ECLI:NL:RBROT:2025:1767

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
ROT 24/3949
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen last onder dwangsom na intrekking door college

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 3 februari 2025, met zaaknummer ROT 24/3949, werd het beroep van eiser tegen een opgelegde last onder dwangsom beoordeeld. De last onder dwangsom was opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat eiser niet beschikte over de vereiste vergunning voor kamerbewoning. Eiser had bezwaar aangetekend tegen het besluit van het college, maar op 22 januari 2025 trok het college de last onder dwangsom in, omdat het pand waarin kamerbewoning plaatsvond leeg stond. Eiser's gemachtigde heeft vervolgens aangegeven dat hij eiser zou adviseren om het beroep in te trekken, en was niet aanwezig bij de zitting.

De rechtbank constateerde dat er materieel geen geschil meer bestond tussen eiser en het college, aangezien de last onder dwangsom was ingetrokken. Eiser had geen andere redenen aangevoerd voor een inhoudelijke beoordeling van het beroep, wat leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank heeft geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken en heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter M. Zoethout, in aanwezigheid van griffier H. Sabanovic. Een afschrift van het proces-verbaal is verzonden aan de betrokken partijen, met informatie over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/3949
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. J. Geelhoed),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. A.M.H. Dellaert).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een aan hem opgelegde last onder dwangsom.
1.1.
Met het primaire besluit van 9 augustus 2023 heeft het college aan eiser een last onder dwangsom opgelegd omdat hij niet beschikt over de vereiste vergunning voor kamerbewoning. Met het bestreden besluit van 6 maart 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
1.2.
Op 22 januari 2025 heeft het college de last onder dwangsom ingetrokken, omdat na een controle is gebleken dat het betreffende pand waarin sprake was van kamerbewoning leeg staat. De rechtbank heeft eiser vervolgens schriftelijk gevraagd of dit aanleiding geeft het beroep in te trekken. De gemachtigde van eiser heeft bij e-mailbericht van 27 januari 2025 laten weten dat hij eiser zal adviseren het beroep in te trekken en dat hij niet aanwezig zal zijn bij de zitting.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 februari 2025 op zitting behandeld. Partijen zijn niet verschenen. De rechtbank heeft na afloop van de zitting het onderzoek gesloten en onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank stelt vast dat de last onder dwangsom inmiddels is ingetrokken. Eiser heeft daarmee bereikt wat hij wilde. De gemachtigde van eiser heeft laten weten dat er materieel geen geschil meer bestaat tussen het college en eiser. Eiser heeft ook niet aangevoerd dat hij om een andere reden nog een belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Dit betekent dat het beroep daarom niet-ontvankelijk wordt verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang.
3. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4. De rechtbank heeft gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2025 door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.