ECLI:NL:RBROT:2025:1656

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
C/10/692428 / KG ZA 25-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over schorsing van een vonnis tot ontbinding van een huurovereenkomst

In deze zaak gaat het om een kort geding waarin eiser, wonende te Hekelingen, de stichting [gedaagde] uit Spijkenisse heeft aangeklaagd. Eiser huurde een woning van gedaagde, maar de kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden wegens overlast en onvoldoende medewerking van eiser aan het woningonderhoud. De kantonrechter heeft ook de ontruiming gelast en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Eiser heeft tegen dit vonnis hoger beroep aangetekend en verzoekt in dit kort geding om schorsing van het vonnis in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep.

De mondelinge behandeling vond plaats op 3 februari 2025. Eiser vordert schorsing van het vonnis van de kantonrechter, maar de voorzieningenrechter wijst deze vordering af. De voorzieningenrechter oordeelt dat het vonnis van de kantonrechter met een gemotiveerde beslissing uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. De belangen van gedaagde bij een spoedige beëindiging van de overlast wegen zwaarder dan de belangen van eiser bij behoud van de woning. Eiser heeft niet voldaan aan de voorwaarden voor schorsing van het vonnis, aangezien er geen nieuwe feiten zijn die na de uitspraak zijn voorgevallen en er geen sprake is van een kennelijke misslag door de kantonrechter.

Eiser wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van gedaagde vergoeden, die zijn begroot op € 1.435,00. De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en ondertekend door mr. P. de Bruin op 10 februari 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/692428 / KG ZA 25-21
Vonnis in kort geding van 10 februari 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te Hekelingen,
eiser,
advocaat mr. S.G.H. Langeweg,
tegen
de stichting
[gedaagde],
gevestigd te Spijkenisse,
gedaagde,
advocaat mr. M.J.P. Peters.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Waar gaat de zaak over?

Eiser huurde een woning van gedaagde. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst onlangs ontbonden wegens overlast en omdat eiser niet goed meewerkte aan woningonderhoud. Ook is de ontruiming gelast. Het vonnis is direct uitvoerbaar. Eiser wil dat het vonnis van de kantonrechter wordt geschorst, in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep dat hij daartegen heeft aangetekend.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding, met 17 producties,
  • de conclusie van antwoord met vier producties en, aanvullend, een gespreksverslag.
De mondelinge behandeling was op 3 februari 2025.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
[eiser] vordert, kort gezegd, schorsing van het vonnis van de kantonrechter van 20 december 2024 (kenmerk 11174092 CV EXPL 24-16297).
3.2.
Het gevorderde zal worden afgewezen, op grond van het volgende.
3.3.
Het vonnis van de kantonrechter is, met een motivering, uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze motivering luidt:

[gedaagde] heeft namelijk belang bij een spoedige beëindiging van de overlast die [eiser] veroorzaakt. De belangen van [eiser] bij behoud van de woning wegen in dit geval minder zwaar dan het belang van [gedaagde] om de overlast te beëindigen.
3.4.
Een vonnis met een gemotiveerde beslissing over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad kan slechts onder bijzondere omstandigheden worden geschorst. De Hoge Raad heeft daarover beslist (in zijn uitspraak met kenmerk ECLI:NL:HR:2019:2026, onder 5.8 sub c):

Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser of verzoeker, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering of verzoek feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
3.5.
Het standpunt van [eiser] waarom het vonnis van de kantonrechter zou moeten worden geschorst laat zich als volgt samenvatten: in het vonnis van de kantonrechter staat dat een zoon van [eiser] (leeftijd 14 jaar)
af en toebij hem verblijft. Dit is echter niet juist. Deze zoon woont
full timebij [eiser] . Het belang van deze zoon is zwaarwegend. De zoon heeft ADHD en hij is gebaat bij een rustige woonomgeving. Bij zijn moeder heeft hij die rustige omgeving niet en bij zijn vader wel. Bij zijn moeder heeft hij geen eigen kamer en het is er te druk, met drie andere kinderen, zijn moeder en de partner van zijn moeder.
3.6.
Er wordt niet voldaan aan de voorwaarden om het vonnis van de kantonrechter te mogen schorsen:
  • van
  • evenmin is sprake van een
proceskosten
3.7.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 543,00 (tarief eenvoudig kort geding)
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.435,00
De proceskostenveroordeling zal, zoals [gedaagde] verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.435,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
|
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin op 10 februari 2025.
[2517/676]