ECLI:NL:RBROT:2025:15096

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2025
Publicatiedatum
29 december 2025
Zaaknummer
FT RK 25/2185 en FT RK 25/2187
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratorium op huurbetalingen in het kader van beschermingsbewind

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de heer [persoon A], die een voorlopige voorziening vroeg op grond van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw). Verzoeker, die een inkomen ontvangt uit een PW-uitkering en huur- en zorgtoeslag, heeft op 3 december 2025 een verzoek ingediend om een moratorium van zes maanden te verkrijgen, zodat hij in zijn huurwoning kan blijven wonen en de lopende huurtermijnen tijdig kunnen worden voldaan. De huurtermijn van december 2025 was op 27 november 2025 tijdig betaald, en er was sprake van beschermingsbewind, wat de rechtbank voldoende waarborgde voor de tijdige betaling van de huur.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerster, Stichting Hef Wonen, niet ter zitting is verschenen, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van een bedreigende situatie, zoals vereist in artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoeker een kopie van een vonnis van 20 december 2022 tot ontruiming had overgelegd, concludeerde de rechtbank dat er inderdaad sprake was van een bedreigende situatie. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven wonen, zwaarder laten wegen dan die van de verweerster, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren.

De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond. De rechtbank heeft bepaald dat de schuldhulpverlening uiterlijk twee weken voor het aflopen van de voorziening verslag moet uitbrengen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer 1] – [nummer 2]
uitspraakdatum: 17 december 2025
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 3 december 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 4 december 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 10 december 2025.
Ter zitting van 10 december 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer [persoon A] , werkzaam bij JAW Advocaten (hierna: advocaat);
  • mevrouw K. Hau, werkzaam bij Stichting Nieuw Vaarwater (hierna: beschermingsbewindvoerder).
Stichting Hef Wonen, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker ontvangt inkomen uit een PW-uitkering. Daarnaast ontvangt verzoeker huur- en zorgtoeslag. De kale huur bedraagt € 589,49. De huurtermijn van december 2025 is op
27 november 2025 tijdig betaald. Daarnaast is er sprake van beschermingsbewind, waardoor voldoende is gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden betaald.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 17 november 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 16 december 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 20 december 2022 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende huurtermijnen kunnen en zullen worden voldaan. De huurtermijn van december 2025 is op
27 november 2025 tijdig betaald. Daarnaast is er sprake van beschermingsbewind, waardoor voldoende is gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden betaald. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 20 december 2022 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres] te Rotterdam, voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
4 december 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende huurtermijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 17 december 2025.