ECLI:NL:RBROT:2025:1527

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
11211627 CV EXPL 24-17457
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak met onduidelijke huurachterstand en afwijzing van ontbinding en ontruiming

In deze huurzaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is de hoogte van de huurachterstand van de huurder, [persoon A], onduidelijk. [eiseres], de verhuurder, vordert betaling van een huurachterstand van € 13.293,84, maar de kantonrechter kan deze vordering niet toewijzen. De huurachterstand is niet duidelijk vastgesteld, omdat de specificaties die door [eiseres] zijn overgelegd niet op chronologische volgorde staan en vaak de maand van de betreffende post ontbreken. Dit maakt het onmogelijk om de exacte hoogte van de huurachterstand vast te stellen. De kantonrechter wijst de eis van [eiseres] af, omdat deze niet aan haar stelplicht heeft voldaan en de specificatie onduidelijk is.

Daarnaast vordert [eiseres] ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De kantonrechter overweegt dat, hoewel er een huurachterstand is, deze niet voldoende zwaarwegend is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. [persoon A] heeft een groot belang bij het behoud van de woning, vooral gezien haar persoonlijke omstandigheden en de begeleiding die zij ontvangt. De kantonrechter wijst ook deze vordering af.

Tot slot wordt [eiseres] veroordeeld in de proceskosten, die worden begroot op € 947,-. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11211627 CV EXPL 24-17457
datum uitspraak: 17 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
mede handelend onder de naam [handelsnaam],
vestigingsplaats: Den Haag,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder H.A.M. Over de Vest,
tegen
Myrtax Bewindvoering B.V.,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [persoon A],
vestigingsplaats: Doetinchem,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E. Weijer.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘de bewindvoerder’ genoemd. Mevrouw [persoon A] wordt hierna ‘ [persoon A] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 10 juli 2024, met bijlagen 1 tot en met 9;
  • het antwoord, met bijlagen 1 tot en met 9;
  • de akte aan de zijde van de bewindvoerder, met bijlagen 10 tot en met 12;
  • de tijdens de zitting door [eiseres] overgelegde specificatie.
1.2.
Op 3 december 2024 is de zaak tijdens een zitting met partijen besproken. Namens [eiseres] waren daarbij aanwezig mevrouw [persoon B] , directeur zorg, en mevrouw [persoon C] , teamleider, bijgestaan door de gemachtigde. Namens de bewindvoerder is de gemachtigde verschenen, vergezeld door mr. K. Hagen. [persoon A] was ook aanwezig, vergezeld door mevrouw [persoon D] , werkzaam bij Antes Zorg.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[persoon A] huurt van [eiseres] de (zelfstandige) woning aan de [adres] in Rotterdam. De huur is nu € 636,16 per maand. Het betreft een beschermde woonvorm. [persoon A] heeft recht op de emeHHwettelijke huurbescherming. [persoon A] is in aanmerking gekomen voor deze woning, omdat zij door diverse gebeurtenissen in haar privéleven ernstig getraumatiseerd is geraakt. Zij wordt momenteel begeleid door Antes.
2.2.
[eiseres] stelt dat er een huurachterstand bestaat van € 13.293,84, berekend tot en met de maand juni 2024. [eiseres] wil dat de bewindvoerder de huurachterstand met bijkomende kosten betaalt, dat de huurovereenkomst eindigt en dat [persoon A] vertrekt uit de woning. De bewindvoerder is het niet eens met de eis. Zij voert aan dat het nu juist wat beter gaat met [persoon A] , dat [persoon A] een groot belang heeft bij behoud van de woning, dat de huurachterstand lager is, dat de lopende huur wordt betaald, dat er een betalingsregeling is aangeboden en dat er geen vroegsignalering heeft plaatsgevonden.
2.3.
De kantonrechter wijst de eis van [eiseres] af. Hierna wordt uitgelegd waarom de kantonrechter tot deze beslissing gekomen is.
De hoogte van de huurachterstand is niet duidelijk en wordt daarom afgewezen
2.4.
De kantonrechter kan de precieze hoogte van de huurachterstand niet vaststellen. In de specificatie die bij de dagvaarding zit, staan de bedragen niet op chronologische volgorde en ontbreekt vaak de vermelding van de maand waarop de betreffende post ziet. Daarnaast worden in de periode van juli 2022 tot en met juni 2024 vijf verschillende bedragen vermeld (€ 611,44, € 630,-, € 644,76, € 442,35 en € 635,16). Dat is niet mogelijk, mede omdat de huurprijs slechts één keer per jaar, voor het eerst op 1 juli 2023 (artikel 6.1 van de huurovereenkomst), verhoogd mocht worden. De aanvangshuurprijs op 12 juli 2022 van € 611,44 kan tot en met juni 2024 dus slechts één keer verhoogd zijn. Ook zijn er verschillende omschrijvingen vermeld, zoals ‘abo’, ‘bb-Fact.’ en ‘fact-abo’. Het is niet duidelijk wat hiermee wordt bedoeld en of dit telkens ziet op de huur. De gemachtigde van [eiseres] heeft voor dit alles geen verklaring kunnen geven en heeft gesteld dat hij niet weet wat de huidige huurachterstand is. De tijdens de zitting overgelegde specificatie biedt ook geen duidelijkheid, omdat daarin alleen de betaling van € 3.180,80 en de huurbetalingen vanaf september 2024 zijn vermeld. Het had op de weg van [eiseres] gelegen om een duidelijke en recente specificatie over te leggen en inzichtelijk te maken wat de huidige huurachterstand is. Omdat zij dat niet heeft gedaan, kan de hoogte van de huurachterstand niet worden vastgesteld.
De kantonrechter kan ook de totale schuld van [persoon A] niet vaststellen
2.5.
In de specificatie die bij de dagvaarding zit, staat dat de schuld per 1 juli 2024
€ 13.293,84 was. Op 12 augustus 2024 heeft de bewindvoerder € 3.180,80 betaald. Dit zag op de huur voor de maanden april tot en met augustus 2024. Dit betekent dat het bedrag van € 13.293,83 is verlaagd met drie maanden huur (die voor de maanden april, mei en juni 2024), dus met een bedrag van € 1.908,48. Uit de op de zitting overgelegde specificatie blijkt dat de huur over de maanden september 2024 tot en met december 2024 telkens is betaald. Op basis van deze gegevens zou de totale schuld van [persoon A] aan [eiseres] berekend tot en met december 2024 € 13.293,84 -/- € 1.908,48 = € 11.385,36 zijn. Gelet echter op de hiervoor onder rechtsoverweging 2.4 geschetste onduidelijkheid met betrekking tot de diverse bedragen die in de specificatie bij de dagvaarding zijn vermeld, is het onduidelijk of de specificatie wel klopt. Onduidelijk is waar de posten die op de specificatie staan precies op zien. Hierdoor is de bewindvoerder niet in staat de specificatie te controleren en hierop goed verweer te voeren. De bewindvoerder heeft op zitting aangegeven dat als duidelijk is wat de schuld van [persoon A] aan [eiseres] precies is zij ervoor zal zorgen dat die betaald gaat worden. Omdat de specificatie onduidelijk is en veel vragen oproept heeft [eiseres] niet aan haar stelplicht voldaan. Het gehele geëiste bedrag wordt daarom afgewezen. De nevenvorderingen (rente en buitengerechtelijke incassokosten) zijn om die reden ook niet toewijsbaar.
De ontbinding en ontruiming worden (ook) afgewezen
2.6.
Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortschietende partij aantoont dat de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Tijdens de zitting heeft [eiseres] gesteld dat alleen de huurachterstand ten grondslag wordt gelegd aan de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst.
2.7.
Hoewel de hoogte van de huurachterstand onduidelijk is en dus ook niet precies kan worden vastgesteld hoeveel maanden deze achterstand is, staat wel vast dat de achterstand (ruim) meer dan drie maanden bedraagt. Dat enkele feit is echter onvoldoende zwaarwegend om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [1] [persoon A] heeft een groot belang bij behoud van de woning. Sinds haar (middelste) dochter bij haar is komen wonen en [persoon A] wordt begeleid door Antes, gaat het wat beter met [persoon A] . Deze positieve ontwikkeling komt in gevaar als [persoon A] haar woning verliest. De lopende huur wordt al sinds september 2024 maandelijks voldaan en de huurbetalingen zijn dankzij het bewind ook voor de toekomst gewaarborgd. Voor de achterstand heeft de bewindvoerder een betalingsregeling aangeboden. Uit de e-mail van de bewindvoerder van 31 oktober 2024 blijkt dat [persoon A] voldoende inkomen heeft om alle lasten te kunnen betalen. Het (financiële) belang van [eiseres] om de woning weer ter beschikking te krijgen met als doel inkomsten te genereren (met de begeleiding van een cliënt door [eiseres] zelf) weegt minder zwaar dan het woonbelang van [persoon A] . Dit geldt temeer nu er kennelijk mogelijkheden bestaan om de woning op naam van [persoon A] te zetten als [eiseres] in ruil daarvoor een andere woning toegewezen krijgt van een woningcorporatie. Gelet op al deze omstandigheden is ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd. Deze eis wordt daarom afgewezen. De vraag of [eiseres] heeft voldaan aan artikel 2 van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening (de vroegsignalering) is hierdoor niet meer van belang.
[eiseres] moet de proceskosten betalen
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). Het verzoek van de bewindvoerder om [eiseres] te veroordelen tot betaling van de werkelijk door haar gemaakte proceskosten (die worden geschat op € 3.672,25 exclusief btw) wordt afgewezen. Een dergelijke eis is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Niet is gesteld of gebleken dat daarvan sprake is. De kantonrechter begroot daarom de kosten die [eiseres] aan de bewindvoerder moet betalen op basis van het liquidatietarief op
€ 812,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 406,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 947,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eis van [eiseres] af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, die aan de kant van de bewindvoerder worden begroot op € 947,-;
3.3.
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
764

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810