ECLI:NL:RBROT:2025:1579

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
10-263248-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen van € 79.900,- en vrijspraak voor aanwezig hebben van cocaïne

Op 14 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen van een geldbedrag van € 79.900,- en het aanwezig hebben van cocaïne. De verdachte, geboren in 1994 en niet ingeschreven in de basisregistratie, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat het bewijs voor het aanwezig hebben van cocaïne niet voldeed aan het bewijsminimum, waardoor de verdachte voor dat feit werd vrijgesproken.

De rechtbank concludeerde echter dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen. Op 16 augustus 2024 werd hij aangehouden met het grote geldbedrag, dat in tape verpakte pakketten was aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen verifieerbare verklaring had gegeven over de herkomst van het geld, wat leidde tot de conclusie dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 maanden op en verklaarde het in beslag genomen geldbedrag van € 79.920,- verbeurd, terwijl een kleiner bedrag van € 405,60 aan de verdachte werd teruggegeven.

De rechtbank benadrukte de ernst van het witwassen en de impact op de integriteit van het financiële verkeer, en nam daarbij de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de beslissing werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.263248.24
Datum uitspraak: 14 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1994,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
zonder bekende feitelijke verblijfplaats,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, te weten het witwassen van € 79.900 en aanwezig hebben van cocaïne;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag van € 79.920,-;
  • teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen geldbedrag van € 405,60.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak (feit 2: aanwezig hebben van cocaïne)
Standpunt officier van justitie
Op basis van het dossier kan feit 2 wettig en overtuigend bewezen worden. Dit blijkt uit de afbeeldingen van blokken cocaïne die zijn aangetroffen op de telefoon van de verdachte, evenals een filmpje, waarop een blok cocaïne te zien is met dezelfde uiterlijke kenmerken als het blok dat later is aangetroffen. De blokken op de foto’s hebben het stempel ‘Dior’. Een stempel met deze letters is aangetroffen bij de doorzoeking van een woning aan de [adres] te Sliedrecht. Op 7 augustus 2024 ontvangt de verdachte een routebeschrijving naar dit adres. Uit het berichtenverkeer is op te maken dat de verdachte die dag ook daadwerkelijk naar deze woning is gegaan. Daarna zijn er gesprekken gevoerd over harddrugs met de telefoon van de verdachte. Tussen 7 en 16 augustus 2024 heeft de verdachte ongeveer twee kilogram cocaïne voorhanden gehad. Subsidiair kan bewezen worden geacht dat de verdachte een hoeveelheid cocaïne voorhanden heeft gehad op 7 augustus 2024.
Beoordeling
De rechtbank constateert dat er veel aanwijzingen zijn dat het geldbedrag dat de verdachte op 16 augustus 2024 bij zich had mogelijk een drugsgerelateerde bestemming had. De in de telefoon aangetroffen foto’s, filmpjes en chatcorrespondentie wijzen daarop. De verdachte lijkt aanwezig te zijn geweest in een pand in Sliedrecht waar stempels lagen met een logo dat ook op de op een later moment elders aangetroffen pakketten stond. Een concrete link met een specifieke partij cocaïne ontbreekt echter. Het is niet vast komen te staan dat de verdachte in de tenlastegelegde periode een hoeveelheid drugs voorhanden heeft gehad.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering (feit 1: witwassen)
Beoordeling
De verdachte is op 16 augustus 2024 aangehouden met € 79.990,- aan contant geld in zijn rugzak. Dit geldbedrag is aangetroffen in twee met tape omwikkelde pakketten, en bestond uit acht stapels biljetten van verschillende coupures. De verdachte werd aangehouden nadat hij een minuut op de achterbank had gezeten van een auto die reeds door de politie gevolgd werd. Gelet is op het feit dat reeds het contant voorhanden hebben van dergelijke bedragen bevreemding wekt, voorts dergelijke bedragen niet uit het legale inkomen van de verdachte kunnen worden verklaard, verder dat de pakketten nagenoeg geheel in tape zijn gehuld en in het bijzonder de omstandigheden waaronder de verdachte is aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van het aangetroffen geldbedrag op basis van het voorgaande sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Dit vermoeden vloeit onder meer voort uit de omstandigheden waaronder het geldbedrag bij de verdachte is aangetroffen en de inhoud van de telefoon van verdachte zoals hiervoor onder 4.1 is omschreven. Dit betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het geld.
Bij de politie heeft de verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht. Ook ter terechtzitting heeft de verdachte geen verklaring willen afleggen. Nu de verdachte geen duidelijke en verifieerbare verklaring heeft afgelegd ten aanzien van een alternatieve herkomst van het geld is er geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. Het onder 1 ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde witwassen van een geldbedrag van € 79.900,- euro.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 16 augustus 2024 te Rotterdam
een voorwerp (geldbedrag van 79900 euro)
voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist, dat dit voorwerp,
onmiddellijk of middellijk,
afkomstig was uit enig misdrijf .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Ten aanzien van feit 1: witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen door het voorhanden hebben van een groot geldbedrag (€ 79.900,-), waarvan hij wist dat het afkomstig was uit een misdrijf. De verdachte heeft met het witwassen een inbreuk gemaakt op de integriteit van het financiële en economische verkeer. Witwassen betreft een misdrijf dat onlosmakelijk is verbonden met zeer ernstige vormen van (georganiseerde) criminaliteit, zoals drugshandel. De verdachte heeft zich hierbij enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin en zich niet bekommerd om de kwalijke gevolgen van zijn handelen voor de samenleving. De rechtbank neemt de verdachte dit kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 december 2024.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank weegt bij de strafoplegging mee de omstandigheden waarin de verdachte met het geldbedrag is aangetroffen en waaruit een beeld naar voren komt dat de verdachte zich in het criminele circuit begeeft en zich bezighoudt met de handel in verdovende middelen. Door het witwassen van het geldbedrag heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan deze handel.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hierna te bespreken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 79.920,- verbeurd te verklaren. Dit bedrag is aangetroffen in de rugzak van de verdachte, verpakt in twee ingetapete pakketten.
Het in de fouillering van de verdachte aangetroffen en in beslag genomen geldbedrag van € 405,60 kan worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
Er is geen aanleiding te concluderen dat het geldbedrag van € 405,60 gerelateerd kan worden aan een strafbaar feit. Dit bedrag moet worden teruggegeven aan de verdachte. Over het geldbedrag dat is aangetroffen in de rugzak van de verdachte heeft de verdediging geen opmerkingen.
8.3.
Beoordeling
Op basis van het dossier constateert de rechtbank dat een geldbedrag van € 79.920,- in beslag genomen is. Dit bedrag zal worden verbeurd verklaard omdat het bewezen feit met betrekking tot dit voorwerp is begaan.
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 405,60 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1: een geldbedrag van € 79.920,-;
- gelast de teruggave aan verdachte van: een geldbedrag van € 405,60;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en Z. Benguedda, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.D. Bijl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 14 januari 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 16 augustus 2024, te Rotterdam althans in Nederland
een of meer voorwerpen (geldbedrag van 79900 euro)
voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden,
dat dit/die voorwerp(en),
onmiddellijk of middellijk,
afkomstig was/waren uit enig misdrijf of uit enig eigen misdrijf;
2
hij op of omstreeks de
periodevan 7 augustus 2024 tot en met 19 augustus 2024 te
Sliedrecht en/of Rotterdam althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 2012 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
.