ECLI:NL:RBROT:2025:1789

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
ROT 24/578, ROT 24/581 en ROT 24/584
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot nihil vaststelling van tegemoetkomingen op grond van de NOW-regelingen en terugvordering van voorschotten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had aanvragen ingediend voor tegemoetkomingen op basis van de NOW-3, NOW-4 en NOW-6, maar verweerder heeft de definitieve vaststellingen op nihil gesteld en de aan eiseres betaalde voorschotten teruggevorderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, ondanks herhaalde herinneringen, geen aanvragen om vaststelling van de tegemoetkomingen heeft ingediend, waardoor haar recht op deze tegemoetkomingen niet kon worden berekend. Eiseres voerde aan dat het onredelijk was dat haar aanvragen waren afgewezen, omdat zij geen gespecialiseerde accountantsverklaring kon aanleveren vanwege de kosten. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder terecht de besluiten tot nihil vaststelling heeft genomen en de voorschotten heeft teruggevorderd. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees het verzoek om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 24/578, ROT 24/581 en ROT 24/584

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres,

(gemachtigde: mr. N. El Allali),
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,namens deze: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: mr. H.J.J. Verhoeven).

Procesverloop

ROT 24/578
Met het besluit van 7 september 2023 heeft verweerder de definitieve tegemoetkoming op grond van de Vierde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-4) voor eiseres vastgesteld op nihil (nihil vaststelling) en het aan haar uitbetaalde voorschot van € 68.670 van haar teruggevorderd.
Met het besluit van 14 september 2023 heeft verweerder het bedrag van € 68.670 van eiseres ingevorderd.
Met het besluit van 30 november 2023 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de vermelde besluiten ongegrond verklaard.
ROT 24/581
Met het besluit van 13 september 2023 heeft verweerder de definitieve tegemoetkoming op grond van de Zesde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-6) voor eiseres vastgesteld op nihil (nihil vaststelling) en het aan haar uitbetaalde voorschot van € 82.446 van haar teruggevorderd.
Met het besluit van 19 september 2023 heeft verweerder het bedrag van € 82.446 van eiseres ingevorderd.
Met het besluit van 30 november 2023 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de vermelde besluiten ongegrond verklaard.
ROT 24/584
Met het besluit van 6 september 2023 heeft verweerder de definitieve tegemoetkoming op grond van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3) voor eiseres vastgesteld op nihil (nihil vaststelling) en het aan haar uitbetaalde voorschot van € 34.938 van haar teruggevorderd.
Met het besluit van 12 september 2023 heeft verweerder het bedrag van € 34.938 van eiseres ingevorderd.
Met het besluit van 30 november 2023 (het bestreden besluit 3) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de vermelde besluiten ongegrond verklaard.
ROT 24/578, ROT 24/581 en ROT 24/584
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten afzonderlijke beroepen pro forma ingesteld en vervolgens een inhoudelijk beroepschrift voor alle beroepen ingediend.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 2 december 2024 gevoegd op zitting behandeld.
Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres heeft aanvragen ingediend voor tegemoetkomingen op grond van de NOW3, NOW-4 en NOW-6. Verweerder heeft daarop aan eiseres tegemoetkomingen toegekend en haar voorschotten betaald. [1]
2. Aan de nihil vaststellingen, tot handhaving waarvan de bestreden besluiten strekken, heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres, ondanks herhaalde herinneringsbrieven met nadere termijnen, geen aanvragen om vaststelling van de tegemoetkomingen NOW heeft ingediend, zodat haar recht daarop niet kan worden berekend. [2]
3. Eiseres voert in beroep aan dat het onredelijk is dat de aanvragen zijn afgewezen, omdat het niet mogelijk was om een gespecialiseerde accountantsverklaring aan te leveren omdat zij een kleine onderneming is en de kosten daartoe te hoog waren om in verhouding te staan met de ontvangen subsidies. Eiseres geeft in haar beroep aan dat zij kennis heeft genomen van de uitleg en voorwaarden van de NOW, maar dat zij zich niet realiseerde dat het verwerven van een accountantsverklaring dermate lastig en kostbaar was. Zij stelt dat verweerder in het geheel geen belangenafweging heeft gemaakt ten aanzien van de terugvordering van de voorschotten.
4. Het geschil ziet op de vraag of verweerder terecht heeft besloten de definitieve vaststellingen op nihil te stellen en of verweerder de aan eiseres betaalde voorschotten terecht heeft teruggevorderd.
5. De rechtbank stelt voorop dat, ofschoon de bestreden besluiten reppen van ‘incomplete aanvragen’, op grond van nihil vaststellingen, het verweerschrift en hetgeen ter zitting is besproken als vaststaand kan worden aangenomen dat eiseres in het geheel geen aanvragen definitieve vaststelling heeft ingediend. Nu zonder aanvragen verweerder geen berekeningen kon maken van de eiseres toekomende rechten op de toeslagen, heeft verweerder die terecht op nihil vastgesteld en de voorschotten als onverschuldigd betaald terug- en ingevorderd. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres daarover heeft aangevoerd geen grond om dat in strijd met het evenredigheidsbeginsel te achten. De omstandigheid dat de voormalige accountant van eiseres in gebreke is gebleven, is geen disculperende omstandigheid, nu eiseres verantwoordelijk is voor de keuze die zij maakt ten aanzien van degenen die zij inschakelt. Verder heeft eiseres niet eerder dan in beroep haar financiële situatie onderbouwd en pas op 28 februari 2024 en 23 april 2024 een kwijtscheldingsverzoek ingediend. Ter zitting is gebleken dat verweerder dit verzoek in behandeling heeft genomen, maar dat eiseres heeft nagelaten, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, nadere informatie over haar financiële situatie over te leggen die voor een goede beoordeling nodig zijn. Er is dan ook onvoldoende feitelijke grondslag te oordelen dat de gevolgen van de bestreden besluiten zo nadelig uitpakken voor eiseres dat deze onevenredig zijn in verhouding tot het belang van verweerder.
6. De slotsom is dat de beroepen ongegrond moeten worden verklaard. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Damen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voor de NOW-4 is de tegemoetkoming vastgesteld op € 85.839 en het voorschot op € 68.670.
2.Zie artikel 24, eerste lid, NOW-3, artikel 17, eerste lid, NOW-4 en artikel 17, eerste lid, NOW-6.