoonsgegevens gewist moeten worden wanneer ze niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze zijn verzameld of anderszins verwerkt. In de onderhavige zaak is niet gebleken dat de vreemde nationaliteit van eiser niet volledig gewist kan worden, omdat die gegevens nog nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze zijn verzameld of anderszins verwerkt. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt juist dat er geen noodzaak meer bestaat die gegevens nog langer te bewaren. Ook gelet hierop heeft verweerder ten onrechte geen gehoor gegeven aan het verzoek tot wijziging of verwijdering van de gegevens.
3.9.
Ook op deze grond kan het bestreden besluit niet in stand blijven. Dat betekent dat verweerder ten onrechte niet tot verwijdering van code 404 is overgegaan. Of eiser al dan niet de Turkse nationaliteit heeft (gehad) kan gelet op het voorgaande in het kader van deze zaak in het midden blijven. Iedere verwijzing daarnaar moet immers worden verwijderd. De rechtbank laat daarom wat eiser heeft aangevoerd over de Turkse nationaliteit buiten bespreking
.
Gedeelde gegevens
4. Eiser voert verder aan dat hij pas sinds 2024 weet dat zijn gegevens in strijd met de wet en de AVG zijn bijgehouden en ook zijn gedeeld met andere instanties. Daar ondervindt hij nu en in de toekomst schade van, aangezien dat gegeven niet zomaar weg is bij de andere instanties. Eiser weet ook niet wat er verder met dat gegeven wordt gedaan. De overheid is mede om die reden ook schadeplichtig jegens eiser voor de (toekomstige) schade die hij daardoor lijdt, aldus eiser. Eiser vindt ook dat verweerder aan andere instanties de opdracht moet geven om de gegevens te verwijderen.
4.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De onderhavige zaak gaat over het verzoek van eiser tot verwijdering van (verwijzingen naar) de Turkse nationaliteit in de Brp en niet om het verzoek tot inzage van de gegevens die met andere instanties zijn gedeeld. De rechtbank komt daarom niet toe aan de vraag of eiser wegens het delen van de gegevens door verweerder voor schadevergoeding in aanmerking dient te komen en of verweerder andere instanties opdracht zou moeten geven tot wissing van gegevens.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit wordt vernietigd. Gelet op de aard van het gebrek in het bestreden besluit ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank draagt verweerder op de gegevens over, of die verwijzen naar, de Turkse nationaliteit van eiser in de Brp (dus ook de registratie van categorie 4 en de code 404) volledig te verwijderen.
6. Omdat de ouders van eiser in persoon procederen bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in de onderhavige zaak. Verweerder dient wel het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 27 december 2023;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
-draagt verweerder op met inachtneming van deze uitspraak de (verwijzing naar een andere of) Turkse nationaliteit van eiser volledig uit de Brp te verwijderen, zonder enige vermelding van de beëindiging van de Turkse nationaliteit in het systeem van verweerder;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2025.
De griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.