ECLI:NL:RBROT:2025:15019

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2025
Publicatiedatum
23 december 2025
Zaaknummer
FT RK 25/2136, FT RK 25/2137, FT RK 25/2138 en FT RK 25/2139
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratorium op verzoek van schuldenaren in het kader van de Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoekers, een echtpaar, hebben op 27 november 2025 een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij geconfronteerd werden met een dreigende ontruiming van hun huurwoning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huurtermijnen voor november en december 2025 zijn betaald en dat verzoekers hun inkomen zullen laten overmaken op een betalingsrekening van schuldhulpverlening. Dit biedt voldoende waarborg dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet, en heeft het verzoek om een moratorium voor zes maanden toegewezen. De rechtbank heeft tevens bepaald dat de tenuitvoerlegging van het proces-verbaal tot ontruiming van de woning wordt opgeschort voor de duur van de voorziening, en dat de huurovereenkomst wordt verlengd. Verzoekers zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kunnen in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak benadrukt het belang van het bieden van een adempauze aan schuldenaren in een dreigende executiesituatie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer 1] – [nummer 2] &
[nummer 3] – [nummer 4]
uitspraakdatum: 17 december 2025
[verzoeker] en,
[verzoekster] ,
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekers.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 27 november 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 28 november 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 10 december 2025.
Ter zitting van 10 december 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • verzoekster;
  • de heer mr. D.A. IJpelaar, werkzaam bij JAW Advocaten (hierna: advocaat).
Stichting Hef Wonen, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het proces-verbaal van de rechtbank van 4 september 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekers ten uitvoer te leggen.
Verzoeker heeft inkomsten uit onderneming van circa € 2.500,- per maand. Verzoekster ontvangt inkomen uit een ZW-uitkering van circa € 1.250,- per maand. De kale huur bedraagt € 1.397,37 per maand. Op 18 november 2025 is de huurtermijn van november 2025, weliswaar te laat, betaald. Op 30 november 2025 is de huurtermijn van december 2025 tijdig betaald. Daarnaast zullen verzoekers hun inkomen laten overmaken op een betalingsrekening van schuldhulpverlening, waardoor voldoende is gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekers een kopie van het proces-verbaal van de rechtbank Rotterdam van 27 februari 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekers en een kopie van het exploot van 28 oktober 2025 hebben overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 2 december 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekers, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekers enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekers bestaat erin dat zij in de huurwoning kunnen blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekers kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het proces-verbaal van 27 februari 2025 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende huurtermijnen kunnen en zullen worden voldaan. Op 18 november 2025 is de huurtermijn van november 2025 – weliswaar te laat – betaald. Op 30 november 2025 is de huurtermijn van december 2025 tijdig betaald. Daarnaast zullen verzoekers hun inkomen laten overmaken op een betalingsrekening van schuldhulpverlening, waardoor voldoende is gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekers zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zullen verzoekers gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van hun verzoeken tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kunnen verzoekers te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 27 februari 2025 uitgesproken proces-verbaal van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekers gelegen aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
28 november 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende huurtermijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 17 december 2025.