ECLI:NL:RBROT:2025:1716

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
10-189880-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van afdreiging en belaging, maar bewezenverklaring van mishandeling, diefstal, wraakporno en computervredebreuk

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder afdreiging, belaging, mishandeling, diefstal, wraakporno en computervredebreuk. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 2 (afdreiging) en 4 (belaging), omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de ex-partner van het slachtoffer heeft bedreigd of stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte niet voldeden aan de vereisten voor belaging, omdat deze niet stelselmatig en opzettelijk waren.

Echter, de rechtbank heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling (feit 1), diefstal (feit 3), wraakporno (feit 5) en computervredebreuk (feit 6). De mishandeling vond plaats op 28 juli 2023, waarbij de verdachte het slachtoffer heeft geslagen en gedwongen om haar inloggegevens te geven, waarna hij geld naar zichzelf heeft overgemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk in de ING-app is binnengedrongen met behulp van de inloggegevens van het slachtoffer.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en ter beschikking gesteld met dwangverpleging, gezien de ernst van de feiten en het recidivegevaar. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die schade heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten. De uitspraak benadrukt de impact van de daden van de verdachte op het leven van het slachtoffer, die door de mishandeling en de gevolgen daarvan psychische schade heeft opgelopen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-189880-23
Datum uitspraak: 23 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in [detentieadres],
raadsvrouw mr. S.E.M. Hooijman, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede terbeschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt officier van justitie
Verdachte en [slachtoffer] hebben van oktober 2022 tot april 2023 een relatie gehad. De verdachte viel [slachtoffer] lastig vanaf het moment dat de relatie is beëindigd, in april 2023 tot aan zijn aanhouding op 28 juli 2023. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten op de tenlastelegging wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2.
Beoordeling door de rechtbank
4.2.1.
Vrijspraak feit 2
Op de telefoon van verdachte zijn foto’s van [slachtoffer] aangetroffen. Hoewel verdachte deze foto’s daadwerkelijk naar de ex-partner van [slachtoffer] heeft verstuurd, blijkt onvoldoende uit het dossier dat verdachte heeft gedreigd met de verspreiding van deze naaktfoto’s om [slachtoffer] te dwingen geld over te maken.
Conclusie
Het onder 2 tenlastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. Dit geldt voor zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.2.
Vrijspraak feit 4
Uit het dossier blijkt dat verdachte en [slachtoffer] geregeld contact met elkaar hadden, vanaf mei 2023. De politie stelt vast dat het WhatsApp-contact tussen beiden alledaagse en wederzijdse gesprekken in de relationele sfeer betrof. [slachtoffer] heeft aangegeven dat zij het contact behield uit angst, maar de rechtbank vindt daar in de inhoud van de berichten geen ondersteuning voor. Zo valt in een van de gesprekken op dat [slachtoffer] het de verdachte kwalijk lijkt te nemen dat hij geen moeite doet voor haar, daar waar zij die moeite wel voor hem doet. Verder blijkt uit de gesprekken, zowel via e-mail als via WhatsApp, niet dat de verdachte bedreigingen heeft geuit en bevat het dossier geen (digitale) ondersteuning dat de verdachte (geregeld) met verschillende nummers zou hebben gebeld naar [slachtoffer].
Wel staat vast dat verdachte e-mails heeft gestuurd naar de ex-partner van [slachtoffer] en dat hij naaktfoto’s van [slachtoffer] heeft verstuurd naar haar ex-partner. Hoewel over en weer geldbedragen zijn overgemaakt tussen verdachte en [slachtoffer] stelt de rechtbank tevens vast dat verdachte op 28 juli 2023 [slachtoffer] heeft gedwongen geld over te maken door dreigend een stanleymes op tafel te leggen.
De vraag die moet worden beantwoord, is of deze feitelijke gedragingen kunnen worden gekwalificeerd als belaging.
Bij de beantwoording van deze vraag is beslissend of sprake is van gedragingen waardoor wederrechtelijk stelselmatig en opzettelijk inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander, met het in de delictsomschrijving nader omschreven oogmerk. Het gaat er daarbij om of het lastigvallen van die ander een zekere mate van indringendheid, duur en frequentie heeft. Daarnaast dienen de omstandigheden waaronder de gedragingen hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer mede in aanmerking te worden genomen.
Hoewel de rechtbank in het dossier veel alarmerende signalen ziet, waaronder bijvoorbeeld het (niet ten laste gelegde) inloggen in de mail-accounts van [slachtoffer] en het isoleren van [slachtoffer] van haar familie, lijken het versturen van de e-mails en naaktfoto’s aan de ex-partner van [slachtoffer] en de dreiging met het stanleymes op zichzelf losstaande gebeurtenissen te zijn. De dreiging met het stanleymes beschouwt de rechtbank meer als een diefstal met bedreiging met geweld dan als een losstaande bedreiging. Daarnaast is dit eenmalig geweest en is geen sprake van een bepaalde duur of frequentie. Uit de verklaring van de ex-partner volgt dat hij sms-jes en voicemailberichten heeft ontvangen van verdachte met dreigende taal, maar hieruit blijkt ook dat deze dreigementen niet zien op [slachtoffer]. Daarnaast is onduidelijk wanneer deze berichten zijn verstuurd, dan wel ontvangen, laat staan hoeveel dit er zijn geweest. Ook hier kan dus niet worden vastgesteld of sprake is van een bepaalde duur of frequentie. Het versturen van de naaktfoto’s is zonder meer te kwalificeren als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], echter is dit eenmalig geweest. Naar het oordeel van de rechtbank kan hierdoor niet worden gesproken van een
stelselmatigeinbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer].
Conclusie
Het onder 4 tenlastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.3.
Bewijswaardering feiten 1, 3 en 6
Op 29 juli 2023 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van onder meer een mishandeling die heeft plaatsgevonden op 28 juli 2023. Op die avond is [slachtoffer] bij verdachte langs gegaan. Verdachte heeft toen haar telefoon afgepakt en haar om de code gevraagd. Verdachte heeft [slachtoffer] in haar gezicht geslagen en ook gevraagd om haar inloggegevens van de ING. Toen zij aangaf dat zij deze niet wilde geven, heeft hij een zilverkleurig stanleymes op tafel gelegd. [slachtoffer] heeft toen haar inloggegevens afgegeven, waarna verdachte € 200,00 naar zichzelf heeft overgemaakt. Dit blijkt ook uit de bankgegevens van de rekening van [slachtoffer]. Nadat [slachtoffer] haar telefoon terug heeft gekregen, is zij nogmaals in haar gezicht geslagen. Toen [slachtoffer] probeerde weg te komen van verdachte, heeft hij wederom haar telefoon afgepakt en is zij meerdere malen in haar maag geslagen. Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer] bij haar keel gepakt en tegen de muur gedrukt. Hierbij heeft hij kracht gezet. Toen [slachtoffer] eenmaal de kans zag om weg te gaan, heeft hij haar telefoon over de straat gegooid. Hierbij is de telefoon kapot gegaan.
Een deel van deze interactie is door verdachte gefilmd. In de door verdachte gemaakte opname is te horen dat [slachtoffer] hem heel vaak vraagt om te stoppen en haar telefoon terug te geven. Door verdachte wordt dan aangegeven dat zij haar telefoon niet terug krijgt. Ook valt uit het gesprek op te maken dat verdachte geld naar zichzelf overmaakt en dat [slachtoffer] hiervoor nadrukkelijk geen toestemming heeft gegeven. Een geluid is te horen alsof iemand met de vlakke hand is geslagen en vervolgens een doffe klap, alsof iemand ergens tegenaan kwam. Vervolgens is er geschreeuw te horen.
Op 31 juli 2023 is [slachtoffer] naar de huisartsenpost gegaan, alwaar letsel bij haar is vastgesteld op de linkerzijde van haar gezicht, aan de linker binnenzijde van de bovenlip en aan de rechterzijde van de borstkas. Later is vastgesteld dat [slachtoffer] een gebroken rib had.
Hoewel verdachte de feiten ontkent, is de rechtbank van oordeel dat de gebeurtenissen op 28 juli 2023 hebben plaatsgevonden zoals door [slachtoffer] is verklaard. De aangifte wordt voldoende ondersteund door de eerder genoemde opname en letselverklaringen, in combinatie met de bankafschriften en het aanvullend verhoor van [slachtoffer].
Conclusie
Het onder 1, 3 en 6 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.4.
Bewijswaardering feit 5
Op 31 juli 2023 heeft de ex-partner van [slachtoffer] verklaard dat hij begin mei 2023 een e-mail heeft ontvangen van verdachte. Het onderwerp was ‘je bitch’. Het bericht bevatte geen tekst, maar wel 3 foto’s als bijlage. Hij herkende deze foto’s als naaktfoto’s van zijn ex, waar hij 18 jaar een relatie mee heeft gehad.
De e-mail is overgedragen aan de politie. Te zien is dat deze is verzonden op 3 mei 2023 en afkomstig is van ‘[verdachte]’ met e-mail adres [e-mailadres]. Dit is hetzelfde e-mail adres als waarmee verdachte contact had met [slachtoffer].
Conclusie
Het onder 5 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
ten aanzien van feit 1;
hij op 28 juli 2023 te Rotterdam,
[slachtoffer] heeft mishandeld door:
- meermaals tegen haar linkerwang te slaan en
- meermaals in haar buik te slaan en
- met zijn handen bij haar keel te grijpen en kracht te zetten;
ten aanzien van feit 3;
hij op 28 juli 2023 te Rotterdam,
een geldbedrag, dat aan [slachtoffer], toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door:
- zich toegang te verschaffen tot de ING app, internetbankieren, met gebruikmaking van de niet voor gebruik door verdachte bestemde inloggegevens van die [slachtoffer] en
- één geldbedrag van de bankrekening van die [slachtoffer] over te maken naar een bankrekening van zichzelf;
ten aanzien van feit 5;
hij in
de periode van3 mei 2023 tot en met 5 mei 2023 in Nederland,
van een persoon, [slachtoffer], een afbeelding van seksuele aard, te weten meerdere naaktfoto’s, openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die persoon nadelig kon zijn;
ten aanzien van feit 6;
hij op 28 juli 2023 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten het netwerk van ING, is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel, te weten door onbevoegd gebruik te maken van de inloggegevens, toebehorend aan [slachtoffer], tot het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen,
zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn
verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van feit 1;
mishandeling;
ten aanzien van feit 3;
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel;
ten aanzien van feit 5;
openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn;
ten aanzien van feit 6;
computervredebreuk.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
Verdachte en [slachtoffer] hebben een relatie gehad. Die relatie was ongezond. Zo werd [slachtoffer] geïsoleerd van haar familie en stuurde verdachte drie naaktfoto’s van haar naar haar ex-partner. Op 28 juli 2023 heeft verdachte [slachtoffer] mishandeld. Ook heeft verdachte haar gedwongen tot afgifte van de inloggegevens van haar telefoon en de ING, waarna hij zonder haar toestemming geld naar zichzelf heeft overgemaakt. De gebeurtenissen op 28 juli 2023 betroffen het einde van (de nasleep van) de relatie. Als gevolg van het handelen van verdachte is [slachtoffer] 3 maanden opgenomen geweest in een psychiatrische instelling. Zij voelde zich machteloos en was niet in staat voor haar kinderen te zorgen. De handelingen van verdachte hebben een zeer grote impact gehad op haar, haar leven en het leven van haar kinderen.
De verdachte heeft een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de privacy van [slachtoffer]. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
5 november 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in 2014, 2017 en 2018 is veroordeeld voor huiselijk geweld en diefstal met geweld.
7.3.2.
Rapportages van deskundigen
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 januari 2024. Dit rapport houdt het volgende in:
Op basis van dossier- en referentinformatie komen zorgen naar voren over het functioneren van verdachte, met name op het gebied van psychosociaal functioneren en zijn (zorg mijdende) houding. Verdachte staat niet open voor welke vorm van gesprekken of begeleiding dan ook. Vanuit Veilig Thuis blijkt dat [slachtoffer] veel angst ervaart voor wanneer verdachte vrijkomt. Aanvullende beschermingsvoorwaarden zijn geïndiceerd. De conclusie van de psychiater van het NIFP is dat enkel een klinische behandeling recidivepreventie en resocialisatie zou kunnen bieden. Echter het ontbreken van enige diagnostiek en bereidheid tot medewerking zorgt ervoor dat de reclassering momenteel geen ingangen ziet voor behandeling en begeleiding.
De reclassering heeft zorgen op basis van het delictgedrag (stalking) in combinatie met de zorgen over de psychische gesteldheid van verdachte. Dit maakt dat zij de kans op recidive (zonder behandeling en/of begeleiding) aanzienlijk acht. De kans op onttrekken aan voorwaarden acht zij hoog gezien de afhoudende en argwanende houding van betrokkene.
In een trajectconsult van 25 oktober 2023 van
psychiater [naam 1]wordt vermeld dat klinische behandeling nodig is om tot recidivepreventie en resocialisatie te komen.
Psychiater [naam 2] en psycholoog [naam 3]hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 oktober 2024. Dit rapport houdt het volgende in:
Verdachte heeft zijn medewerking aan het onderzoek in het Pieter Baan Centrum geweigerd. Op basis van de beschikbare informatie is onvoldoende zicht verkregen op verdachte om tot diagnostische conclusies te komen, maar de uitkomsten van de groepsobservatie in samenhang met de informatie over zijn levensgeschiedenis geven aanwijzingen voor pathologie.
Op basis hiervan zijn er aanwijzingen voor een stoornis in het psychotische spectrum, waarbij de aard, omvang en etiologie vooralsnog onduidelijk zijn. Mogelijk dat er daarnaast aanwijzingen zijn voor een gebrekkige ontwikkeling van de persoonlijkheid in de zin van antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken/stoornis (patroon van antisociaal gedrag, autoriteitsconflicten, emotie- en agressieregulatieproblemen, bepalend, hautain, rigide gedrag) en disfunctioneren op meerdere levensgebieden), maar niet uit te sluiten is dat de beschreven problemen het gevolg zijn van een psychotisch proces. Ook zijn er aanwijzingen voor problematisch alcoholgebruik.
Er zijn aanwijzingen voor een langdurige ernstig disfunctioneren van de verdachte, al langer bestaande achterdocht en problemen in het denken (vreemd, onsamenhangend, onnavolgbaar). Er zijn tevens aanwijzingen voor een (sluimerend) psychotisch proces waarin (mogelijk bizarre) achterdocht de belevingswereld van betrokkene kleurt. Verder zijn er aanwijzingen voor een scheefgroei in de persoonlijkheid van betrokkene, dan wel voor een persoonlijkheidsstoornis en/of voor een psychische stoornis die de realiteitstoetsing van betrokkene (mogelijk in toenemende mate) aantast. Concreet denkt onderzoekend psychiater dan aan een stoornis in het schizofreniespectrum.
Al met al vermoeden onderzoekend psycholoog en psychiater de aanwezigheid van een
psychische stoornis bij betrokkene. Het gaat dan mogelijk om een stoornis die in de
persoonlijkheid van betrokkene gelegen is, maar mogelijk (ook) om een psychische stoornis
die de realiteitstoetsing van betrokkene ondermijnt. Of en in welke mate hiervan sprake was
ten tijde van (de totstandkoming van) de hem ten laste gelegde feiten, is niet onderzoekbaar
gebleken, maar het langdurige disfunctioneren van betrokkene doet vermoeden dat van de
geschetste symptomen al lang sprake is. Verder zijn er zorgen over de escalatie in gewelddadigheid en het antisociale gedrag binnen de relatie van verdachte met [slachtoffer].
7.4.
Conclusies van de rechtbank
7.4.1.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van 6 maanden. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
7.4.2.
Terbeschikkingstelling
De maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) kan door de rechter worden opgelegd indien is voldaan aan de in artikel 37a Wetboek van Strafrecht (Sr) gestelde voorwaarden. Eén van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van de maatregel te eisen. Indien het hiervoor bedoelde gevaar voor recidive van ernstige aard is, kan worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b lid 1 Sr). Voor oplegging van de maatregel is verder vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht (artikel 37 lid 2 Sr). Indien de verdachte echter zijn medewerking aan een onderzoek door gedragsdeskundigen heeft geweigerd vervalt deze eis. Dit neemt niet weg dat vereist blijft dat vastgesteld moet worden dat sprake is van een psychische stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte ten tijde van het plegen van het feit. Het is aan de rechtbank om deze vaststelling te doen en die kan worden gegrond op bevindingen, conclusies en adviezen van gedragsdeskundigen die zijn vervat in door deze opgestelde rapporten.
De verdachte is ter klinische observatie opgenomen geweest in het Pieter Baan Centrum en heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek. De rapporteurs achtten het niet mogelijk sluitende conclusies te trekken of een diagnose te stellen. Over de toerekenbaarheid konden zij ook geen uitspraak doen. Wel heeft de moeder van verdachte een beeld kunnen geven van het leven van verdachte. Op basis van de informatie die voor de deskundigen beschikbaar was vermoeden zij dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis, mogelijk gelegen in zijn persoonlijkheid en/of een stoornis die zijn realiteitstoetsing ondermijnt. Zij vermoeden dat de symptomen ook al lang aanwezig zijn en uiten zorgen over de escalatie in het gedrag van verdachte. De rechtbank onderschrijft de conclusies van de deskundigen, zoals kort weergegeven onder ‘
7.3.2 Rapportages van deskundigen’ en maakt deze tot de hare.
Gelet op het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een geestelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de bevindingen in het pro Justitia rapport van 2 oktober 2024. De houding van verdachte ter terechtzitting sterkt de rechtbank in haar oordeel.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of - ter bescherming van de maatschappij - een tbs met dwangverpleging aangewezen is. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Gebleken is dat bij verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Ook is er naar het oordeel van zowel de rechtbank als psychiater [naam 1] sprake van een aanzienlijk recidivegevaar. De inschatting van dat gevaar ontleent de rechtbank aan het langdurig ernstig disfunctioneren van verdachte en al langer bestaande problematiek, welke naar het oordeel van de rechtbank moeten worden geacht verbonden te zijn met het hiervoor vastgestelde bestaan van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis.
De rechtbank acht het, gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde strafbare feiten en hetgeen is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, niet verantwoord om de verdachte in de maatschappij te laten terugkeren, zonder dat dit gevaar is weggenomen of op zijn minst in belangrijke mate is gereduceerd. Gelet op de inhoud van de voornoemde rapporten en de weigerende houding van verdachte heeft de rechtbank er geen vertrouwen in dat verdachte voldoende adequaat en veilig kan worden behandeld binnen het minder stringente kader van een tbs met voorwaarden. Om die reden zal de rechtbank de maatregel van tbs met dwangverpleging opleggen.
De door de verdachte begane feit van diefstal met een valse sleutel (3) is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte zonder behandeling een zodanig groot gevaar voor de algemene veiligheid van goederen in het leven roept dat dat de oplegging van de maatregel van tbs eist.
Ingevolge artikel 38e, eerste lid, Sr gaat de totale duur van de tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege een periode van vier jaar niet te boven, tenzij de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, kort gezegd: een geweldsmisdrijf. In het onderhavige geval wordt de maatregel opgelegd ter zake van een diefstal met een valse sleutel die weliswaar gepaard is gegaan met geweld, maar niet als zodanig ten laste is gelegd en om die reden ook niet bewezen is verklaard. De tbs-maatregel kan daarom de totale duur van een periode van vier jaar niet te boven gaan.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij], ter zake van de onder 1, 3, 5, en 6 ten laste gelegde feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 9.693,23 aan materiële schade en een vergoeding van € 7.500,00 aan immateriële schade.
De vordering voor materiële schade bestaat uit de volgende posten:
Schade auto € 661,64
Kosten vervangen deursloten € 719,89
Schade contanten € 2.000,00
Schade telefoon € 708,00
Verzorging en opvang kinderen € 4.119,00
Vermindering in salaris € 1.484,70
8.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de vordering integraal toegewezen kan worden, met wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
Hoewel de raadsvrouw van de verdachte op grond van art. 509a Sv is aangewezen, acht zij zichzelf niet gemachtigd en gaat zij niet inhoudelijk op de vordering in. Verzocht wordt de vordering in zijn geheel af te wijzen, omdat verdachte alle feiten ontkent. Indien de rechtbank beslist tot toewijzing van de vordering, wordt verzocht gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1, 3, 5 en 6 bewezen verklaarde strafbare feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks schade is toegebracht. Ten aanzien van de verschillende schadeposten beslist de rechtbank als volgt:
Materiële schade:
  • de schadeposten ‘schade auto’ en ‘kosten vervangen deursloten’ zullen niet-ontvankelijk worden verklaard. De schade aan de auto vloeit voort uit feiten die niet aan verdachte ten laste zijn gelegd ende kosten ter vervanging van deursloten vloeien voort uit feiten waarvan de verdachte is vrijgesproken;
  • de schadepost ‘schade contanten’ zal worden toegewezen tot een hoogte van € 200,00. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat de overige bedragen onder dreiging of dwang zijn overgemaakt naar de verdachte en die zijn ook niet bewezenverklaard. De vordering wordt voor het overige daarom niet-ontvankelijk verklaard;
  • de schadeposten ‘schade telefoon’, ‘verzorging en opvang kinderen’ en ‘vermindering salaris’ zullen worden toegewezen. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Ook acht de rechtbank deze schadeposten voldoende onderbouwd.
Immateriële schade:
Uit de slachtofferverklaring van de benadeelde partij is naar voren gekomen dat zij naar aanleiding van de mishandeling door verdachte een gebroken rib, een hersenschudding en meerdere kneuzingen heeft opgelopen. Verder heeft zij zodanige psychische schade opgelopen dat zij drie maanden opgenomen is geweest in een psychiatrische instelling. Haar leven is drastisch veranderd en zij zal moeten blijven werken aan haar herstel.
De vordering voor immateriële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van
€ 1.000,00 gelet op de feiten die bewezen zijn verklaard. Het resterende deel van de vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 29 juli 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 7.511,70 (materiële schade: € 6.511,70 en immateriële schade: € 1.000,00), vermeerderd met de wettelijke rente. Over het resterende deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 37b, 55, 57, 138ab, 139h, 300 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij], te betalen een bedrag van
€ 7.511,70 (zegge: zevenduizend vijfhonderdelf euro en zeventig eurocent), bestaande uit € 6.511,70 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 7.511,70(hoofdsom, zegge: zevenduizend vijfhonderdelf euro en zeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 7.511,70 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
72 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter,
en
mrs. J.F.C. Janssenen
P.B. van Onzenoort, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.S.S. Obispo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
ten aanzien van feit 1;
hij op of omstreeks 28 juli 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
[slachtoffer] heeft mishandeld door:
- meermaals tegen haar linkerwang, althans gezicht, te slaan en/of
- meermaals in haar maag/buik te slaan en/of
- met zijn handen bij haar keel te grijpen en/of kracht te zetten;
ten aanzien van feit 2;
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2023 tot en met 28 juli 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, een ander, te weten [slachtoffer], door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim heeft gedwongen tot het betalen en/of overmaken aan verdachte van één of meer geldbedragen, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, door:
- die [slachtoffer] (dreigende) berichten te sturen, inhoudende, dat hij, verdachte, naaktfoto’s van die [slachtoffer], zou verspreiden naar haar familie;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2023 tot en met 28 juni 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
een ander, te weten [slachtoffer], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten [slachtoffer], wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten haar te dwingen tot het betalen en/of overmaken aan verdachte van één of meer geldbedragen door:
- die [slachtoffer] (dreigende) berichten te sturen, inhoudende, dat hij, verdachte, naaktfoto’s van die [slachtoffer], zou verspreiden naar haar familie;
ten aanzien van feit 3;
hij op of omstreeks 28 juli 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door:
- zich toegang te verschaffen tot de ING app, internetbankieren, met gebruikmaking van de niet voor gebruik door verdachte bestemde inloggegevens van die [slachtoffer] en/of
- één of meerdere geldbedrag(en) van de bankrekening van die [slachtoffer] over te maken naar een bankrekening van zichzelf;
ten aanzien van feit 4;
hij in of omstreeks 14 april 2023 tot en met 28 juli 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door:
- die [slachtoffer] met verschillende telefoonnummers te bellen en/of
- naar die [slachtoffer] (dreig)mails te versturen en/of
- naar de ex-partner van die [slachtoffer] e-mails te versturen en/of
- naar die ex-partner van die [slachtoffer] naaktfoto’s van die [slachtoffer] te versturen en/of
- die [slachtoffer] te dwingen geld over te maken naar de bankrekening van verdachte en/of te dreigen dat als zij dit niet zou doen hij naaktfoto’s van haar zou
verspreiden en/of door dreigend een stanleymes op tafel te leggen;
met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 14 april 2023 tot en met 28 juli 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
een ander, te weten [slachtoffer], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten die [slachtoffer], wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten, met verdachte in contact te blijven en/of de afgifte van geldbedragen door:
- die [slachtoffer] met verschillende telefoonnummers te bellen en/of
- naar die [slachtoffer] (dreig)mails te versturen en/of
- naar de ex-partner van die [slachtoffer] e-mails te versturen en/of
- naar die ex-partner van die [slachtoffer] naaktfoto’s van die [slachtoffer] te versturen en/of
- die [slachtoffer] te dreigen dat als zij dit niet zou doen hij naaktfoto’s van haar zou verspreiden;
ten aanzien van feit 5;
hij in of omstreeks 3 mei 2023 tot en met 5 mei 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
van een persoon, [slachtoffer], een afbeelding van seksuele aard, te weten een of meerdere naaktfoto’s, openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die persoon nadelig kon zijn;
ten aanzien van feit 6;
hij op of omstreeks 28 juli 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten computer(s) en/of server(s) en/of het netwerk en/of infrastructuur van/in gebruik bij ING, althans een server/netwerk/infrastructuur is binnengedrongen met behulp van valse signalen of een valse sleutel, te weten door onbevoegd gebruik te maken van de inloggegevens, toebehorend aan [slachtoffer], tot het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd was.