Uitspraak
1.DE STICHTING MAASSTAD ZIEKENHUIS,
2.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ MEDIRISK B.A.,
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de conclusie van antwoord met 6 producties,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte na mondelinge behandeling van [eiser] met producties 17 t/m 25,
- de nadere akte van [eiser].
3.De feiten
Informed consentBehandeling/verrichting:
Zijn er risico’s aan het onderzoek verbonden?
3.2 The natural history of CBDSs and recommended handling
4.Het geschil
5.De beoordeling
- de betreffende arts [naam 1] niet heeft geïnformeerd over de potentieel ernstige gevolgen van een darmperforatie als die niet direct wordt ontdekt;
- het informatiegesprek plaatsvond op de uitslaapkamer na de endo-echoscopie die [naam 1] onder sedatie had ondergaan en dat geen juist moment is omdat een patiënt dan niet helder genoeg is om een gedegen afweging te maken;
- [naam 1] niet is geïnformeerd of onvoldoende heeft meegekregen over het alternatief om niets te doen.
- het verslag van [naam 2] over het informatiegesprek op het aanvraagformulier van de ERCP,
- de toelichting van [naam 2] op dat verslag in zijn e-mail van 16 augustus 2024 en zijn e-mail van 30 september 2024 (zie 3.14)
- hoofdstuk 3.2 van de richtlijn.
“De resultaten ondersteunen een conservatieve strategie bij patiënten met voorspelde ernstige acute galsteenpancreatitis.”
- de kans op de opgetreden complicatie (de darmperforatie);
- hoe de situatie van [naam 1] zich zou hebben ontwikkeld wanneer van de ERCP was afgezien.
6.De beslissing
woensdag 5 maart 2025voor uitlating door het
Maasstad ziekenhuisof zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moeten brengen,
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
apriltot en met
juli 2025dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,