ECLI:NL:RBROT:2025:1628

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
C/10/683873 / HA ZA 24-686
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident van arbeidsrechtelijk geschil met verwijzing naar kantonrechter

Op 12 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een vonnis gewezen in een incident binnen een arbeidsrechtelijk geschil. De zaak betreft meerdere partijen, waaronder mevrouw [persoon A] en mevrouw [persoon B], en verschillende vennootschappen onder firma, waaronder [naam VOF 1] en [naam VOF 2]. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 4 december 2024 de zaak in het incident tot onbevoegdheid verwezen naar de rol van 18 december 2024. De rechtbank heeft de incidentele vorderingen in de overige twee incidenten afgewezen, maar verdere beslissingen zijn aangehouden. In de procedure hebben de gedaagden zich gerefereerd aan de voorgenomen verwijzing naar de kantonrechter. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen en heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak is verwezen naar de kamer voor kantonzaken van de rechtbank Rotterdam, waarbij partijen zijn geïnformeerd dat zij niet meer verplicht zijn om zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen. Het griffierecht zal worden verlaagd en teveel betaald griffierecht zal worden teruggestort. De zaak staat gepland voor een rolzitting op 26 februari 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/683873 / HA ZA 24-686
Vonnis in incident van 12 februari 2025
in de zaak van

1..mevrouw [persoon A] ,

wonende te Barendrecht,
2. mevrouw[persoon B],
wonende te Rotterdam,
eiseressen (in conventie),
gedaagden dan wel verweersters in reconventie,
verweersters in de incidenten,
advocaat mr. A. Taheri-Bhajan te Capelle aan den IJssel,
tegen
1. de heer
[persoon C]handelende als vennootschap onder firma met de handelsnaam [naam VOF 1] ,
wonende te Rhoon (gemeente Albrandswaard),
gedaagde,
eiser in de incidenten,
advocaat mr. S. Yadegari te Amsterdam,
2. de heer
[persoon D]handelende als vennootschap onder firma met de handelsnaam [naam VOF 1] ,
wonende te Rhoon (gemeente Albrandswaard),
gedaagde,
eiser in de incidenten,
advocaat mr. S. Yadegari te Amsterdam,
3. de vennootschap onder firma
[naam VOF 1],
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
eiseres in de incidenten,
advocaat mr. S. Yadegari te Amsterdam,
4. de heer
[persoon E],
wonende te Rhoon (gemeente Albrandswaard),
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. E. Luijendijk te Utrecht,
5. de heer
[persoon F],
wonende te Rhoon (gemeente Albrandswaard),
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. E. Luijendijk te Utrecht,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam VOF 2] .,
gevestigd te Rhoon (gemeente Albrandswaard),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E. Luijendijk te Utrecht,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam VOF 3] .,
gevestigd te Rhoon (gemeente Albrandswaard),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E. Luijendijk te Utrecht.
Gedaagden 4-7 zullen hierna gezamenlijk [naam VOF 2] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis in het incident van 4 december 2024, alsmede de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de akte van uitlating in incident t.a.v. voornemen tot verwijzing naar kantonrechter van [naam VOF 2] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De verdere beoordeling in de incidenten

2.1.
In het tussenvonnis in het incident van 4 december 2024 is de zaak in het incident tot onbevoegdheid verwezen naar de rol van 18 december 2024 voor akte uitlaten [naam VOF 2] c.s. over de door de rechtbank voorgenomen verwijzing van de zaak naar de kantonrechter. als bedoeld onder 4.10 en 4.11 van dat vonnis. De incidentele vorderingen in de overige twee incidenten zijn afgewezen, maar iedere verdere beslissing in die twee incidenten is nog aangehouden.
2.2.
[naam VOF 2] c.s. hebben zich in hun onder 1.1 genoemde akte gerefereerd aan de voorgenomen verwijzing door de rechtbank van de zaak naar de kantonrechter. De rechtbank zal hieronder dan ook overgaan tot die verwijzing.
2.3.
In de omstandigheid dat geen enkele partij in alle incidenten in het gelijk is gesteld, ziet de rechtbank voldoende aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident tot onbevoegdheid
3.1.
verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen;
in alle incidenten
3.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Rotterdam;
3.4.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen;
3.5.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge artikel 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort;
3.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 26 februari 2025 om 10:00 uurop welke rolzitting de kantonrechter zal beslissen over het vervolg van de zaak.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.
901/3455 [1]

Voetnoten

1.type: