ECLI:NL:RBROT:2025:1592

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
C/10/675166 / HA ZA 24-215
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na oplichting door een scambedrijf met betrokkenheid van medisch professionals

In deze zaak vordert [persoon A] schadevergoeding van [persoon B] en [persoon C] na te zijn opgelicht door een scambedrijf, DX Medical Solutions. [persoon A] heeft aanzienlijke bedragen overgemaakt naar dit bedrijf, dat later als frauduleus werd onthuld. Hij verwijt [persoon C] oplichting en [persoon B] dat hij hem heeft aangespoord om te investeren, terwijl [persoon B] zelf ook slachtoffer zou zijn van de oplichting. De rechtbank oordeelt dat [persoon B] onrechtmatig heeft gehandeld, maar dat [persoon A] ook een deel van de schuld draagt voor zijn investeringen. De rechtbank wijst de vorderingen van [persoon A] toe, waarbij [persoon B] en [persoon C] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 1.223.853,33, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens worden beslagkosten en proceskosten toegewezen aan [persoon A]. De zaak heeft internationale aspecten, aangezien [persoon C] in Italië woont en de andere partijen in Nederland. De rechtbank bevestigt haar rechtsmacht en het toepasselijke recht, en concludeert dat de schadevergoeding moet worden verminderd in verhouding tot de eigen schuld van [persoon A].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/675166 / HA ZA 24-215
Vonnis van 5 februari 2025
in de zaak van
[persoon A],
wonende te Rotterdam,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. M.M. Dellebeke te Amsterdam,
tegen

1.[persoon B] ,

wonende te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. F.J.H.M. Berndsen te Breda,
2.
[persoon C],
wonende te Rome, Italië,
gedaagde in conventie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] genoemd worden.
In het kort – waar gaat de zaak over?
[persoon A] heeft geld overgemaakt naar een bedrijf dat later een
scambleek te zijn. Hij vordert schadevergoeding van [persoon B] en [persoon C] op grond van onrechtmatige daad: hij verwijt [persoon C] oplichting en hij verwijt [persoon B] dat hij hem heeft bewogen om te investeren. [persoon B] voert aan dat hij zelf ook slachtoffer is van de oplichting. De rechtbank oordeelt dat [persoon B] onrechtmatig heeft gehandeld en dat hij schadevergoeding moet betalen, zij het dat [persoon A] voor een deel eigen schuld heeft aan de schade.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 januari 2024 met producties 1 t/m 30;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met producties 1 t/m 14;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte overlegging aanvullende producties, met producties 31 t/m 49;
  • de namens [persoon B] separaat overgelegde producties 15 t/m 20;
  • de akte houdende eiswijziging en vermindering van eis van [persoon A] ;
  • de mondelinge behandeling van 10 oktober 2024 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde spreekaantekeningen van beide partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[persoon A] heeft carrière gemaakt als oogarts.
2.2.
[persoon B] is dermatoloog. Hij staat in de medisch-wetenschappelijke wereld, zowel nationaal als internationaal, bekend om de ontwikkeling van innovatieve technieken en behandelmethoden. Hij was in 1995 een van de twee oprichters van de ‘ [naam kliniek] ’. Tegenwoordig is [persoon B] verbonden aan het Erasmus MC en geeft hij lezingen in binnen- en buitenland.
2.3.
Op 22 augustus 2020 is [persoon B] in contact gekomen met [persoon C] , destijds 24 jaar (hierna: [persoon C] ). [persoon C] heeft [persoon B] enthousiast gemaakt over DX Medical Solutions (hierna: DX), een onderneming waarvan [persoon C] CEO was en die zich specialiseerde in het ontwikkelen van softwaresystemen die met behulp van kunstmatige intelligentie röntgenfoto’s analyseren. DX bestond uit een drietal rechtspersonen: DX Medical Solutions B.V. in Nederland (hierna: DX B.V.), DX Medical Solutions, Inc. in New York, Verenigde Staten (hierna: DX Inc.), en DX Medical Solutions Srl in Rome, Italië.
2.4.
Op de website van DX is [persoon B] aangeduid als cofounder (medeoprichter) en CMO (Chief Medical Officer) van DX. Ook op [persoon B] ’ eigen website stond zijn betrokkenheid als “Medical Director” bij DX vermeld. [persoon B] is niet als oprichter betrokken geweest bij noch statutair bestuurder geweest van enige DX-vennootschap.
2.5.
Op 28 augustus 2020 heeft [persoon B] aan DX een lening verstrekt van € 300.000,00. Deze lening is niet binnen de daarvoor afgesproken termijn van vier maanden terugbetaald.
2.6.
In – naar de rechtbank begrijpt – 2021 is [persoon B] naar het kantoor van DX in Rome gereisd en heeft hij mensen gesproken die aan hem zijn gepresenteerd als medewerkers en deze aan het werk gezien met door DX ontwikkelde software.
2.7.
[persoon B] heeft [persoon A] op 1 december 2021 per e-mail gevraagd of hij belangstelling had om toe te treden tot de adviesraad van DX. [persoon A] heeft hier positief op geantwoord. In deze e-mail schreef [persoon B] aan [persoon A] :
Hi [voornaam persoon A] ,
Zou het iets voor jou zijn om toe te treden tot de adviesraad van Diagnostix.ia. Dat is een bedrijfje dat ik gestart ben met een wizz-kid uit Nederland/Italie/VS. We hebben daarbij ruimte voor een oogarts. Honorarium EUR 10.000 per jaar.
Hoor graag of je dat wat lijkt. Groeten [voornaam persoon B] .
2.8.
Op 4 december 2021 schreef [persoon B] aan [persoon A] :
Ha [voornaam persoon A] ,
Bijgevoegd een document dat onze samenwerking beschrijft. De financiële afspraak maken wij individueel met de artsen en staat daarom niet ingevuld. Maar het voorstel is EUR 10.000 per jaar
Tevens wordt in het document verwezen naar een annex. Die vind je hier:Annex A. Diagnostix.pdf.
[voornaam persoon C] en ik hebben maandag a.s. om 9.00 uur tijd voor de Zoom. Is dat voor jou ook nog steeds een geschikt moment?
Groeten [voornaam persoon B] .
2.9.
[persoon C] heeft [persoon A] verteld dat het gewenst en gebruikelijk was dat de leden van de adviesraad ook de gelegenheid kregen om te investeren in DX in ruil voor een aandelenpakket.
2.10.
Op 14 december 2021 heeft [persoon A] aan [persoon B] de volgende e-mail verstuurd:
Hi [voornaam persoon B] ,
Als lid van de adviesraad krijg ik de kans om ook iets te investeren. Ik ben zeer enthousiast maar dit is nieuw voor mij.
Jij bent hier al wat langer mee bezig.
Investeer jij ook wat?
2.11.
[persoon B] heeft diezelfde dag gereageerd met: “Zeker. Ik heb 0,5 milj gedaan”.
2.12.
Op 13 mei 2022 schreef [persoon B] aan onder meer [persoon A] :
Beste leden van de Medisch Adviesraad Diagnostix,
Afgelopen periode is tamelijk hectisch geweest met betrekking tot de beursgang. Zoals duidelijk zal zijn, is er veel onzekerheid in de markt en is het tot nu toe niet het juiste moment geweest om een IPO [rechtbank: beursgang] te laten plaatsvinden. Daarbij heeft zich een nieuwe bank (Julius Baer) gemeld om ons bedrijf te ondersteunen. Wat op zichzelf heel goed nieuws is. De banken verwachten dat de beurskoersen tegen het eind van deze maand zullen stabiliseren. Dan wordt er opnieuw bekeken of een IPO opportuun is.
Echter, de progressie van uitwerken van nieuwe ideeën binnen Dx heeft nauwelijks geleden. Een nieuw en kansrijk gebied is de AI van consumer wearable medical devices. Daarvoor willen we gaan samenwerken met de firma TNO – Holst (zie bijgevoegde presentatie). Aan ieder lid van de Medische Adviesraad de vraag of je beschikbaar bent hier rechtstreeks met TNO Holst over van gedachten te wisselen? Vergoeding van deze activiteit is nader te bespreken.
2.13.
Naar aanleiding van een e-mail van [persoon A] van 15 juli 2022 over een ontdekt verband tussen chronische leverziekte en glaucoom schreef [persoon B] diezelfde dag:
Als de IPO eenmaal een feit is, moeten we hier zsm mee starten. Dit lijkt mij de belangrijkste ‘inkopper’ op medisch gebied. Waarschijnlijk is dat anderen daar ook al mee bezig zijn.
2.14.
Op 9 augustus 2022 schreef [persoon B] aan onder meer [persoon A] :
Hi Allen,
Van [voornaam persoon C] zojuist gehoord dat de nieuwe datum voor een IPO maandag 12 september zal zijn. Laten we hopen dat er geen grote dingen gebeuren op het wereldtoneel, die dit plan in de war sturen.
Hartelijke groet, [voornaam persoon B]
2.15.
[persoon C] heeft op 16 oktober 2022 aan [persoon B] een – naar later bleek: vervalst –waarderingsrapport van [naam] gedateerd 10 oktober 2022 toegezonden waarin de waarde van DX Inc werd geschat op USD 265 miljoen.
2.16.
Op 25 februari 2023 schreef [persoon B] aan onder meer [persoon A] :
Dear colleagues,
This is to let you know that I just returned from Rome. The IPO is immanent but new contracts with Porsche and others led to new valuation by JPM. At the end of my stay Bahrein informed us that they want to implement our ER module in all their hospitals and take a substantial share in our company. This gives another boost to the evaluation, which now is around 30 USD per share. Together with [voornaam persoon C] I will fly next week to Bahrein for the start of the F1 racing season. We expect that the IPO will be executed next week or early in the week thereafter. I will keep you posted.
Best regards, [voornaam persoon B]
2.17.
Op 11 maart 2023 schreef [persoon B] aan [persoon A] en anderen:
Dear Friends,
This is to let you know that recent development around SVB will have effect on our IPO. First of all SVB is an underwriter in this IPO. In other words they possess shares of our company. Since the bank is now closed by the California banking regulators we need to see what can be done with these shares. Another major item is that we used SVB as one of our banks to stall money. It is unclear whether we can retrieve any of this.
[voornaam persoon C] assured me that Diagnostix will survive and that the IPO will take place. But since the situation is unclear, it is hard to predict when this IPO will eventually be executed.
I will keep you posted with news about this situation.
Kind regards, [persoon B]
2.18.
Op 19 april 2023 schreef [persoon B] aan [persoon A] en anderen:
Dear All,
I am excited to inform you that our company Dx Medical is transferring the medical section that is now operative, being ER solutions and brain MRI prediction models, to the Meta company. Shortly, you will receive a buy-out contract via Docusign. After signing this document, you will still hold shares in Dx Medical, but you will have a very profitable return on your initial investment.
The expected IPO of Dx Medical will also take place in the near future. There has been a delay because of this interesting development.
For any question please call me or [voornaam persoon C] .
Kind regards, [persoon B]
2.19.
In vervolg op zijn bericht van 19 april 2023 schreef [persoon B] op 20 april 2023 aan [persoon A] en anderen:
Dear All,
Here is some more information regarding the deal hereunder.
There is an agreement with Meta. Due diligence is ongoing, with the primary focus on the technical site (coding and algorithm testing). When this is finished, the Meta company will likely want to (virtually) meet with the medical board members. I think it is wise to have a meeting before that will happen. I would suggest to have that anytime during the next week. I prefer Monday or Tuesday after 18:00 (CET). Please give me your response.
Actually the Docusign might take another few days or even 1-2 weeks.
Kind regards, [voornaam persoon B]
2.20.
In de periode van 9 december 2021 tot en met 29 juni 2023 heeft [persoon A] in 51 transacties in totaal € 1.835.780,00 overgemaakt naar DX. Aan nagenoeg iedere transactie lag een
Share Purchase Agreement,een
Share Conversion Agreementof een
Share Option Agreement(hierna overkoepelend: de overeenkomsten) ten grondslag. In de overeenkomsten is afwisselend [persoon A] dan wel “BVF Capital Holdings Inc” als koper genoemd. Ook worden afwisselend verschillende DX-entiteiten als verkoper genoemd, te weten DX Inc. en DX B.V. Niet is gebleken dat enige aandelen daadwerkelijk aan [persoon A] zijn uitgegeven of overgedragen. Van het door [persoon A] betaalde totaalbedrag is niets terugbetaald.
2.21.
Het kantoor van [naam] in Londen heeft op 7 juli 2023 per e-mail bevestigd geen betrokkenheid te hebben bij DX en/of [persoon C] .
2.22.
Op 31 juli 2023 heeft [persoon B] aangifte gedaan van oplichting en valsheid in geschrifte tegen [persoon C] en de drie rechtspersonen van DX. In die aangifte staat – voor zover van belang – onder meer het volgende:
Op het moment dat de lening van € 300.000,- niet werd terugbetaald, had cliënt [rechtbank: [persoon B] ] geen vertrouwen meer in [persoon C] en is uiteraard herhaaldelijk verzocht om het bedrag over te maken. [persoon C] hield daarentegen voor dat er op dat moment nog even niet kon worden terugbetaald, maar dat DX Medical B.V. bezig was met een beursgang en dat daarna zeker voldoende gelden zouden binnenkomen waarmee de lening zou worden terugbetaald. […]
2.23.
Op 3 januari 2024 heeft [persoon A] conservatoir beslag laten leggen op de vordering van [persoon B] op DX en op vier registergoederen van [persoon B] .
2.24.
[persoon C] is in september 2024 door de Italiaanse autoriteiten in Rome aangehouden en verblijft in detentie in Italië. De Nederlandse autoriteiten hebben een uitleveringsverzoek gedaan.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[persoon A] vordert, na wijziging van eis, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat [persoon C] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [persoon A] ;
2. voor recht te verklaren dat [persoon B] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [persoon A] ;
3. [persoon B] en [persoon C] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [persoon A] van € 1.835.780,00 als schadevergoeding, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
4. [persoon B] en [persoon C] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [persoon A] van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, berekend over het onder punt 3 hierboven vast te stellen bedrag aan schade, vanaf 4 december 2023, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dag;
5. [persoon B] en [persoon C] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, met inbegrip van de beslagkosten en eventuele nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[persoon B] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [persoon A] in zijn vorderingen althans tot ontzegging van de vordering aan hem, met veroordeling van [persoon A] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
in reconventie
3.3.
[persoon B] vordert dat [persoon A] wordt veroordeeld om
- de gelegde beslagen op te heffen op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [persoon A] hiermee in gebreke blijft; en
- de schade te vergoeden die [persoon B] direct en indirect ten gevolge van de onrechtmatige beslagen heeft geleden, een en ander nader op te maken bij staat.
3.4.
[persoon A] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [persoon B] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.

4.De beoordeling

Internationale zaak

4.1.
Dit is een internationale zaak omdat [persoon C] in Italië woont en de andere procespartijen in Nederland. Daarom dient de rechtbank eerst haar (internationale) bevoegdheid en het toepasselijke recht te bepalen.
Rechtsmacht
4.2.
De dagvaarding van [persoon A] dateert van na de inwerkingtreding van de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (hierna: Brussel I bis-Vo). [persoon B] woont in Nederland; de Nederlandse rechter heeft dan ook rechtsmacht ten aanzien van [persoon B] op grond van artikel 4 lid 1 Brussel I bis-Vo.
4.3.
De Nederlandse rechter is ten aanzien van [persoon C] bevoegd op grond van artikel 8 lid 1 Brussel I bis-Vo (pluraliteit van verweerders). De vereiste nauwe band tussen de vorderingen in de zin van dit artikel is gegeven. Dit vraagt om gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen zouden kunnen worden gegeven.
Toepasselijk recht
4.4.
[persoon B] heeft betwist dat Nederlands recht van toepassing is op de rechtsverhouding tussen hem en [persoon A] voor zover er een rechtskeuzebeding is opgenomen in de tussen [persoon A] en DX gesloten overeenkomsten. [persoon A] heeft in dit kader aangevoerd dat de grondslag van zijn vorderingen niet is de overeenkomsten, maar een onrechtmatige daad (als feitelijk beleidsbepaler van DX). [persoon B] heeft ten slotte aangevoerd dat de toepasselijkheid van Nederlands recht specifiek wordt betwist voor zover de vordering is gebaseerd op het leerstuk van de oneerlijke handelspraktijk.
4.5.
In artikel 4 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (hierna: Rome II-Vo) is bepaald dat op een onrechtmatige daad het recht van toepassing is van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen. Dat betekent dat Nederlands recht van toepassing is, aangezien de schade van [persoon A] in Nederland wordt geleden. Ook voor zover de vordering is gebaseerd op het leerstuk van de oneerlijke handelspraktijk geldt de toepasselijkheid van voornoemd artikellid, nu dit leerstuk een
speciesis van het
genusonrechtmatige daad (zie onder meer artikel 6:193b lid 1 BW). Ten slotte is niet gebleken van een kennelijk nauwere band met een ander land (artikel 4 lid 3 Rome II-Vo). De rechtskeuzebedingen in de overeenkomsten zijn niet relevant voor het bepalen van het toepasselijk recht in de verhouding tot de partijen in deze procedure.
in conventie
Eiswijziging
4.6.
Aangezien [persoon B] geen bezwaar heeft gemaakt tegen de eiswijziging van [persoon A] en de rechtbank ook ambtshalve geen reden ziet om deze niet toe te laten, zal bij de beoordeling worden uitgegaan van de gewijzigde vordering zoals weergegeven onder 3.1.
Verstek [persoon C]
4.7.
[persoon C] is niet in rechte verschenen. Tegen hem is verstek verleend. Aangezien [persoon B] wel is verschenen wordt op grond van artikel 140 Rv één vonnis tussen alle partijen gewezen dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
4.8.
De vorderingen tegen [persoon C] komen de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voor en zullen dan ook worden toegewezen, behoudens voor zover hierna anders blijkt.
Vorderingen jegens [persoon B]
4.9.
Tussen [persoon A] en [persoon B] is niet in geschil dat [persoon A] slachtoffer is van oplichting door [persoon C] . Hij heeft € 1.835.780,00 overgemaakt naar een onderneming die een
scambleek te zijn. Van een daadwerkelijke onderneming is nooit sprake geweest en [persoon C] heeft zich bediend van meerdere vervalste stukken. Het door [persoon A] betaalde bedrag is niet meer te traceren. Partijen verschillen echter van mening over de vraag welke rol [persoon B] hierin heeft gespeeld.
4.10.
[persoon A] verwijt [persoon B] dat hij [persoon A] over DX heeft geënthousiasmeerd, hem daarover onjuist heeft geïnformeerd, hem heeft verleid tot het verstrekken van aanzienlijke geldbedragen en heeft verzwegen dat hij zelf leningen aan DX had verschaft die niet waren terugbetaald. [persoon A] grondt zijn vorderingen jegens [persoon B] primair op het leerstuk van oneerlijke handelspraktijken, subsidiair op onrechtmatig handelen in zijn hoedanigheid van feitelijk beleidsbepaler van DX en meer subsidiair op onrechtmatig handelen zonder de verzwaarde norm. [persoon B] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Oneerlijke handelspraktijk
4.11.
In artikel 6:193b lid 1 BW is bepaald dat een handelaar onrechtmatig handelt jegens een consument indien hij een handelspraktijk verricht die oneerlijk is. Onder een handelspraktijk wordt verstaan: iedere handeling, omissie, gedraging, voorstelling van zaken of commerciële communicatie, met inbegrip van reclame en marketing, van een handelaar, die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product aan consumenten (artikel 6:193a lid 1 aanhef en onder d BW).
4.12.
[persoon B] heeft betwist dat sprake is van een handelspraktijk nu (het aangaan van) een lening geen product is dat door DX wordt verkocht of geleverd en ook geen dienst is die door DX wordt aangeboden. [persoon A] heeft in reactie hierop verwezen naar een uitspraak [1] waarin is geoordeeld dat het faciliteren van de totstandkoming van een financiering als een verkoopbevorderende handeling (en dus als een handelspraktijk) kan worden beschouwd.
4.13.
De rechtbank neemt in overweging dat de handelaar in de uitspraak waar [persoon A] naar verwijst heeft gehandeld in de uitoefening van diens beroep als vermogensbeheerder en beleggingsadviseur. Dat is een wezenlijk verschil met de hoedanigheid waarin [persoon B] – voor zover hij als handelaar kan worden gezien – heeft gehandeld. [persoon B] noch DX is vermogensbeheerder of beleggingsadviseur. De handelsactiviteiten van DX, die achteraf blijken niet te hebben bestaan, richtten zich op innovatie in de gezondheidszorg. Het faciliteren van de totstandkoming van een lening of financiering of het aangaan daarvan vormt als zodanig dan ook geen onderdeel van de handelspraktijk van DX.
4.14.
Uit het voorgaande volgt dat het handelen van [persoon B] , voor zover hij daarmee [persoon A] heeft bewogen geld te verstrekken aan DX, geen rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product. Het bewegen tot het verstrekken van een lening valt in dit geval dus niet binnen de definitie van een handelspraktijk zoals beschreven in artikel 6:193a lid 1 sub d BW.
4.15.
Nu er geen sprake is van een handelspraktijk kan er ook geen sprake zijn van een oneerlijke handelspraktijk zoals bedoeld in de artikelen 6:193a BW en volgende. Hetgeen partijen verder hebben aangevoerd in dit kader kan onbesproken blijven aangezien dit niet tot een andere conclusie kan leiden.
Onrechtmatige daad
4.16.
[persoon A] heeft aangevoerd dat hij ervan overtuigd is dat [persoon B] doelbewust heeft bijgedragen aan de oplichtingspraktijken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij erkend dat hij geen bewijs heeft om die overtuiging aan te tonen. De rechtbank stelt voorop dat niet is komen vast te staan dat [persoon B] willens en wetens [persoon A] heeft opgelicht. [persoon B] heeft aangevoerd dat hij in de innovatieve software van DX geloofde en oprecht enthousiast was over de mogelijkheden van de start-up. [persoon A] heeft deze stelling onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank acht het handelen van [persoon B] dan ook voornamelijk ingegeven door enthousiasme voor het (vermeende) product van DX. Van opzettelijke misleiding door [persoon B] is geen sprake.
4.17.
[persoon A] heeft daarnaast aangevoerd dat [persoon B] op grond van de door hem afgelegde beroepseed als medicus gehouden is om, onder meer, naar zijn patiënten te luisteren. Volgens [persoon A] heeft [persoon B] niet naar hem geluisterd. De rechtbank overweegt in dit kader dat [persoon A] onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een schending van de medische beroepseed door [persoon B] en dat hij daarvan overigens ook de relevantie voor de gestelde onrechtmatige daad onvoldoende heeft onderbouwd. [persoon A] is geen patiënt (geweest) van [persoon B] ( [persoon A] heeft dat althans niet gesteld) en [persoon B] handelde tegenover [persoon A] niet in zijn hoedanigheid van medicus tegenover een patiënt. Zodoende gaat de rechtbank voorbij aan dit verwijt van [persoon A] .
4.18.
Het voorgaande neemt echter niet weg dat wel sprake is van zodanig onzorgvuldig handelen van [persoon B] dat dit jegens [persoon A] onrechtmatig is. [persoon B] heeft [persoon A] benaderd met informatie over DX en hem voorgesteld om tot de medische adviesraad toe te treden, waarvan [persoon B] voorzitter was. [persoon B] wist dat [persoon C] aan [persoon A] had gevraagd in DX te investeren. [persoon B] heeft [persoon A] desgevraagd ook laten weten dat en hoeveel hij ( [persoon B] ) in DX had geïnvesteerd. Over een langere periode heeft [persoon B] bij [persoon A] actief de indruk gewekt en gehandhaafd dat DX op korte termijn naar de beurs zou gaan en dat de ontwikkelingen binnen DX positief waren en onder meer zouden resulteren in een deal met Meta. Dit alles is in het licht van het volgende samenstel van omstandigheden onrechtmatig jegens [persoon A] .
4.19.
[persoon B] heeft zich geprofileerd als medeoprichter (co-founder) en als
chief medical officervan DX. Ook heeft [persoon B] in zijn correspondentie met [persoon A] over DX gesproken als “we” respectievelijk “ [voornaam persoon C] en ik”, en bewoordingen gebezigd als “De financiële afspraak maken wij individueel met de artsen”, “ons bedrijf” en “Our company DX Medical”. Met (elk van) deze bewoordingen heeft [persoon B] naar [persoon A] toe een voortdurende organieke en inhoudelijke betrokkenheid bij de start-up DX gesuggereerd. [persoon B] deed het hiermee voorkomen alsof hij kennis droeg van en inzicht had in de bedrijfsvoering en de ontwikkeling van DX. In werkelijkheid had [persoon B] DX niet mede opgericht en heeft hij ook nooit deel uitgemaakt van het bestuur van DX. [persoon B] heeft zich dus zonder basis in de werkelijkheid als zodanig gepresenteerd. Gelet op zijn statuur en goede naam als een gezaghebbend en succesvol medisch ondernemer had [persoon B] zich niet op deze manier mogen profileren. [persoon B] , die zichzelf ook kenschetst als een medicus met een onberispelijke staat van dienst, die nationaal en internationaal in de medische wetenschappelijke wereld bekend is om de ontwikkeling van innovatieve technieken en behandelmethoden, moet zich er goed van bewust zijn geweest of behoorde zich er bewust van te zijn dat een door hem benaderde derde als [persoon A] op de door hem geschetste voorstelling van DX en zijn kennis en positie zou vertrouwen en zijn beslissingen mede op dat vertrouwen zou baseren. [persoon B] had zijn uitlatingen en presentatie daarop behoren af te stemmen, zeker in contacten met personen (zoals [persoon A] ) die hij probeerde te enthousiasmeren om (ook) bij DX betrokken te raken. [persoon B] heeft dat onvoldoende gedaan.
4.20.
[persoon B] moet zich gelet op het vorenstaande ook hebben gerealiseerd dat [persoon A] zijn mededelingen en updates aan de medische adviesraad over de geplande beursgang van DX en een transactie met Meta als geloofwaardig en betrouwbaar zou zien. Uit [persoon B] ’ mededelingen aan de
medischeadviesraad volgt ook dat [persoon B] zich ervan bewust was dat de inhoud van deze mededelingen van belang was voor leden daarvan, onder wie [persoon A] , die in DX hadden geïnvesteerd, ook als [persoon B] de frequentie van de investeringen of de daarmee gemoeide bedragen niet kende. Dat [persoon B] ook informatie aan [persoon A] verschafte die kenbaar van [persoon C] afkomstig was, doet aan het vorenstaande niet af, juist nu [persoon B] door zijn suggestie van interne betrokkenheid zijn naam aan de betrouwbaarheid van zulke informatie verbond. Van deze omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd heeft [persoon B] zich in zijn contacten met [persoon A] onvoldoende rekenschap gegeven en dat maakt zijn handelen onzorgvuldig.
4.21.
Daarnaast is [persoon B] in zijn e-mail van 14 december 2021, waarin hij desgevraagd aan [persoon A] bevestigde dat hij 0,5 miljoen had geïnvesteerd, alsook daarna niet transparant geweest over het feit dat hij zijn lening aan DX ten bedrage van € 300.000,00 niet terugbetaald had gekregen binnen de daarvoor overeengekomen termijn van vier maanden. [persoon B] heeft in dit kader aangevoerd dat aan zijn kant geen sprake was van een ‘eerste verdenking’ toen terugbetaling niet tijdig plaatsvond en dat vervolgens werd overeengekomen dat de lening pas zou worden terugbetaald als daarvoor na de beursgang van DX gelden beschikbaar zouden komen. Het feit dat hij nog niet was terugbetaald vormde naar zijn idee zodoende geen aanwijzing voor mogelijke insolvabiliteit en dus geen omstandigheid waarover hij [persoon A] diende in te lichten. In zijn strafrechtelijke aangifte tegen [persoon C] schrijft [persoon B] echter dat hij door het uitblijven van terugbetaling het vertrouwen in [persoon C] verloor (zie 2.22). Daarmee spreekt hij zichzelf dus tegen. Uitgaande van de aangifte bestond voor [persoon B] alle reden om [persoon A] te informeren over zijn niet-terugbetaalde lening. Dat de nadien in april 2022 door [persoon B] verstrekte leningen wel zijn terugbetaald, maakt dit niet anders. Het ging hier ten eerste om een lager bedrag (in totaal € 65.000,00) dan de nietterugbetaalde lening. Daarnaast achtte [persoon B] het verloren vertrouwen kennelijk wel belangrijk genoeg om in de aangifte tegen [persoon C] te vermelden. Dat maakt het moeilijk te begrijpen dat hij deze informatie niet van belang achtte voor [persoon A] . Ten slotte is blijkens diezelfde aangifte tevergeefs herhaaldelijk verzocht om terugbetaling, wat eerder duidt op een gebrek aan vertrouwen dan op herstel daarvan. Tegen die achtergrond had [persoon B] [persoon A] over zijn niet-terugbetaalde lening behoren in te lichten. Dat hij dat niet heeft gedaan draagt bij aan de onzorgvuldigheid van zijn handelen jegens [persoon A] .
4.22.
[persoon B] heeft aangevoerd dat hij [persoon A] niet heeft bewogen tot de verstrekking van gelden, nu [persoon A] al op 9 december 2021 een bedrag van € 100.000,00 aan DX heeft overgemaakt terwijl hij pas daarna voor het eerst met [persoon B] over investeringen heeft gesproken. De rechtbank verwerpt dit verweer. [persoon A] heeft gesteld dat de betrokkenheid van [persoon B] bij DX voor hem van groot belang was en dat hij zonder die betrokkenheid zelf niet inhoudelijk en/of financieel bij DX betrokken zou zijn geraakt. [persoon B] heeft geen feiten aangevoerd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat [persoon A] ook zonder zijn betrokkenheid gelden aan DX zou hebben verstrekt.
4.23.
[persoon B] heeft verder betwist dat hij [persoon A] heeft bewogen tot verstrekking van gelden, nu hij geen betrokkenheid heeft gehad bij de voorwaarden daarvan, die [persoon A] rechtstreeks met [persoon C] overeen is gekomen. De rechtbank oordeelt hierover als volgt. [persoon B] ziet over het hoofd dat het, onder de omstandigheden als in 4.19 en 4.20 besproken en door zijn nalaten om [persoon A] te informeren over de niet-terugbetaalde lening, in de eerste plaats zijn handelen is geweest – en niet dat van [persoon C] – dat het vertrouwen van [persoon A] heeft gewekt op grond waarvan hij, gedurende een langere periode waarin hij op de mededelingen van [persoon B] omtrent de ontwikkelingen bij DX is afgegaan, is bewogen om gelden aan DX te verstrekken. Het causaal verband tussen de onrechtmatige daad van [persoon B] en schade aan de zijde van [persoon A] is daarmee gegeven. De omvang van die schade en het aandeel van [persoon A] daarin komen hierna aan de orde.
Schade
4.24.
[persoon A] stelt zich op het standpunt dat de schade bestaat uit het door hem aan DX betaalde totaalbedrag van € 1.835.780,00. De hoogte van dit totaalbedrag en het feit dat dit bedrag betaald is van de privérekening van [persoon A] staan als onbetwist vast. Daarmee is ook de schade gegeven die het gevolg is van het onrechtmatig handelen van [persoon B] .
4.25.
[persoon B] heeft betoogd dat [persoon A] volgens de overeenkomsten geen leningen heeft verstrekt, maar aandelen heeft gekocht. Ook heeft [persoon B] aangevoerd dat twee van de aankopen niet door [persoon A] zijn gedaan maar door een vennootschap (BVF Capital Holdings Inc. in Delaware). Dit is echter niet van belang. Aan de omschrijving van de betalingen en aan de inhoud van de overeenkomsten komt geen betekenis toe, want die zijn onderdeel van de oplichting door [persoon C] . Waar het om gaat is dat alle betalingen ten laste van [persoon A] zijn gekomen en dat [persoon A] niets van dat geld heeft teruggezien. Het totaalbedrag van al die betalingen vormt dus de geleden schade.
Onrechtmatige daad – conclusie
4.26.
Aan de vereisten voor aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad is voldaan. De gevorderde verklaring voor recht dat [persoon B] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [persoon A] zal worden toegewezen. Dit vormt tevens de grondslag voor de vordering om [persoon B] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding, die dus zal worden toegewezen. Voor een inhoudelijke beoordeling van de subsidiair aangevoerde grondslag, namelijk onrechtmatig handelen door [persoon B] in zijn hoedanigheid van feitelijk beleidsbepaler van DX, bestaat zodoende geen aanleiding. Over de hoogte van de te betalen schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt.
Eigen schuld
4.27.
[persoon B] voert subsidiair het verweer dat sprake is van eigen schuld door [persoon A] op de voet van artikel 6:101 BW. Volgens [persoon B] is het schadeveroorzakende handelen met name gelegen in de omstandigheid dat [persoon A] ervoor heeft gekozen om zonder nader onderzoek en zonder enige zekerheid te bedingen gelden ter beschikking te stellen aan DX.
4.28.
De rechtbank overweegt dat de betalingen door [persoon A] zijn verricht over een periode van ruim anderhalf jaar. In die (relatief lange) periode is, ondanks toezeggingen daartoe, de beursgang van DX – waarvoor [persoon A] stelt overbruggingsleningen te hebben verstrekt – steeds opnieuw uitgesteld. Dit had [persoon A] redelijkerwijs kritischer moeten maken tegenover verdere investeringen. De aan [persoon A] voorgelegde overeenkomsten spiegelden bovendien een aandelenbelang voor – en dus geen geldlening – en bevatten allerlei onderlinge inconsistenties (zie 2.20). Ook deze omstandigheden hadden [persoon A] redelijkerwijs aanleiding behoren te geven om nader onderzoek te doen. [persoon A] heeft naar eigen zeggen zijn volledige familievermogen in DX geïnvesteerd, terwijl hij wist dat het hier om een start-up ging. Algemeen bekend is – in elk geval voor iemand met de levenservaring en het opleidingsniveau van [persoon A] – dat investeren in start-ups normaal gesproken risicovol is. Het ligt dan bepaald niet in de rede om zonder enige zekerheid grootschalig in een dergelijke onderneming te investeren. Door dat wel te doen heeft [persoon A] zich anders gedragen dan redelijkerwijs van hem mocht worden verwacht.
4.29.
De hiervoor omschreven omstandigheden bevinden zich in de risicosfeer van [persoon A] en hebben bijgedragen aan het feit dat hij geld heeft verstrekt en schade heeft geleden. [persoon A] heeft dan ook eigen schuld aan het ontstaan van zijn schade. Alles in overweging nemende, waarbij voornoemde omstandigheden worden afgezet tegen de onrechtmatige daad van [persoon B] , komt de rechtbank tot de conclusie dat het handelen van [persoon A] naar redelijkheid voor 33,33% geacht moet worden te hebben bijgedragen aan het ontstaan van zijn schade en het handelen van [persoon B] (dus) voor 66,67%. Dit betreft de causale verdeling. Voor toepassing van een billijkheidscorrectie ziet de rechtbank geen aanleiding.
4.30.
De schadevergoedingsplicht van [persoon B] dient te worden verminderd in evenredigheid met de mate waarin de aan beide partijen toe te rekenen omstandigheden aan de schade hebben bijgedragen. Zodoende komt 33,33% van de schade van [persoon A] voor zijn eigen rekening en zal [persoon B] worden veroordeeld tot betaling van € 1.223.853,33 aan [persoon A] . Deze verdeling geldt echter niet in de rechtsverhouding tussen [persoon A] en [persoon C] . Tegen [persoon C] is, als gezegd, verstek verleend en hij wordt veroordeeld tot betaling van 100% van de schade. Dit leidt ertoe dat [persoon B] en [persoon C] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van € 1.223.853,33 aan [persoon A] en [persoon C] daarnaast ook tot betaling van € 611.926,67.
Wettelijke rente
4.31.
De gevorderde wettelijke rente over de schadevergoeding zal, zoals gevorderd, worden toegewezen met ingang van 4 december 2023.
Beslagkosten
4.32.
[persoon A] vordert [persoon B] en [persoon C] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Die vordering is, gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv, toewijsbaar voor zover het [persoon B] betreft aangezien hij de beslagene is. De beslagkosten worden als volgt begroot:
  • salaris advocaat € 4.357,00 (1 rekest x tarief VIII)
  • griffierecht € 314,00
  • beslagexploot € 330,49
  • betekening
Totaal € 5.099,81
4.33.
De gevorderde wettelijke rente over de beslagkosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Proceskosten
4.34.
[persoon B] en [persoon C] zijn grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [persoon A] worden begroot op:
  • dagvaarding € 137,47
  • griffierecht € 2.312,00
  • salaris advocaat € 8.714,00 (2 punten x tarief VIII)
  • nakosten
Totaal € 11.341,47
4.35.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
Opheffing beslagen
4.36.
[persoon B] vordert in reconventie opheffing van de gelegde beslagen. Op grond van artikel 705 lid 2 Rv kan de opheffing van het beslag onder meer worden uitgesproken indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Nu de vordering van [persoon A] grotendeels wordt toegewezen, staat vast dat daarvan geen sprake is. Dat zich een andere grond voor opheffing van de gelegde beslagen voordoet, is gesteld noch gebleken. De vordering tot opheffing van de gelegde beslagen zal dan ook worden afgewezen. Dientengevolge wordt ook de gevorderde schadevergoeding afgewezen.
Proceskosten
4.37.
[persoon B] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [persoon A] worden begroot op:
  • salaris advocaat € 2.178,50 (1 punt x tarief VIII x 0,5)
  • nakosten
Totaal € 2.278,50
4.38.
Aan advocatensalaris is één punt toegekend voor de conclusie van antwoord in reconventie. Met de mondelinge behandeling is in reconventie geen rekening gehouden omdat de vordering in reconventie tijdens de mondelinge behandeling niet of nauwelijks aan de orde is geweest. Daarnaast houdt de rechtbank bij de begroting van de proceskosten in reconventie er rekening mee dat de vordering in reconventie voortvloeit uit het verweer in conventie. Om die reden is het in reconventie toegekende advocatensalaris gehalveerd.
in conventie en in reconventie
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.39.
Dit vonnis wordt, voor zover het ziet op de veroordelingen tot betaling, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat [persoon C] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [persoon A] ;
5.2.
verklaart voor recht dat [persoon B] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [persoon A] ;
5.3.
veroordeelt [persoon B] en [persoon C] hoofdelijk tot betaling aan [persoon A] van een bedrag van € 1.223.853,33, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 4 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [persoon C] tot betaling aan [persoon A] van een bedrag van € 611.926,67, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 4 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt [persoon B] tot betaling aan [persoon A] van de beslagkosten ten bedrage van € 5.099,81;
5.6.
veroordeelt [persoon B] en [persoon C] hoofdelijk in de proceskosten van € 11.341,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als [persoon B] en [persoon C] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.7.
veroordeelt [persoon B] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de beslagkosten en de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
in reconventie
5.8.
wijst de vorderingen af;
5.9.
veroordeelt [persoon B] in de proceskosten van € 2.278,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
in conventie en in reconventie
5.10.
verklaart dit vonnis, voor zover het de veroordelingen tot betaling betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
5.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, mr. K.A. Baggerman en mr. M.J. Drop. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.
3533 / 1980 / 2537 / 3028

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20 oktober 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7904