In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser 1 en gedaagde over een beëindigingsafspraak van een huurovereenkomst. Eiser 1 heeft een afkoopsom van € 17.220,72 geëist van gedaagde, die de huurovereenkomst voor bedrijfsruimte had getekend. De partijen waren overeengekomen dat de huurovereenkomst per 1 augustus 2024 zou eindigen en dat gedaagde een afkoopsom zou betalen. Gedaagde betwistte de hoogte van de afkoopsom, maar erkende de beëindiging van de huurovereenkomst en de afspraak over de afkoopsom. Tijdens de zitting op 6 februari 2025 zijn de partijen niet tot een nieuwe oplossing gekomen. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde de gemaakte afspraak moet nakomen en de afkoopsom moet betalen. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 1.146,12 en de proceskosten, die in totaal € 2.468,99 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiser 1 het vonnis direct kan laten uitvoeren, ook als gedaagde in hoger beroep gaat. De rechter heeft de beslissing genomen op basis van de feiten en de gemaakte afspraken tussen partijen.