Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 10 juli 2024, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en een gedaagde huurder. De eiseres, Woonbron, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, omdat de gedaagde niet haar hoofdverblijf in de woning had. De gedaagde huurde de woning sinds 10 december 2019, maar verbleef voornamelijk in België vanwege haar werk. Woonbron stelde dat de gedaagde tekortschiet in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, aangezien zij niet in de woning verbleef zoals vereist. De gedaagde betwistte dit en voerde aan dat Woonbron voorafgaand aan de huurovereenkomst op de hoogte was van haar situatie en daarmee akkoord was gegaan. De rechtbank oordeelde echter dat de gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd om haar stelling te onderbouwen. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde in ernstige mate tekortschiet in haar verplichtingen, wat ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De gedaagde werd veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te ontruimen en een gebruiksvergoeding van € 755,04 per maand te betalen tot de ontruiming. Daarnaast werden de proceskosten aan de gedaagde opgelegd, die in totaal € 776,71 bedroegen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.