ECLI:NL:RBROT:2025:1597

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
C/10/692092 / KG ZA 25-5
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verlenen van medewerking aan verkoop en levering van woning aan een derde

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de man een kort geding aangespannen tegen de vrouw met als doel haar te dwingen medewerking te verlenen aan de verkoop van hun gezamenlijke woning. De man stelt dat de vrouw zich niet aan eerder gemaakte afspraken heeft gehouden, die tijdens een mondelinge behandeling in een eerdere kort gedingprocedure zijn gemaakt. De vrouw woont met haar meerderjarige zoon in de woning en heeft de woning niet op haar naam laten zetten, ondanks de gemaakte afspraken. De man heeft een spoedeisend belang bij de verkoop van de woning, omdat hij een eigen woning wil kopen. De vrouw voert aan dat er onvoorziene omstandigheden zijn die haar verhinderen om aan de afspraken te voldoen, waaronder een ongeval en de gevolgen daarvan. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat de door de vrouw aangevoerde omstandigheden niet kwalificeren als onvoorziene omstandigheden in de zin van de gemaakte afspraken. De vrouw krijgt geen extra termijn om de woning over te nemen en moet haar medewerking verlenen aan de verkoop. De vordering van de man wordt toegewezen, en de vrouw wordt veroordeeld tot het betalen van een dwangsom indien zij in gebreke blijft.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/692092 / KG ZA 25-5
Vonnis in kort geding van 4 februari 2025
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: Gouda,
eiser,
advocaat mr. S. Kranendonk te ’s-Gravendeel,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.G. Pittaluga te Rotterdam.
De partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.

1.De inleiding

1.1.
De man en de vrouw hebben een relatie gehad. Het samenlevingscontract dat zij hadden, is op 28 oktober 2020 door de man opgezegd. De partijen zijn nog wel samen eigenaar van de woning aan het adres [adres]. De vrouw woont met haar meerderjarige zoon uit een andere relatie in de woning. De man wil dat de woning wordt verkocht. Volgens de man houdt de vrouw zich ten onrechte niet aan afspraken die daarover tijdens de mondelinge behandeling van een eerdere kort gedingprocedure zijn gemaakt. Daarom vordert hij in deze zaak – kort gezegd – dat de vrouw wordt veroordeeld om onder druk van een dwangsom haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan een derde. De vrouw is het niet eens met de vordering van de man, omdat er sprake is van onvoorziene omstandigheden waardoor zij zich niet aan de afspraken kon houden. Voor het geval de vordering toch wordt toegewezen, verzoekt de vrouw om haar tot 1 november 2025 de tijd te geven om de woning alsnog over te nemen met ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de man toe, zonder dat de vrouw nog een termijn krijgt om de woning alsnog over te nemen. Dit wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 januari 2025, met bijlagen 1 tot en met 7;
  • de conclusie van antwoord, met bijlagen 1 tot en met 5;
  • de mondelinge behandeling op 21 januari 2025.

3.De beoordeling

De partijen hebben afspraken gemaakt

3.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van een eerdere kort gedingprocedure op 26 april 2024 hebben de partijen samen – voor zover voor deze zaak van belang – de volgende afspraken gemaakt:

(…) 4. Partijen zullen vóór 15 mei 2024 opdracht geven aan Van Herk Makelaardij om de woning te taxeren, waarbij deze taxatie zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden. Partijen dragen de kosten van de taxatie elk voor de helft.
(…)
6. Elants krijgt zes maanden na vandaag de tijd om de woning op haar naam te zetten en ervoor te zorgen dat [eiser] uit de hoofdelijkheid wordt ontslagen. Indien dat niet haalbaar blijkt, zal de woning worden verkocht. Partijen zullen in overleg treden indien door onvoorziene omstandigheden de termijn van zes maanden niet haalbaar blijkt.
7. Elants zal [eiser] in de eerste week van elke maand per e-mail op de hoogte stellen van de voortgang, ook als er de afgelopen periode geen ontwikkelingen zijn. (…)”.
De vrouw moet de gemaakte afspraken nakomen en de woning moet worden verkocht
3.2.
De woning is inmiddels getaxeerd, maar de vrouw heeft de woning niet uiterlijk op 26 oktober 2024 op haar naam laten zetten en de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid laten ontslaan, terwijl de vrouw ook niet instemt met de verkoop van de woning aan een derde. Verder heeft de vrouw de man ook niet maandelijks op de hoogte gesteld van de voortgang. De vrouw is de gemaakte afspraken dus niet volledig nagekomen. De man heeft er gelet daarop en gelet op het tijdsverloop sinds het einde van de samenlevings-overeenkomst een gerechtvaardigd en voldoende spoedeisend belang bij dat de woning nu wordt verkocht, overeenkomstig de afspraken die de partijen hebben gemaakt. In principe is de vordering van de man dan ook toewijsbaar. Als het al zo zou zijn dat de partijen pas sinds november 2023 in gesprek zijn over de verkoop van de woning (de man betwist dit), dan doet dit aan het voorgaande niet af. De man heeft inmiddels lang genoeg gewacht. De man heeft er voor wat betreft zijn belang op gewezen dat hij graag een eigen woning wil kopen en dat het niet nakomen door de vrouw van de gemaakte afspraken dat voor hem onmogelijk maakt.
3.3.
De vrouw voert aan dat sprake is van onvoorziene omstandigheden waardoor zij zich niet aan de gemaakte afspraken heeft kunnen houden en waardoor de vordering van de man moet worden afgewezen, althans de vrouw nog tot 1 november 2025 de tijd moet krijgen om de woning alsnog over te nemen. Het is niet in geschil dat de vrouw, zoals zij stelt, op 6 september 2024 een ongeval heeft gehad en dat de gevolgen van dit ongeval – en medische complicaties daarna – ervoor zorgen dat de vrouw op dit moment een revalidatietraject volgt dat nog zes tot negen maanden in beslag gaat nemen. Verder is ook niet in geschil dat de vrouw als gevolg van het ongeval haar baan is verloren. De vrouw is dus geheel buiten haar schuld veel narigheid overkomen. De voorzieningenrechter begrijpt dat dit de vrouw ook bemoeilijkt in het overnemen van de woning, of dat dit die overname zelfs onmogelijk maakt. Dat kan zij onder de gegeven omstandigheden echter niet aan de man tegenwerpen. De door de vrouw aangevoerde onvoorziene omstandigheden kwalificeren naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter namelijk niet als onvoorziene omstandigheden zoals bedoeld in de tussen partijen gemaakte afspraken (punt 5, laatste zin). De daar bedoelde onvoorziene omstandigheden zien op het geval dat het taxeren van de woning, het verkrijgen van een hypotheek en het passeren van de noodzakelijke notariële akte meer tijd in beslag nemen dan vooraf voorzien. Van zulke onvoorziene omstandigheden is in dit geval geen sprake en het belang van de vrouw om nog in de woning te kunnen blijven wonen, weegt ook niet zo zwaar dat de vordering van de man op die grond moet worden afgewezen. De woning moet dus worden verkocht en de vrouw moet daaraan haar medewerking verlenen. De vordering van de man wordt toegewezen.
De vrouw krijgt geen termijn om de woning alsnog over te nemen
3.4.
De partijen hebben duidelijke afspraken gemaakt. De vrouw kreeg een termijn van zes maanden de tijd om de woning alsnog over te nemen en anders moest de woning worden verkocht. De voorzieningenrechter acht geen omstandigheden aanwezig om de vrouw nog een extra termijn van bijna negen maanden (tot 1 november 2025) te geven om de woning alsnog over te nemen. Daar komt bij dat niet aannemelijk is gemaakt dat die termijn voldoende zou zijn. Immers, niet gegarandeerd is dat de vrouw in de tussentijd een andere baan zal vinden én als dat wel het geval is betekent dat nog niet dat de vrouw vervolgens zonder meer de woning kan overnemen en de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid kan laten ontslaan. Dat lijkt uitermate onzeker. Het belang van de vrouw om nog een nadere termijn te krijgen om de woning over te nemen, weegt – mede in het licht van deze omstandigheden – niet zwaarder dan het belang van de man dat de woning zo snel mogelijk wordt verkocht.
De proceskosten
3.5.
Het uitgangspunt in zaken tussen ex-partners is dat de proceskosten worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt. De voorzieningenrechter ziet in de omstandigheden van deze zaak geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
veroordeelt de vrouw om binnen twee weken na betekening van dit vonnis haar onvoorwaardelijke en onherroepelijke medewerking te verlenen om de woning aan het adres [adres] zo spoedig mogelijk te verkopen en te leveren aan een derde, waaronder moet worden begrepen dat:
 de vrouw binnen twee weken na betekening van dit vonnis de verkoopopdracht geeft aan makelaarskantoor Van Herk Makelaars in Capelle aan den IJssel (
[e-mailadres]), met een kopie daarvan aan de man zodat hij ook zijn verkoopopdracht kan verstrekken;
 de vrouw alle adviezen van de behandelend makelaar ter zake de bespoediging van de onderhandse verkoop van de woning opvolgt;
 de vrouw de makelaar op eerste verzoek de toegang tot de woning verschaft voor het (laten) maken van foto’s en het doen van bezichtigingen aan (een) potentiële koper(s);
 de vrouw alle redelijke adviezen van de makelaar ter zake de prijsstelling van de woning en eventuele onderhoudswerkzaamheden (zowel het doen, als het laten daarvan) tot het tijdstip van de eigendomsoverdracht aan de toekomstige koper(s) opvolgt;
 de vrouw ter zake van de verkoop op eerste verzoek de koopovereenkomst ondertekent;
 de vrouw de woning moet verlaten met alle daarin aanwezig zijnde zaken, uiterlijk één dag voor de geplande levering van de woning aan de toekomstige koper(s);
 de vrouw aanwezig zal zijn bij de notaris ter zake van de levering van de woning aan de toekomstige koper(s), althans daarvoor een volmacht aan de notaris zal afgeven;
4.2.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 250,00 per dag dat zij in gebreke blijft met nakoming van de onder 4.1. vermelde veroordeling, met dien verstande dat de vrouw maximaal € 10.000,00 aan dwangsommen kan verbeuren;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
4.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2025.
3349 / 1729