ECLI:NL:RBROT:2025:1578

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
C/10/689441 / JE RK 24-2482
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 9 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren in 2010. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 17 december 2025 en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend bij de vader met gezag, met ingang van 9 januari 2025 tot 9 juli 2025. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder niet aanwezig was, maar wel correct was opgeroepen. De kinderrechter heeft de belangen van [voornaam minderjarige] vooropgesteld, gezien de problematische thuissituatie bij de moeder, die kampt met een ernstige alcohol- en middelenverslaving. De moeder heeft in het verleden meerdere keren zorgwekkende situaties veroorzaakt, waaronder suïcidale uitspraken en onbetrouwbaarheid in de zorg voor [voornaam minderjarige]. De vader heeft ingestemd met het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, die de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing heeft aangevraagd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over [voornaam minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder fors zijn toegenomen en dat de huidige situatie bij de vader, hoewel ook daar zorgen zijn, de meest passende plek is voor [voornaam minderjarige] op dit moment. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/689441 / JE RK 24-2482
Datum uitspraak: 9 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. P.A. Ellenbroek, kantoorhoudende in Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 3 december 2024, en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het e-mailbericht van de GI van 17 december 2024;
  • het e-mailbericht van de GI van 19 december 2024;
  • een brief van de vader die ter zitting is overgelegd.
1.2.
Op 9 januari 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader;
  • de advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [persoon A] , die digitaal aan de zitting heeft deelgenomen.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verbleef tot voor kort afwisselend bij de moeder en de vader, maar verblijft nu feitelijk bij de vader.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 3 december 2024 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 17 februari 2025. De beslissing op het verzoek is voor het overig verzochte aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader met gezag te verlenen voor de duur van zes maanden. De GI verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Er moet nog een beslissing worden genomen over een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van tien maanden en over het gehele verzoek tot een machtiging uithuisplaatsing.
3.2.
De GI heeft ter zitting het resterende deel van het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. De afgelopen periode is een turbulente periode geweest voor [voornaam minderjarige] . Er waren zorgen over de thuissituatie bij de moeder. De moeder is één of tweemaal opgenomen geweest voor haar alcohol en/of middelenverslaving. De moeder is onbetrouwbaar en maakt een labiele indruk. De moeder heeft geen overwicht, krijgt geen grip op [voornaam minderjarige] en kan haar geen structuur bieden. Daarnaast doet de moeder zorgwekkende uitspraken over suïcide en belt [voornaam minderjarige] hierover midden in de nacht op. Omdat de thuissituatie bij de moeder onhoudbaar bleek, heeft [voornaam minderjarige] een paar nachten bij haar inmiddels ex-vriendje verbleven. Daarna is zij naar de vader gegaan en heeft zij een week op een crisisgroep verbleven. Inmiddels verblijft [voornaam minderjarige] weer bij de vader en daar gaat het naar omstandigheden goed. Zo heeft [voornaam minderjarige] haar schoolgang weer opgepakt. De plaatsing bij de vader betreft een voorlopige oplossing, omdat er zorgen zijn of hij geheel kan aansluiten bij de behoeften van [voornaam minderjarige] . Hij staat echter open voor hulpverlening. De komende periode wil de GI [voornaam minderjarige] aanmelden voor een behandelplek bij Yulius GGZ, zodat diagnostiek wordt ingezet en zij eventueel kan worden behandeld. [voornaam minderjarige] kampt met ADHD en autisme. De GI wenst nader onderzoek te laten doen naar eventuele andere problematiek.

4.De standpunten

4.1.
Namens de moeder is ter zitting het volgende aangevoerd. De moeder verzet zich niet tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder kan instemmen met de machtiging tot uithuisplaatsing, maar kan niet instemmen met de plaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader. Als die machtiging wordt verleend, dan verzoekt de moeder de duur te beperken tot drie maanden om te zorgen dat er spoedig wordt gezocht naar een passende vervolgplek. Ook bij de vader vinden er incidenten plaats en [voornaam minderjarige] wordt van de ene probleemsituatie in de andere geplaatst. De vader heeft eerder niet meegewerkt aan de hulpverlening. De moeder hoopt de komende periode dat het perspectief van [voornaam minderjarige] wordt bepaald en dat er een geschikte plek voor haar wordt gevonden.
4.2.
Ter zitting heeft de vader – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. De vader stemt in met het verzoek van de GI. De vader maakt zich zorgen om het welzijn en de veiligheid van [voornaam minderjarige] bij de moeder. De moeder kampt met een alcohol- en middelenverslaving en zij kan geen structurele en veilige opvoedsituatie bieden aan [voornaam minderjarige] . De afgelopen maanden hebben zich verschillende incidenten voorgedaan waar [voornaam minderjarige] getuige van is geweest. Zo heeft de moeder vastgezeten op een Japans politiebureau toen zij samen met [voornaam minderjarige] op vakantie was, is de moeder gedwongen opgenomen geweest en is [voornaam minderjarige] fysiek aangevallen door haar moeder. Verder maakt de vader zich zorgen over de schoolgang van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] heeft al veel absentie-uren. Het is niet gelukt om met behulp van hulpverlening de zorgen in de thuissituatie bij de moeder weg te nemen. Alvorens [voornaam minderjarige] terug kan naar de moeder, moet de moeder laten zien dat zij voor een langere periode stabiel kan blijven.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en het verhandelde op de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Gelet op het feit dat er ter zitting geen verweer is gevoerd tegen de ondertoezichtstelling en de kinderrechter op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel is dat de gronden van de ondertoezichtstelling zoals gesteld in art. 1:255 BW aanwezig zijn, zal de ondertoezichtstelling als onweersproken worden verlengd voor de duur van 10 maanden, te weten tot 17 december 2025 (artikel 1:260, eerste lid. BW).
5.2.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1] Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de zorgen over [voornaam minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder fors zijn toegenomen. Er is bij de moeder sprake van een ernstige alcoholverslaving, waar [voornaam minderjarige] dagelijks mee wordt geconfronteerd. De moeder is geregeld zwaar onder invloed en raakt dan bewusteloos of wordt agressief. Zij belast [voornaam minderjarige] met suïcidale uitspraken door haar midden in de nacht wakker te vertellen en te zeggen dat zij voor de trein gaat liggen. De moeder is opgenomen geweest voor haar verslaving, maar dit traject heeft zij vroegtijdig beëindigd. Op 16 december 2024 is de situatie geëscaleerd. Als de jeugdbeschermer bij de moeder thuis op bezoek gaat treft hij moeder warrig aan, er hangt een alcoholgeur in huis en de moeder is niet aanspreekbaar, waarop de crisisdienst wordt ingeschakeld. Als [voornaam minderjarige] de alcohol van de moeder heeft weggespoeld door de gootsteen probeert de moeder in het bijzijn van de jeugdbeschermer cocaïne te gebruiken. Duidelijk is dat de moeder volledig in beslag wordt genomen door haar persoonlijke problematiek, waardoor zij onvoldoende beschikbaar is voor [voornaam minderjarige] . Het lukt de moeder niet om [voornaam minderjarige] een structurele, stabiele en veilige opvoedomgeving te bieden. De afgelopen periode heeft [voornaam minderjarige] daarom tijdelijk bij haar inmiddels ex-vriendje verbleven, op een crisisgroep en inmiddels verblijft zij bij de vader. Hoewel er ook zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de vader is dit voor nu de meest passende plek. [voornaam minderjarige] heeft haar schoolgang inmiddels hervat, de vader is in staat om structuur aan [voornaam minderjarige] te bieden en hij staat open voor hulpverlening. Van belang is dat de GI de komende periode onderzoekt wat [voornaam minderjarige] nodig heeft aan behandeling en hulpverlening en in het verlengde daarvan wat voor de langere termijn een passende verblijfplaats is voor [voornaam minderjarige] . Daarnaast is van belang dat de GI de situatie van [voornaam minderjarige] bij de vader monitort en eventueel hulpverlening inzet. Ten slotte is van belang dat de moeder aan de slag gaat met haar persoonlijke (verslavings)problematiek en hiervoor een behandeling aangaat. De kinderrechter ziet geen aanleiding om de machtiging voor een kortere duur te verlenen dan is verzocht, nu het vinden van een passende vervolgplek voor [voornaam minderjarige] naar verwachting zeker zes maanden in beslag zal nemen.
5.3.
De kinderrechter verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 17 december 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader met gezag met ingang van 9 januari 2025 tot 9 juli 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2025 door mr. A.L Pöll, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 20 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, BW.