Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 10 juli 2024, met bijlagen 1 tot en met 9;
- het antwoord, met bijlagen 1 tot en met 9;
- de akte aan de zijde van de bewindvoerder, met bijlagen 10 tot en met 12;
- de tijdens de zitting door [eiseres] overgelegde specificatie.
2.De beoordeling
€ 13.293,84 was. Op 12 augustus 2024 heeft de bewindvoerder € 3.180,80 betaald. Dit zag op de huur voor de maanden april tot en met augustus 2024. Dit betekent dat het bedrag van € 13.293,83 is verlaagd met drie maanden huur (die voor de maanden april, mei en juni 2024), dus met een bedrag van € 1.908,48. Uit de op de zitting overgelegde specificatie blijkt dat de huur over de maanden september 2024 tot en met december 2024 telkens is betaald. Op basis van deze gegevens zou de totale schuld van [persoon A] aan [eiseres] berekend tot en met december 2024 € 13.293,84 -/- € 1.908,48 = € 11.385,36 zijn. Gelet echter op de hiervoor onder rechtsoverweging 2.4 geschetste onduidelijkheid met betrekking tot de diverse bedragen die in de specificatie bij de dagvaarding zijn vermeld, is het onduidelijk of de specificatie wel klopt. Onduidelijk is waar de posten die op de specificatie staan precies op zien. Hierdoor is de bewindvoerder niet in staat de specificatie te controleren en hierop goed verweer te voeren. De bewindvoerder heeft op zitting aangegeven dat als duidelijk is wat de schuld van [persoon A] aan [eiseres] precies is zij ervoor zal zorgen dat die betaald gaat worden. Omdat de specificatie onduidelijk is en veel vragen oproept heeft [eiseres] niet aan haar stelplicht voldaan. Het gehele geëiste bedrag wordt daarom afgewezen. De nevenvorderingen (rente en buitengerechtelijke incassokosten) zijn om die reden ook niet toewijsbaar.
€ 812,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 406,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 947,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.