Op 17 december 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, die onder beschermingsbewind staat, een verzoekschrift heeft ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoekster vroeg om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat verweerster, Stichting Hef Wonen, het vonnis van 18 juli 2024 tot ontruiming van haar huurwoning ten uitvoer zou leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster op 26 november 2025 de huurtermijn voor december tijdig heeft betaald en dat haar financiële situatie, inclusief een PW-uitkering en andere toeslagen, voldoende waarborg biedt voor het tijdig voldoen van de huurtermijnen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bedreigende situatie, waardoor het verzoek om een moratorium werd toegewezen voor een periode van zes maanden. De rechtbank heeft ook bepaald dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar dat zij in de toekomst een nieuw verzoek kan indienen. De uitspraak bevatte voorwaarden voor de uitvoering van de voorlopige voorziening, waaronder het tijdig betalen van de huurtermijnen en het rapporteren door de schuldhulpverlening.