Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 13 februari 2025 in de zaak tussen
[fabricant 1] , uit [vestigingsplaats 1] ,
tezamen [naam fabricant]),
Autoriteit Consument & Markt (de ACM), verweerster
Procesverloop
Overwegingen
Beoordeling van het beroep
- op 16 november 2017 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen VGZ, CZ, ZIN en het CWZ waarbij is gezegd dat de zorgverzekeraars per 1 januari 2018 zouden stoppen met de vergoeding van [CDCA-merknaam] ;
- op of rond 23 december 2017 is een "Voorstel CDCA" rondgestuurd. Op basis van informatie die abusievelijk niet onleesbaar is gemaakt, is duidelijk welke personen bij dit voorstel betrokken waren ( [naam fabricant] heeft een screenshot met namen overgelegd). Volgens [naam fabricant] blijkt daaruit dat een voorstel om door te gaan met de magistrale bereiding is gedeeld tussen in elk geval de vier grootste zorgverzekeraars, het AUMC, het CWZ (dat ten minste 40 van de 63 Nederlandse CTX-patiënten behandelt) en Stichting Pharmagister;
- op 29 december 2017 heeft de voorzitter van de Raad van Bestuur van CbusineZ in elk geval ook VWS geïnformeerd over het collectieve besluit van de zorgverzekeraars om de vergoeding van [CDCA-merknaam] te staken en in plaats daarvan de goedkopere, ongeregistreerde magistrale bereiding te vergoeden;
- op 21 maart 2018 vond er een bespreking plaats getiteld "Overleg CTX-CDCA", waarbij vertegenwoordigers van de zorgverzekeraars aanwezig waren;
- voor zover de zorgverzekeraars patiënten niet al zelf hadden geïnformeerd, is dat ook nog eens via de patiëntenvereniging en de behandelaren van verzekerde patiënten gebeurd, onder meer tijdens twee bijeenkomsten voor CTX-patiënten op 17 oktober 2017 en op 24 februari 2018 waar is gesproken over het stoppen van de vergoeding van [CDCA-merknaam] en de beschikbaarheid van de vervangende magistrale bereiding (die wel werd vergoed);
- het gezamenlijke besluit van de zorgverzekeraars om te stoppen met de vergoeding van [CDCA-merknaam] en dit te vervangen door de magistrale bereiding is ook expliciet genoemd in het Informatieblad voor artsen;
- per e-mail van 13 september 2018 heeft ZN namens alle zorgverzekeraars gezamenlijk gereageerd op het concept-rapport van ZIN over de opname van [CDCA-merknaam] in het geneesmiddelenvergoedingensysteem (GVS);
- op 13 maart 2019 heeft ZN een e-mail aan VWS gestuurd waaruit de gezamenlijke positie van de zorgverzekeraars blijkt:
“Jullie gaven aan niet te gaan onderhandelen, omdat het macro bedrag te gering is. Zorgverzekeraars zijn het er over eens dat CDCA NIET moet worden opgenomen in het GVS";
- op 21 maart 2019 (bedoeld is: 15 mei 2019) heeft [naam 2] van ZN aan [naam fabricant] geschreven dat het niet wil onderhandelen met [naam fabricant] . [naam fabricant] heeft deze e-mail aan de ACM overgelegd. De ACM heeft op de e-mail de tekst "BEWIJS BOYCOT" geplaatst.
Uit e-mailwisselingen met VGZ, Zilveren Kruis en Menzis komt naar voren dat vooral het door [naam fabricant] niet vooraf willen overleggen van een prijsvoorstel, zoals verzocht door de individuele zorgverzekeraars, en/of het door [naam fabricant] vereisen van een geheimhoudingsovereenkomst een aanvang van daadwerkelijke onderhandelingen met de individuele zorgverzekeraars in de weg stond. Dat zorgverzekeraars onder deze omstandigheden niet (verder) met [naam fabricant] in onderhandeling zijn getreden, wijst als zodanig niet op gecoördineerd gedrag of een collectieve boycot. Ook het door [naam fabricant] ingebrachte rapport van een door haar ingeschakeld extern consultancy bureau, dat zou aantonen dat de dominante strategie van zorgverzekeraars het niet-onderhandelen zou zijn omdat ze wisten dat er een alternatieve behandeling tegen lagere kosten op de Nederlandse markt zou komen, bevat geen aanwijzingen voor gecoördineerd gedrag. Hoewel het stopzetten van vergoeding voor [CDCA-merknaam] ter sprake kwam tijdens overleggen tussen de zorgverzekeraars, onder meer met ZIN en VWS, heeft iedere zorgverzekeraar zelfstandig een beslissing genomen. Iedere zorgverzekeraar koos een eigen benadering om de zorgkosten te drukken. Zorgverzekeraars zijn individueel met [naam fabricant] in gesprek gegaan. Dat ZN niet namens alle zorgverzekeraars met [naam fabricant] in onderhandeling wilde treden en wel reageerde op het rapport van ZIN, kan dan ook niet worden toegeschreven aan een collectieve boycot om [CDCA-merknaam] van de markt te weren. Het is juist dat zorgverzekeraars na het uitblijven van een onderhandelingsresultaat wachtten op het advies van ZIN en de beslissing van VWS op de aanvraag van [naam fabricant] om [CDCA-merknaam] op te nemen in het GVS. Het uitblijven van een beslissing, kwam doordat [naam fabricant] niet de gevraagde toelichting gaf over de kosteneffectiviteit en is ook niet af te schuiven op een collectief optreden van alle zorgverzekeraars. Dat de betreffende zorgverzekeraars ieder voor zich kozen voor de voor henzelf meest optimale kosten/baten afweging, duidt op zichzelf niet op gecoördineerde gedragingen of een gezamenlijke strategie om [CDCA-merknaam] van de markt te verwijderen.
doeltreffendekarakter van het onderzoek is specifiek van belang dat, wanneer de ACM in de verwante zaak al veel onderzoek heeft verricht naar de betwiste gedragingen, het argument dat een zelfstandig, nader onderzoek een aanzienlijke inzet van mensen en middelen vergt die ten koste gaat van de onderzoekscapaciteit van de ACM in andere zaken, aan gewicht verliest. Tegelijk kan de ruime aanwezigheid van reeds verricht onderzoek voor het
doelmatigekarakter van het onderzoek meebrengen dat - sterker dan bij een initieel onderzoek zonder verwante zaak - eerder vaststaat of al dan niet vermoedelijk sprake is van een overtreding.
Het argument dat door de magistrale bereiding juist meer concurrentie is ontstaan en dat handhavend optreden van de ACM deze concurrentie juist ongedaan zou maken, betekent niet zonder meer dat eventueel samenspannend gedrag van de zorgverzekeraars waarmee die concurrentie tot stand is gekomen daarmee niet schadelijk zou kunnen zijn voor de consumentenwelvaart. De redenering van de ACM lijkt ervan uit te gaan dat ‘het doel de middelen heiligt’. Dit kan echter slechts worden beoordeeld na de middelen zorgvuldig te hebben onderzocht om vervolgens af te wegen of die gerechtvaardigd zijn met het oog op het te bereiken doel. Daarbij speelt ook een rol of er andere mogelijkheden waren om hetzelfde doel te bereiken, waaronder andere mogelijkheden om in meer concurrentie te voorzien. Een gedraging van de ene partij is in elk geval niet gerechtvaardigd enkel omdat de gedraging van de andere partij onrechtmatig was. Daarmee wil de rechtbank niet zeggen dat er in dit geval zonder meer sprake is van een overtreding en evenmin dat een eventuele overtreding gerechtvaardigd is vanwege het gedrag van [naam fabricant] dat centraal staat in de verwante zaak. Wel concludeert de rechtbank dat de ACM onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen schade voor de consumentenwelvaart is opgetreden door het handelen van de zorgverzekeraars.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr. C.J. Wolswinkel, leden, in aanwezigheid van mr.M. Traousis-van Wingaarden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2025.