ECLI:NL:RBROT:2025:1706

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
10-188343-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring poging diefstal met geweld in vereniging, medeplegen van bedreiging en medeplegen van vernieling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een poging tot diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 1986 en niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen, werd beschuldigd van het binnendringen van een woning met een groep mannen, waarbij zij op zoek waren naar drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 januari 2021 samen met anderen de woning van de slachtoffers binnendrongen, hen bedreigden met geweld en een ruit vernielden. De rechtbank oordeelde dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen waren, mede op basis van DNA-bewijs en historische belgegevens van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte had geen redelijke verklaring voor zijn aanwezigheid in de buurt van de woning tijdens de overval, en zijn verklaring werd tegengesproken door bewijs van zijn werkgever. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. Daarnaast werden er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-188343-21
Datum uitspraak: 10 februari 2025
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.T.O. Bakker heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.1.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en hetgeen ter terechtzitting is verhandeld uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 11 januari 2021, rond 21.00 uur kregen verbalisanten de opdracht om naar de woning aan [adres] te gaan. Aldaar zou de woning net zijn binnengedrongen door vier á vijf man. De mannen zouden de woning via de achterzijde hebben verlaten. De mannen hadden maskers of bivakmutsen op. Een van de mannen zou een mes in zijn handen hebben gehad. Bij een andere man staken tie-wraps uit de broekzak. Beide bewoners hebben aangifte gedaan. Zij hebben verklaard dat tenminste één van de verdachten de bovenverdieping van de woning heeft doorzocht.
Op de bovenverdieping van de woning werd een tie-wrap aangetroffen. Deze tie-wrap is door het NFI onderzocht op DNA-sporen. Hierop werd het DNA van verdachte aangetroffen. Vervolgens is er onderzoek gedaan naar de historische belgegevens van verdachte in de periode van 1 januari 2021 tot en met 16 april 2021. Hieruit bleek onder meer dat het telefoonnummer dat bij verdachte in gebruik was voornamelijk aanstraalde in de omgeving van ’s-Gravenhage, waar verdachte woonachtig was, en dat tijdens de overval zendmasten zijn aangestraald in de nabije omgeving van [adres] en dat er ook op 7, 8, en 14 januari 2021 zendmasten zijn aangestraald in omgeving van [adres].
Verdachte is over voornoemde feiten gehoord en verklaarde niets te weten van een overval. Die tie-wrap heeft hij misschien ergens laten vallen en iemand anders heeft deze mogelijk opgeraapt. Zijn telefoon zal in die omgeving hebben aangestraald, omdat hij daar aan het werk was.
De werkgever van verdachte heeft verklaard dat er in de winter niet in de avond wordt gewerkt. Uit overgelegde administratie blijkt dat verdachte op 11 januari 2021 in
’s-Gravendeel aan het werk was en om 16.21 uur klaar was met werken. De [straatnaam] ligt op ongeveer 7 kilometer afstand van het adres waar de verdachte aan het werk was en ligt niet op de route tussen dat adres en de woning van de verdachte.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Het aantreffen van de tie-wrap op de plaats delict met daarop het DNA van verdachte in combinatie met de historische belgegevens van verdachte, wijzen uit dat hij op het tijdstip van de overval in de buurt van de plaats delict was. Dit maakt dat bij het uitblijven van een redelijke verklaring hiervoor van verdachte, de rechtbank ervan uit gaat dat verdachte één van de overvallers moet zijn geweest. De verklaring van verdachte dat hij op dat moment in die buurt aan het werk was, wordt tegengesproken door de verklaring die zijn werkgever heeft afgelegd en de administratie die deze heeft verstrekt.
Bovendien constateert de rechtbank dat uit die administratie volgt dat de verdachte op die 11de januari 2021 ’s middags in ‘s-Gravendeel aan het werk is geweest, hetgeen ook overeenkomt met de historische belgegevens van het bij verdachte in gebruik zijnde telefoonnummer.
Uit de historische belgegevens blijkt voorts dat verdachte rond 17.00 uur die dag in de buurt van Schiedam en Rijswijk is geweest, welke plaatsen op de route van ’s-Gravendeel naar Den Haag, de woonplaats van verdachte, liggen. Dit is in lijn met de verklaring van de werkgever van verdachte, dat verdachte die dag tot 16.21 uur gewerkt zou hebben. Dat zijn telefoon vervolgens tijdens de overval wederom aanstraalt in Maasdam/Mookhoek en dat hij zich dus blijkbaar na zijn werk opnieuw in die richting heeft bewogen, heeft naar de overtuiging van de rechtbank zodoende geen enkel verband met zijn werk.
Alle drie de ten laste gelegde feiten gaan uit van het medeplegen door verdachte. Welke man van de groep hij exact is geweest en welke concrete handelingen hij heeft verricht kan niet worden vastgesteld. Wel is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking door de overvallers. Zij zijn gezamenlijk en met een plan en een doel gemaskerd de woning binnengedrongen en ook weer gezamenlijk vertrokken. Op basis daarvan stelt de rechtbank vast dat sprake is van medeplegen.
4.1.2.
Conclusie
De ten laste gelegde feiten zijn wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
ten aanzien van feit 1;
hij op 11 januari 2021 te 's-Gravendeel,
in een woning gelegen aan [adres] tezamen en in vereniging met anderen
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om goederen van hun gading die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van feit 2;
hij op 11 januari 2021 te 's-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard,
tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend- een bivakmuts, althans gezichtsbedekkende kleding te dragen en
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] te omsingelen, en
- ( vervolgens) een mes aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] te tonen en
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] toe te voegen: "Je weet wel wie ik ben" en "Waar is jullie drugs?";
ten aanzien van feit 3;
hij op 11 januari 2021 te 's-Gravendeel,
tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aan [adres] die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feiten 1 en 2:
eendaadse samenloop van
poging diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
Feit 3:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is op 11 januari 2021 met een groep mannen met geweld het huis van de slachtoffers binnengedrongen. Zij zouden hierbij op zoek zijn geweest naar drugs. Een dergelijke overval, althans poging daartoe, bij de slachtoffers thuis, in de avonduren, door een groep gemaskerde mannen en met een mes, moet voor de slachtoffers een zeer angstaanjagende en traumatische gebeurtenis zijn geweest. Te meer nu de overvallers kennelijk bij de verkeerde woning naar binnen zijn gegaan. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Verdachte is al wel eerder veroordeeld voor diverse andere strafbare feiten, waaronder een overtreding van de Opiumwet en een diefstal. Daar houdt de rechtbank rekening mee.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusie
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. In strafverzwarende zin neemt de rechtbank mee dat in de onderhavige zaak sprake is van medeplegen.
Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte volledig uit beeld is en kennelijk niet de moeite willen nemen zich voor de afdoening van deze zaak, waarin het toch om een ernstig vergrijp gaat, voor justitie en voor zijn advocaat beschikbaar te houden.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 9 juli 2021, omdat verdachte die dag voor het eerst is verhoord. Tot aan dit vonnis is een periode van drie jaren en zeven maanden verstreken. Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaren. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden. Daarom zal de rechtbank als compensatie daarmee rekening houden in de duur van de op te leggen van de gevangenisstraf.
Voorts houdt de rechtbank in strafmatigende zin rekening met het feit dat sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 Wetboek van Strafrecht tussen feit 1 en 2 en voorts artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partijen vorderen ieder een vergoeding van €3.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze en acht een vergoeding aan immateriële schade voor [benadeelde partij 2] ter hoogte van €2.000,- en een vergoeding aan immateriële schade voor [benadeelde partij 1] ter hoogte van €1.000,- passend. In het restant van de vorderingen zouden de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
8.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen door de bewezen verklaarde strafbare feit 1 en 2, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.000,- per benadeelde partij. De benadeelde partijen zullen voor het overige in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partijen hebben gevorderd de te vergoeden bedragen te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf 11 januari 2021.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen een schadevergoeding betalen van € 2.000,- per benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 63, 285, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro), bestaande uit vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 2.000,00(hoofdsom,
zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 2.000,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
30 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro), bestaande uit vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 2.000,00(hoofdsom,
zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 2.000,00 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 30 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.P. Hameete, voorzitter,
en
mrs. J.L. Luitenen
F.M. van Peski, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.S.S. Obispo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
ten aanzien van feit 1;
hij op of omstreeks 11 januari 2021 te 's-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard
in een woning/pand gelegen aan [adres] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld of bedreiging met geweld een of meer perso(o)n(en), gemaand [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- die woning/dat pand (met geweld) is/zijn binnengedrongen, en/of
- een bivakmuts, althas gezichtsbedekkende kleding, heeft/hebben gedragen, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in een kamer heeft/hebben geduwd en/of getrokken, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben omsingeld, en/of om hem/hen heen is/zijn gaan staan, en/of
- een mes, althans een op een mes gelijkend scherp/puntig voorwerp, aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (op dreigende toon) heeft/hebben toegevoegd: "Je weet wel wie ik ben" en/of "Jullie verkopen drugs aan onze kinderen in de wijk en daarom zijn we hier. Dat moet stoppen. Waar is jullie drugs",
althans woorden van gelijke (dreigende)n aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van feit 2;
hij op of omstreeks 11 januari 2021 te 's-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend
- een bivakmuts, althans gezichtsbedekkende kleding te dragen/ en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te omsingelen, en/of
- ( vervolgens) een mes, althans een op een mes gelijkend scherp/puntig voorwerp, aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te tonen/voor te houden, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] toe te voegen: "Je weet wel wie ik ben" en/of "Waar is jullie drugs?", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
ten aanzien van feit 3;
hij op of omstreeks 11 januari 2021 te 's-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning/pand gelegen aan [adres], in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.