ECLI:NL:RBROT:2025:1724

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
10-119436-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bezit van een stroomstootwapen in Rotterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 23 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en bezit van een stroomstootwapen. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van het maken van een zwaaiende beweging met een machete in de richting van een aangever tijdens een confrontatie op 11 mei 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met deze actie een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel heeft aanvaard. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.000,00 toegewezen aan de benadeelde partij, die slachtoffer was van de poging tot doodslag. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-119436-22
Datum uitspraak: 23 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Jacobs heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde (poging tot doodslag) en het onder 2 tenlastegelegde (bezit van een stroomstootwapen);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring feit 2 zonder nadere motivering
Het onder 2 tenlastegelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft eenmalig een zwaaiende beweging gemaakt met een machete. Hoe en waar deze terecht zou zijn gekomen als aangever niet was gevallen, is op camerabeelden niet zichtbaar en op basis van het bewijs niet vast te stellen. Ook de stand van de machete op het moment van zwaaien kan niet worden vastgesteld. Er is in ieder geval geen sprake geweest van een snij- of steekbeweging naar de hals of het gezicht. Een aanmerkelijke kans op de dood van aangever kan daarmee niet worden bewezen. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat verdachte de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Hij dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Voor wat betreft de meer subsidiair tenlastegelegde bedreiging refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.2.
Beoordeling
Op basis van de in bijlage III opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op videobeelden van de confrontatie tussen verdachte en aangever op 11 mei 2022 is te zien dat verdachte op enig moment bij de portiek van zijn flat staat met een machete in zijn hand. Aangever staat op dat moment enkele meters van hem verwijderd en wordt deels vastgehouden door zijn ex-vrouw. Verdachte neemt vervolgens een aanloop richting aangever, heft de machete in de lucht en maakt een krachtige, zijwaarts zwaaiende beweging in de richting van aangever. Verdachte beweegt daarbij met een snijkant van de machete in de richting van het hoofd en de nek van aangever. Om de aanval van verdachte te ontwijken buigt aangever door zijn knieën, waardoor hij ten val komt. De machete gaat op dat moment rakelings over het hoofd van aangever.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met dit handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangever zou raken met de machete en hem daarbij dodelijk zou kunnen verwonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd en de nek kwetsbare lichaamsdelen zijn waarin zich vitale organen en slagaders bevinden. Als een van die delen met kracht geraakt wordt door de snijkant van een groot mes, zoals een machete, ongeacht of dit een glad of gekarteld snijvlak betreft, levert dat een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel op. Het met een aanloop en met kracht maken van een zijwaarts zwaaiende beweging met de machete, gericht op die lichaamsdelen, is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte deze aanmerkelijke kans op het overlijden van aangever ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de primair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
ten aanzien van feit 1;
hij op 11 mei 2022 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
eenmaal, met een machete, een zwaaiende beweging heeft gemaakt in de richting van het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van feit 2;
hij op 11 mei 2022 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 5º van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht te weten een taser , voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van feit 1;
poging tot doodslag;
ten aanzien van feit 2;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Op 11 mei 2022 heeft overdag en midden op straat een confrontatie plaatsgevonden tussen verdachte en aangever. Aanleiding hiervoor was een burenruzie die op dat moment al ruim twee jaar aan de gang was. Toen verdachte gebeld werd door zijn vrouw over een incident met aangever, en hij zijn kinderen hoorde huilen op de achtergrond, besloot hij dat het nu afgelopen moest zijn. Hij vertrok direct naar huis. Voor de portiek van de flat trof hij aangever aan en daar ontstond direct een confrontatie tussen de mannen. Verdachte toonde de taser, waarna aangever een baksteen in zijn hand nam. Aangever bleef daarbij de confrontatie opzoeken. Ook verdachte zocht steeds de confrontatie op. In eerste instantie heeft hij hierbij ‘slechts’ zijn taser getoond, maar later is hij zijn machete gaan halen. Met die machete heeft verdachte met kracht uitgehaald naar het hoofd van aangever, wat aangever maar ternauwernood heeft overleefd.
Vele omstanders, waaronder kleine kinderen, waren getuige van het incident. De schrik bij de omstanders was op de beelden ook goed te horen. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit voorval daarom niet alleen bij aangever en zijn gezin, maar ook voor de rest van de buurt grote onrust en gevoelens van onveiligheid heeft veroorzaakt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Persoon van de verdachte
Verdachte heeft de poging doodslag stellig ontkend en heeft zich daarbij ook verwijtend uitgelaten richting aangever: als hij die dag niet naar zijn vrouw toe was gegaan, was dit allemaal niet gebeurd. In die zin heeft verdachte weinig inzicht getoond in zijn gedrag. Verdachte heeft echter ook verklaard dat hij er spijt van heeft dat hij op 11 mei 2022 zijn machete heeft gepakt, dat het niet zover had mogen komen en dat het nimmer zijn bedoeling is geweest om aangever te raken. Daarnaast heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van feit 2 en daarin dus wel zijn verantwoordelijkheid genomen. Gelet op dit alles zal de rechtbank de proceshouding van verdachte niet in strafverzwarende noch strafverminderende zin laten meewegen. Wel weegt de rechtbank in strafverminderende zin mee dat sprake was van een langslepende burenruzie waarin zowel verdachte als aangever een aandeel had en beiden verwijten te maken zijn, welke ruzie op deze dag geëscaleerd is.
7.3.2.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Redelijke termijn
De rechtbank houdt er in de strafbepaling rekening mee dat de redelijke termijn is overschreden met acht maanden. Overeenkomstig vaste rechtspraak van de Hoge Raad zal de rechtbank daarom strafvermindering toepassen van tien procent.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Hij vordert een bedrag van € 1.500,00 aan immateriële schadevergoeding. Hij heeft nog veel last van stress en is daardoor meer gaan drinken. Daarnaast heeft zijn zoontje negatieve gedragsveranderingen laten zien.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel toewijsbaar is.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de gestelde immateriële schade niet is onderbouwd. Op de videobeelden is te zien dat aangever niet onder de indruk is van het handelen van verdachte. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering moet worden verlaagd met het eigen aandeel dat aangever bij het voorval heeft gehad.
8.3.
Beoordeling
8.3.1.
Immateriële schadevergoeding
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij slachtoffer is geworden van een poging tot doodslag, door verdachte gepleegd. Hij heeft geen objectieve gegevens aangeleverd om de gestelde immateriële schade te onderbouwen. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het in dit geval echter voor de hand dat de benadeelde partij de gestelde psychische klachten heeft ondervonden, gezien de aard en de ernst van de normschending door verdachte. Gelet op de omstandigheden en bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vordering daarom voor dat deel toewijzen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
8.3.2.
Wettelijke rente
De poging tot doodslag tegen de benadeelde partij heeft plaatsgevonden op 11 mei 2022. Dat het vonnis pas wordt gewezen op 23 januari 2025, is niet aan verdachte te wijten. Gelet daarop, in combinatie met alle andere omstandigheden van het geval, zal de rechtbank over het toegewezen schadebedrag de wettelijke rente toewijzen, gerekend vanaf de datum van dit vonnis.
8.3.3.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dat betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij], te betalen een bedrag van
€ 1.000,00 (zegge: duizend euro), zijnde immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 1.000,00(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 1.000,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.B. van Onzenoort, voorzitter,
en
mrs. S.W.M. Speekenbrinken
J.F.C. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.S.S. Obispo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
ten aanzien van feit 1;
hij op of omstreeks 11 mei 2022 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
meermalen, althans eenmaal, met een machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (van dichtbij) zwaaiende en/of stekende bewegingen heeft gemaakt naar en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 mei 2022 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen, althans eenmaal, met een machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (van dichtbij) zwaaiende en/of stekende bewegingen heeft gemaakt naar
en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 mei 2022 te Rotterdam,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een machete, althans scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer] te tonen en/of boven het hoofd te heffen en/of met die machete, althans dat scherpe en/of puntige voorwerp, (van dichtbij) een of meer zwaaiende en/of stekende bewegingen te maken naar en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer];
ten aanzien van feit 2;
hij op of omstreeks 11 mei 2022 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 5º van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen
weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht te weten een taser en/of stroomstootwapen, voorhanden heeft gehad.