ECLI:NL:RBROT:2025:1758

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
71/066009-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie wegens ernstige inbreuken op het recht op een eerlijk proces

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een geldbedrag van € 750.030,00. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf. Echter, de rechtbank heeft geoordeeld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging. Dit oordeel is gebaseerd op ernstige vormverzuimen die zijn gepleegd tijdens het opsporingsonderzoek, waaronder het aanpassen van een toestemmingse-mail van de rechter-commissaris. Deze wijziging heeft geleid tot onherstelbare inbreuken op het recht van de verdachte op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarheidsvinding ernstig is belemmerd door deze aanpassing en dat de verdediging niet adequaat in staat is gesteld om haar verweer te voeren. De rechtbank concludeert dat de belangen van de verdachte in aanzienlijke mate zijn geschaad door de onregelmatigheden in het dossier, waardoor de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 71/066009-21
Datum uitspraak: 12 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988
,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. M.M. Koers, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H. van Galen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Inleiding
Op 8 maart 2021 heeft een onbekend gebleven persoon twee bigshoppers met daarin een geldbedrag van € 750.030,00 aan de medeverdachte overhandigd op een openbare parkeerplaats in Sittard. De medeverdachte heeft deze bigshoppers vervolgens in de laadruimte gezet van de auto waarmee hij samen met de verdachte naar Sittard was gereden. Hierna zijn de verdachte en de medeverdachte door de politie aangehouden. Bij de verdachte en in de auto zijn pgp-telefoons aangetroffen.
4.2.
Verloop van het onderzoek
Naar de aangetroffen pgp-telefoons is onderzoek gedaan. In het dossier zit een (ongedateerd) A1-formulier waarin aanvullende toestemming voor onderzoek in metadata (Argus) is gevraagd. Daarin staat dat uit analyse van metadata is gebleken dat de bij de verdachte inbeslaggenomen telefoon met IMEI-nummer [nummer] aan een Sky-ID met een onbekende gebruikersnaam is gekoppeld.
Ook zit er in het einddossier op pagina 164 een toestemmingse-mail van de zaaksrechter-commissaris in het onderzoek Argus van 3 juni 2021. Hierin is de beslissing van de zaaksrechter-commissaris opgenomen waarin staat dat de aanvraag (met bijlage 126dd Sv) voldoende onderbouwd is, dat er een gerechtvaardigde verdenking is dat de hoofdsubjecten (genoemd in de tabel in de e-mail) deel uitmaken van een crimineel samenwerkingsverband en dat in dat verband gebruikt gemaakt wordt van de genoemde Sky-ID’s en telefoons. In de e-mail is onderstaande tabel opgenomen:
Nr.
Sky-ID
IMEI
Name (gebruikersnaam)
Gegevens geïdentificeerde gebruiker
1
[accountnaam 1]
[nummer]
[gebruikersnaam 1]
[verdachte]
In het dossier van de medeverdachte zit een beschikking van de rechter-commissaris van 23 februari 2023 naar aanleiding van een regiebijeenkomst in de strafzaken van de verdachte en medeverdachte. Uit de beschikking van de rechter-commissaris blijkt dat de raadsvrouw heeft gevraagd hoe de term ‘ [gebruikersnaam 1] ’ in het dossier is terechtgekomen en als een zoekterm is gebruikt. Ook heeft de raadsvrouw toen een aantal vragen gesteld over het A1-formulier. Dit hing samen met haar verzoek om een afschrift van de originele e-mail van de zaaksrechter-commissaris van 3 juni 2021 te verkrijgen. De officier van justitie heeft toen te kennen gegeven dat de dataset van verdachten zijn verkregen na goedkeuring van de zaaksrechter-commissaris van Argus. Ook heeft de officier van justitie toegezegd dat er een proces-verbaal van ter beschikking stelling zou worden verstrekt waarin wordt uitgelegd hoe, op basis waarvan en wanneer de goedkeuring is gekregen.
Op pagina 227 van het einddossier is de originele toestemmingse-mail van de zaaksrechter-commissaris van 3 juni 2021 in het onderzoek Argus toegevoegd. In die e-mail is onderstaande tabel opgenomen waarin bij gebruikersnaam niet ‘ [gebruikersnaam 1] ’ staat maar ‘onbekend’.
Nr.
Sky-ID
IMEI
Name (gebruikersnaam)
Gegevens geïdentificeerde gebruiker
1
[accountnaam 1]
[nummer]
onbekend
[verdachte]
Een verbalisant heeft op 8 februari 2023 een aanvullend proces-verbaal opgemaakt. Daarin staat dat tijdens het lopende onderzoek de gebruikersnaam van het Sky-ID [accountnaam 1] door hem is gewijzigd in [gebruikersnaam 1] en dat hij deze wijziging heeft aangebracht nadat hij in de chats had gelezen dat [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 1] werden gestuurd om geld op te halen. De goedkeuring van de zaaksrechter-commissaris zijn volgens de verbalisant op twee momenten in het dossier gekomen, namelijk
“een door mij abusievelijk aangepaste toestemming op pagina 164”en
“de oorspronkelijke, authentieke toestemming op p. 227”.De verbalisant verwijst vervolgens naar een ander proces-verbaal waarin de werkwijze is beschreven met betrekking tot de toestemmingse-mail.
In het proces-verbaal waarnaar wordt verwezen, opgemaakt op 13 maart 2023, staat dat de toestemmingse-mail van de rechter-commissaris zonder tussenkomst van het Openbaar Ministerie per abuis is doorgestuurd naar het politieteam. Ook wordt het volgende geverbaliseerd:
“Deze toestemmingsmail van de rechter-commissaris is vervolgens door het politieteam van het doelonderzoek 26Bury in twee versies doorgestuurd aan de zaaksofficier van het doelonderzoek 26Bury. Een van deze versies is inhoudelijk gewijzigd. Het Openbaar Ministerie onderzoek 26Bury heeft deze beide versies van de toestemmingsmail vervolgens verstrekt. Ten aanzien van de hierboven beschreven wijziging in de toestemmingsmail van de rechter-commissaris wordt verwezen naar het afzonderlijk opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met nummer: [proces-verbaalnummer] .”De rechtbank gaat ervan uit dat daarmee voormeld proces-verbaal opgemaakt op 8 februari 2023 wordt bedoeld.
Aan de raadsvrouw is nog een aanvullend proces-verbaal verstrekt. In dit proces-verbaal van, zo begrijpt de rechtbank, 10 januari 2023 is een uitgebreidere versie van een chatbericht van 8 maart 2021 opgenomen, die volgens de raadsvrouw ontlastend is voor haar cliënt. Dit proces-verbaal ontbreekt in het dossier van de rechtbank. De raadsvrouw heeft het betreffende proces-verbaal in ieder geval in februari 2023 opgeslagen en bij pleidooi overgelegd. Het proces-verbaal ontbreekt ook in het einddossier dat de rechtbank op 23 januari 2025 heeft ontvangen.
Ook ontbreekt in het dossier van de rechtbank het NFI-onderzoek aan de pgp-telefoon die bij de verdachte is aangetroffen. In het proces-verbaal van de zitting van 31 mei 2021 staat dat van het onderzoek nog resultaten worden verwacht.
4.3.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Er is sprake van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak onherstelbaar is tekortgedaan. De raadsvrouw verwijst hierbij naar het Zwolsman-arrest. De verdachte is in aanzienlijke mate in zijn belangen geschaad. Dit is onder meer gelegen in de vervalsing van de toestemmingse-mail van de rechter-commissaris, kennelijk om onregelmatigheden binnen het onderzoek te maskeren, maar ook op grond van meer onregelmatigheden in het dossier zoals het bewust buiten het dossier houden van potentieel ontlastende berichten. Er is hierdoor geen sprake meer van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM. Zo is buiten het dossier gehouden een proces-verbaal bevattende een chatgesprek waaruit zou blijven dat de medeverdachte voor deze geldoverdracht een andere persoon zou hebben willen meenemen, in het chatgesprek aangeduid met “ [naam] ”. Dit proces-verbaal heeft de advocaat toegestuurd gekregen maar is niet door de officier van justitie aan het dossier toegevoegd, zodat de rechtbank hiervan geen kennis heeft kunnen nemen.
Indien de rechtbank oordeelt dat de belangen van de verdachte op zichzelf niet of niet voldoende zouden zijn geschaad, is de raadsvrouw van mening dat er sprake is van zodanige zeer fundamentele inbreuken die op zichzelf de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie opleveren. Door het handelen van de verbalisanten is er sprake van zodanige ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde en het vertrouwen dat de procesdeelnemers in een gedegen politieonderzoek en de daaruit volgende juistheid van processen-verbaal en in casu rechterlijke beslissingen mogen en moeten hebben, dat het wettelijk systeem in de kern is geraakt doordat ernstig inbreuk is gemaakt op de fundamentele beginselen waarop het strafproces in de kern is gebaseerd. De raadsvrouw verwijst hierbij naar het Karman-arrest.
4.4.
Standpunt officier van justitie
Bij repliek ter terechtzitting heeft de officier van justitie zich op het volgende standpunt gesteld. In het kader van transparantie zijn er meerdere stukken in het dossier gevoegd. Er is een antwoord gekomen, namelijk dat het een verkeerde vermelding in de toestemmingse-mail is geweest. De officier van justitie bevestigt dat een verandering is aangebracht in de toestemmingsmail van de rechter commissaris. De officier van justitie heeft de werkwijze door de politie geïnterpreteerd als amateuristisch en enthousiast. De officier van justitie denkt dat mogelijk naar aanleiding van de gebruikersnaam van de medeverdachte de gebruikersnaam van de verdachte naar voren is gekomen. Er is sprake van onduidelijkheid, maar niet van een flagrante schending van de procesrechten en een schending van de rechten van de verdachte. Het openbaar ministerie is ontvankelijk. De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een eventueel ander rechtsgevolg. Voorts heeft de officier van justitie aangegeven dat het proces verbaal dat is toegestuurd aan de advocaat en opgenomen in het schriftelijk pleidooi ten onrechte niet in het rechtbankdossier is gevoegd.
4.5.
Beoordeling
4.5.1.
Juridisch kader
In artikel 359a Sv is bepaald welke rechtsgevolgen de rechtbank kan verbinden aan de vaststelling dat in het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en waarvan de rechtsgevolgen niet uit de wet blijken. Blijkens de wetsgeschiedenis zijn onder vormverzuimen ook begrepen normschendingen bij de opsporing. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie als rechtsgevolg van een vormverzuim slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889 toepassing van deze maatstaf als volgt verduidelijkt (rechtsoverweging 2.5.2):
“De strekking van deze maatstaf is dat in het geval dat een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM, niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging plaatsvindt. Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Daarbij moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat -in de bewoordingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens- “the proceedings as a whole were not fair”.
De Hoge Raad overweegt in dit arrest voorts (overweging 2.5.3):
“In gevallen waarin zich een of meerdere vormverzuimen hebben voorgedaan die aanvankelijk het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van de zaak in het gedrang hebben gebracht, maar die in voldoende mate zijn hersteld om het proces als geheel eerlijk te laten verlopen, biedt de onder 2.5.2 besproken maatstaf in beginsel geen ruimte voor niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging”.
4.5.2.
Overweging rechtbank
Door een verbalisant is een toestemmingse-mail van de rechter-commissaris aangepast en in het dossier gevoegd. Dit levert een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv op.
De rechtbank kan niet zonder meer vaststellen dat de toestemmingse-mail van de rechter-commissaris is gewijzigd om een ongeoorloofde zoekslag in de data te verhullen, zoals de verdediging heeft aangevoerd. Dat neemt echter het zeer kwalijke van dit vormverzuim niet weg, namelijk dat een rechterlijke, voor beroep vatbare beslissing achteraf is aangepast. Bovendien geldt dat dit alleen is achterhaald door de vasthoudendheid van de raadsvrouw.
Het behoeft geen toelichting dat de verdediging en de rechtbank op de inhoud van een processtuk moet kunnen vertrouwen. Enige uitleg over hoe het kan dat de beslissing abusievelijk is gewijzigd, is in het aanvullend proces-verbaal niet gegeven. De aanvullende processen-verbaal over de wijziging in de toestemmingse-mail zijn bovendien zonder enige toelichting in het dossier gevoegd. Ook de officier van justitie heeft, desgevraagd, op de terechtzitting geen toelichting hierop gegeven. Hij heeft evenmin onderzoek laten verrichten naar aanleiding van de inhoud van het proces-verbaal, noch daaraan enige conclusie verbonden. Naar het oordeel van de rechtbank had het wel op de weg van de officier van justitie gelegen om hier onderzoek naar te verrichten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat door de wijziging in de beslissing van de rechter-commissaris – waarvoor geen verklaring is gegeven – de waarheidsvinding door de rechtbank in ernstige mate is belemmerd waardoor het recht op een eerlijk proces van de verdachte als geheel niet kan worden verzekerd.
Evenmin is de rechtbank van oordeel dat met het proces-verbaal waarin aangegeven wordt dat de authentieke beslissing van de rechter commissaris van 3 juni 2021 is gewijzigd, de vormverzuimen in voldoende mate zijn hersteld. Integendeel; de officier van justitie diende de verdediging en de rechtbank duidelijkheid te verschaffen hoe en waarom dit zo tot stand gekomen is en dat heeft hij niet gedaan.
Doch dit is niet het enige vormverzuim dat de rechtbank heeft moeten vaststellen. Het in het strafdossier opgenomen proces-verbaal van bevindingen met nummer [proces-verbaalnummer] vermeldt dat op basis van de [gewijzigde] toestemmingsbeschikking van de rechter commissaris onderzoek is gedaan naar de aangegeven Sky-Ids en gebruiksnamen. Daarbij is door de verbalisant een weergave gegeven van een aantal Sky-berichten, waaronder een deel van het chatgesprek, dat door de raadsvrouw als bijlage aan haar pleidooi is gevoegd en welke uitgebreidere versie van het chatgesprek door de rechtbank niet in het strafdossier is aangetroffen (zoals hiervoor in 4.2 is beschreven). In het chatbericht is opgenomen de vraag van [accountnaam 2] [onbekend] aan [accountnaam 3] [de medeverdachte]: “wil je zelf solo doen of neem je iemand mee”. Hierop luidt het antwoord: “ik neem iemand mee”. In de uitgebreidere weergave is echter – zoals later is gebleken uit de lezing van het door de raadsvrouw ingebrachte chatgesprek – door de verbalisant weggelaten het gedeelte: [accountnaam 2] : “Wie ? [naam] ?”. Waarop [accountnaam 3] [de medeverdachte] antwoordt met: “Ja”. Daarbij geldt dat de verdachte bij zijn politieverhoor steeds heeft aangegeven dat hij niet wist wat men ging doen in Sittard en dat hij eerst op het laatst werd gevraagd mee te gaan, en dat nergens in het dossier is uitgewerkt wie ‘ [naam] ’ zou zijn. De onderzoeksvragen hieromtrent zijn door de rechter-commissaris afgewezen onder meer omdat de officier van justitie een aantal verklarende processen-verbaal aan het dossier zou toevoegen. Deze verklarende processen-verbaal zijn evenwel niet toegevoegd, waardoor de rechtbank ten tijde van de inhoudelijke behandeling ter zitting – die eerst jaren later plaatsvond – geen juist beeld heeft kunnen verkrijgen van het door de verdachte gevoerde verweer met betrekking tot het ontbreken van beschikkingsmacht en wetenschap.
Omdat de officier van justitie meerdere malen had toegezegd de gestelde vragen vanuit de verdediging te zullen beantwoorden, hij ter zitting heeft aangegeven dit te hebben kunnen doen maar ervan uitgegaan is dat hetgeen hij aanvullend als processen-verbaal in het strafdossier heeft ingevoegd voldoende was, ziet de rechtbank thans geen aanleiding meer nader onderzoek te laten verrichten.
De rechtbank stelt dan ook vast dat een wijziging is aangebracht in de toestemmingsbeschikking van de rechter commissaris zonder diens toestemming hiervoor en dat – ondanks toezeggingen daartoe – een explicatie hiervan achterwege is gebleven. Daarnaast is een deel van een chatgesprek buiten het strafdossier gehouden, waardoor het verweer van de verdachte niet voor hem in ontlastende zin kon worden onderbouwd. Deze zijn redenen waarom de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat in het opsporingsonderzoek sprake is van onherstelbare inbreuken op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze zijn gecompenseerd.
De rechtbank kan dan ook niet anders concluderen dan tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
4.6.
Conclusie
De officier van justitie is niet-ontvankelijk.

5.Bijlage

De in dit vonnis opgenomen bijlagen maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
en mrs. I. Tillema en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.A.M. Elst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum op 12 februari 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Hij op of omstreeks 08 maart 2021, te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans alleen,
van een voorwerp, te weten een geldbedrag, totaal (ongeveer) 750.030 EUR,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie
de rechthebbende op een voorwerp was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie
een voorwerp voorhanden heeft gehad,
en/of
een voorwerp, te weten een geldbedrag, totaal (ongeveer) 750.030 EUR,
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) dat dat voorwerp geheel of
gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.