ECLI:NL:RBROT:2025:1580

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
C/10/688043 / JE RK 24-2293 en C/10/691504 / JE RK 24-2741
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 9 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die verzocht om de ondertoezichtstelling van beide minderjarigen te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1]. Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, waren de moeder, haar advocaat, en vertegenwoordigers van de GI en Enver aanwezig. De vader was niet verschenen, ondanks correcte oproeping.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1], die fysiek geweld heeft gebruikt en al anderhalf jaar geen onderwijs volgt. De ouders hebben geen grip op zijn gedrag, en er zijn zorgen over het middelengebruik van de vader. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI gehonoreerd, gezien de noodzaak van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 15 januari 2026, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/688043 / JE RK 24-2293 en C/10/691504 / JE RK 24-2741
Datum uitspraak: 9 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2008 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2012 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. G.H. Amstelveen, kantoorhoudende in Capelle aan den IJssel,
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[persoon A], werkzaam bij Enver.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 23 oktober 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 23 december 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI, te weten [persoon B] .
  • een vertegenwoordiger van Enver, te weten [persoon A] , die als informant is gehoord.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige 1] naar zijn mening gevraagd. [voornaam minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] verblijft op een open groep bij Cara Care.
2.3.
[voornaam minderjarige 2] woont bij de moeder en de vader.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 januari 2024 [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 15 januari 2025.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 december 2024 de machtiging verlengd [voornaam minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 15 januari 2025.

3.De verzoeken

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar (C/10/688043 / JE RK 24-2293). Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar (C/10/691504 / JE RK 24-2741). De GI verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter zitting heeft de GI de verzoeken gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn ernstige zorgen over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . [voornaam minderjarige 1] heeft fysiek geweld gebruikt tegen de moeder, de vader en [voornaam minderjarige 2] . Verder volgt [voornaam minderjarige 1] al anderhalf jaar geen onderwijs, waardoor Leerplicht inmiddels betrokken is. Ondanks dat is geprobeerd [voornaam minderjarige 1] tegemoet te komen door flexibele lestijden te geven en de schoolgang langzaam op te bouwen, weigert hij om mee te werken. In de thuissituatie bemoeit [voornaam minderjarige 1] zich met de opvoeding van zijn broertje en trekt hij zich veel terug op zijn kamer. De moeder en de vader hebben geen grip op [voornaam minderjarige 1] . Naast de zorgen over [voornaam minderjarige 1] zijn er zorgen over de vader en zijn middelengebruik. Na de laatste zitting heeft hij een terugval gehad. De GI heeft de vader aangemeld voor een intake bij Antes, maar de vader is niet verschenen. De komende periode wil de GI individuele hulpverlening voor [voornaam minderjarige 1] inzetten om te onderzoeken waar het gedrag van [voornaam minderjarige 1] vandaan komt. Er wordt gedacht aan een plaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een driemilieuvoorziening of een kamertrainingscentrum, zodat hij naar school kan, behandeling kan volgen en regels en structuur krijgt. Totdat een andere plek is gevonden kan hij bij Cara Care blijven. De komende periode is het belangrijk dat het perspectief voor [voornaam minderjarige 1] duidelijk wordt.

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
Door en namens de moeder is ter zitting het volgende aangevoerd. De moeder voert geen verweer tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Daarnaast stemt de moeder in met een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] . Zij stemt echter niet in met de duur van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en verzoekt de maatregel te verlengen voor de duur van zes maanden, de beslissing op het resterende deel van het verzoek aan te houden, zodat er een tussentijds toetsmoment plaatsvindt waar kan worden bekeken of [voornaam minderjarige 1] nog op de juiste plek zit. De moeder had gehoopt dat [voornaam minderjarige 1] naar huis kon terugkeren, maar dit lijkt niet haalbaar. De moeder denkt niet dat [voornaam minderjarige 1] het komende jaar terug kan keren naar huis, omdat [voornaam minderjarige 1] nog altijd zelfbepalend gedrag laat zien en het gedrag verergert.

5.De informant

5.1.
Ter zitting heeft de informant het volgende naar voren gebracht. De afgelopen periode is gezien dat de ouders welwillend zijn, maar dat het de ouders niet lukt om de bedreigde ontwikkeling bij [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] weg te nemen. Er zijn (veiligheids)afspraken gemaakt, maar dit heeft niet tot een verbetering in de thuissituatie geleid. Het negatieve patroon binnen het gezin is tot op heden niet doorbroken. De ouders hebben een andere opvoedvisie, waardoor zij niet op één lijn komen. De moeder krijgt geen grip op [voornaam minderjarige 1] als de vader niet thuis is. [voornaam minderjarige 1] bemoeit zich met de opvoeding van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] is nauwelijks te sturen. [voornaam minderjarige 1] wil niet meewerken aan de hulpverlening en scholing. Waarschijnlijk is er meer aan de hand met [voornaam minderjarige 1] . [voornaam minderjarige 1] raakte thuis steeds meer in een isolement. Op dit moment is het niet in het belang van [voornaam minderjarige 1] dat hij terugkeert naar huis, omdat hij daar niet wordt begrensd. De komende periode is het belangrijk dat duidelijk wordt wat het perspectief van [voornaam minderjarige 1] is.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling. [1] Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2]
6.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De zorgen over [voornaam minderjarige 1] zijn de afgelopen periode fors toegenomen. Zo laat [voornaam minderjarige 1] zelfbepalend gedrag zien, onttrekt hij zich aan het gezag van de ouders en is hij fysiek agressief naar zijn ouders en [voornaam minderjarige 2] . [voornaam minderjarige 1] bemoeit zich met de opvoeding van [voornaam minderjarige 2] en laat zich niet begrenzen door de moeder. [voornaam minderjarige 2] is hier getuige van en wordt hiermee belast. Verder gaat [voornaam minderjarige 1] niet naar school en heeft hij geen dagbesteding. Hij maakt in wezen ook geen deel meer uit van het gezinsleven, maar verblijft op zijn kamer en gaat zijn eigen gang. Daarnaast zijn er zorgen over de vader. De vader heeft meerdere terugvallen gehad in middelengebruik, wat een negatief effect heeft op [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Ondanks de inzet van hulpverlening, lukt het de ouders niet om de bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zelfstandig weg te nemen. De betrokkenheid van de jeugdbeschermer is daarom nog steeds noodzakelijk.
6.3.
Sinds december 2024 verblijft [voornaam minderjarige 1] bij Cara Care, omdat de thuissituatie onhoudbaar bleek ondanks de inzet van specialistische ambulante begeleiding (SPAM). De problematiek van [voornaam minderjarige 1] en de systeemproblematiek binnen het gezin is langdurig en complex, wat maakt dat het niet realistisch is om te veronderstellen dat [voornaam minderjarige 1] in het komende jaar thuisgeplaatst kan worden. De komende periode is het belangrijk dat het perspectief voor [voornaam minderjarige 1] duidelijk wordt. In dit verband is het van belang dat er wordt gekeken naar een passende vervolgplek voor [voornaam minderjarige 1] (driemilieusvoorziening of een kamertrainingscentrum) en dat wordt onderzocht hoe de rol van de moeder ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] wordt vervuld. Verder is het belangrijk dat de schoolgang van [voornaam minderjarige 1] wordt opgepakt en dat wordt gekeken naar de oorzaak van het gedrag wat [voornaam minderjarige 1] laat zien.
6.4.
De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voor de duur van een jaar, te weten tot 15 januari 2026. Daarnaast verlengt de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 15 januari 2026. De kinderrechter ziet geen aanleiding om het verzoek voor een kortere duur toe te wijzen om te bezien of [voornaam minderjarige 1] nog op de goede plek zit, alleen al omdat de kinderrechter niet gaat over de plek waar een minderjarige binnen een machtiging uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verblijft.
6.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 15 januari 2026;
7.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 15 januari 2026;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2025 door mr. A.L Pöll, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 20 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.