ECLI:NL:RBROT:2025:14815

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2025
Publicatiedatum
17 december 2025
Zaaknummer
10/222719-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens voorhanden hebben van (handels)hoeveelheid cocaïne, voorbereidingshandelingen Opiumwet en witwassen van contant geldbedrag

Op 8 december 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1983, die ten laste was gelegd voor het voorhanden hebben van een (handels)hoeveelheid cocaïne, voorbereidingshandelingen in strijd met de Opiumwet en witwassen van een contant geldbedrag van € 13.370,00. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd en had een raadsman, mr. L. Palanciyan. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de woning van de verdachte rechtmatig was, omdat de bewoonster toestemming had gegeven. De rechtbank vond voldoende bewijs voor de aanwezigheid van cocaïne en de voorbereidingshandelingen, evenals voor het witwassen van het geldbedrag, dat niet kon worden verklaard door de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en legde de straf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een hoog recidiverisico en een gebrek aan maatschappelijke stabiliteit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/222719-25
Datum uitspraak: 8 december 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1], [postcode] [plaatsnaam],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. L. Palanciyan, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.P.H. van Drunen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De doorzoeking van de woning was onrechtmatig, omdat pas na het binnentreden om toestemming voor een doorzoeking is gevraagd. Dit levert een onherstelbaar vormverzuim op, zodat de in de woning aangetroffen goederen van het bewijs moeten worden uitgesloten. Dan blijft enkel de MMA-melding over, die niet kan bijdragen aan het bewijs zodat vrijspraak moet volgen. Voor zover dit verweer wordt verworpen, dient alsnog vrijspraak te volgen voor de feiten 2 en 3. De verdachte heeft de goederen bewaard zonder te weten waarvoor deze dienden. Ook kan niet gezegd worden dat de verdachte de criminele herkomst van het geldbedrag heeft verborgen of verhuld, aangezien hij dit enkel heeft bewaard.
4.2.
Beoordeling
Onrechtmatige doorzoeking?
De rechtbank verwerpt het verweer dat de doorzoeking van de woning aan [adres 2] onrechtmatig is geweest en overweegt daartoe als volgt. De bewoonster, tevens zijnde de moeder van verdachte, gaf de verbalisanten uitdrukkelijk toestemming om de woning te betreden zodat zij binnen konden meedelen wat de reden was van hun komst. Nadat de verbalisanten de woning hadden betreden, hebben zij aan de bewoonster medegedeeld dat het vermoeden bestond dat verdovende middelen in de woning aanwezig waren. Vervolgens hebben de verbalisanten haar gevraagd of zij met haar toestemming de woning mochten doorzoeken op de aanwezigheid van drugs, contant geld of vuurwapens. De verbalisanten hebben de bewoonster vervolgens een toestemmingsformulier voor vrijwillige doorzoeking van een woning gegeven, wat zij doorlas en ondertekende. De verbalisanten hebben haar vervolgens gewezen op de gevolgen indien strafbare feiten zouden worden ontdekt, namelijk dat zij kon worden aangehouden en strafbare goederen in beslag konden worden genomen. De bewoonster verklaarde vervolgens: “Jullie mogen kijken van mij.” Uit deze gang van zaken hebben de verbalisanten terecht de conclusie getrokken dat de bewoonster vrijwillig en uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor de door hen vervolgens verrichte doorzoeking van de woning. Er is geen sprake geweest van onrechtmatig binnentreden en/of van een onrechtmatige doorzoeking. De opbrengsten van de doorzoeking kunnen voor het bewijs worden gebezigd.
Feit 1; aanwezig hebben cocaïneOp basis van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging gekregen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank gaat bij de bewezenverklaring van de hoeveelheid cocaïne uit van een ander gewicht dan is vermeld in de tenlastelegging nu het netto gewicht volgens het NFI uitkomt op 1361,7 gram.
Feit 2; voorbereidingshandelingenIn de slaapkamer die door de verdachte werd gebruikt zijn onder meer vier grammenweegschalen, meerdere zakjes met witte brokken, lege boterhamzakjes, lepels en een mes aangetroffen. Van deze goederen is algemeen bekend dat ze worden gebruikt bij de handel in verdovende middelen. Op twee grammenweegschalen, de bruine lepels en op het mes zat wit residu. Daarnaast zijn in dezelfde slaapkamer op verschillende plaatsen hoeveelheden cocaïne aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij alles in de kamer verspreid over verschillende plaatsen had verstopt.
De aangetroffen goederen zijn bij uitstek bestemd voor de voorbereiding en/of bevordering van het verwerken, verkopen, afleveren of verstrekken van cocaïne. Gelet op de verklaring van de verdachte en de omstandigheden waaronder de goederen zijn aangetroffen, wordt het namens de verdachte ingenomen standpunt dat de verdachte van die bestemming geen wetenschap had, als onaannemelijk ter zijde geschoven. Het verweer wordt verworpen.
Dit betekent dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen.
Feit 3; witwassen
In de slaapkamer waar de cocaïne en andere goederen zijn aangetroffen, zijn voorts meerdere contante geldbedragen aangetroffen. De geldbedragen zaten in een jaszak en twee broekzakken van de verdachte in een kledingkast die door hem werd gebruikt. De geldbedragen hadden een totale waarde van € 13.370,=. Dit is een fors geldbedrag, terwijl de verdachte naar eigen zeggen enkel inkomen ontvangt uit een uitkering. Deze omstandigheden leveren een gerechtvaardigd witwasvermoeden op, waardoor van de verdachte een verifieerbare verklaring over de herkomst van het geldbedrag mag worden verlangd. De enkele verklaring van de verdachte dat hij het geld bewaarde voor een ander, die hij niet bij naam wil noemen, is daarvoor onvoldoende. Die verklaring is immers niet verifieerbaar. Nu de verdachte geen duidelijke en verifieerbare verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld is het witwasvermoeden niet ontzenuwd en stelt de rechtbank vast dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. De verdachte heeft verklaard dat hij het geld met de andere aangetroffen goederen op verschillende plaatsen in de slaapkamer heeft verstopt. Gelet op die verklaring en de aangetroffen combinatie van het geld met de cocaïne en andere voor drugshandel bestemde goederen, moet de verdachte wetenschap hebben gehad van de criminele herkomst ervan, zodat het onder 3 tenlastegelegde witwassen wettig en overtuigend bewezen is.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in
of omstreeksde periode van
7 juli 2025 tot en met 22 juli 2025 te Rotterdam
, al dan nietopzettelijk, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, te weten
ongeveer1361,71425,5gram
, in elk geval een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijndecocaïne, aanwezig heeft gehad;
2
hij in
of omstreeksde periode van
7 juli 2025 tot en met 22 juli 2025 te Rotterdam, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk
bewerken, verwerken, verkopen, afleveren
en/ofverstrekken
en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigenvan cocaïne,
in elk gevaleen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- voorwerpen,
vervoermiddelen,
enstoffen
engelden en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door het voorhanden hebben van:
- vier
(grammen
)weegschalen
met wit residuen
/of
- zakjes met
(witte
)brokken en
/of
- lege (boterham)zakjes en
/of
- lepels en
/ofeen mes met wit residu en
/of
-
1361,7ongeveer 1425,5gram cocaïne en
/of;
- contant geldbedrag in Euro (Eur 13.370,00);
3
hij op
of omstreeks22 juli 2025, te Rotterdam, één
of meerderevoorwerp
en(contant geldbedrag ad Eur 13.370,00), voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist
dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp
c.q. die voorwerpen, geheel en/of gedeeltelijk, onmiddellijk en/of middellijk, afkomstig was
c.q. warenuit enig misdrijf
en/of uit enig eigen misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze cursief in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
eendaadse samenloop van
1
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
en
2
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit

3.

witwassen

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van 1361,7 gram cocaïne en het witwassen van een geldbedrag van € 13,370,=. Daarnaast heeft de verdachte opzettelijk voorbereidingshandelingen getroffen voor de handel in verdovende middelen. De verdachte heeft naast cocaïne diverse goederen, zoals grammenweegschalen, voorhanden gehad, waarvan bekend is dat die goederen gebruikt worden bij de handel in cocaïne. Het kan niet anders dan dat de ruime hoeveelheid cocaïne die de verdachte in zijn bezit had, ook bestemd was om te worden verkocht of verhandeld. Cocaïne is een harddrugs die zeer verslavend en schadelijk voor de volksgezondheid is. Bovendien is de handel in harddrugs zeer lucratief en gaat de verkoop ervan vaak gepaard met andere vormen van zware, georganiseerde criminaliteit. Door het witwassen heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de integriteit van het financiële en economische verkeer.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit de justitiële documentatie van 14 oktober 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
15 oktober 2025. Dit rapport houdt – voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte heeft zich onvoldoende gevestigd als volwassene in de maatschappij. Hij heeft geen arbeidscarrière opgebouwd of beroepsopleiding afgerond, geen zinvolle dagbesteding, geen eigen huisvesting en heeft schulden. De verdachte heeft geen duurzame (conflictvrije) partnerrelaties gehad en gebruikte op regelmatige basis (steeds meer) harddrugs. Zijn netwerk bestaat uit contacten binnen het criminele circuit. Tegelijkertijd maken zijn familieleden, waaronder zus, neef en moeder, een beschermende en positieve indruk. De reclassering vindt zijn gemotiveerde opstelling, lange termijn doelen alsook zijn uitdrukkelijke wens om een goede vader te zijn voor zijn kinderen positief. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, het risico op onttrekking wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, ambulante begeleiding, een drugsverbod, geen andere huisvesting zonder toestemming, dagbesteding en de verplichting mee te werken aan schuldhulpverlening.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan de reclassering heeft geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van een verbod om in de nacht in de woning van moeder te verblijven omdat voor de reclassering onduidelijk is gebleven hoe moeder hierover denkt. Wel zal de rechtbank bepalen dat de verdachte zijn verblijfadres opgeeft aan de reclassering, ook in geval van verhuizing.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag verbeurd te verklaren en de cocaïne te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Beoordeling
Het inbeslaggenomen geldbedrag ter waarde van € 13,370,= zal worden verbeurd verklaard nu de rechtbank van oordeel is dat dit bedrag van misdrijf afkomstig is.
De in beslag genomen cocaïne zal worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 55, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte
,groot
3 (drie) maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
de veroordeelde werkt mee aan diagnostisch onderzoek ten aanzien van zijn psychisch en cognitief functioneren en laat zich, indien uit dit onderzoek blijkt dat dit noodzakelijk is, behandelen door Mozaïk of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De toezichthouder meldt de veroordeelde aan. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
de veroordeelde geeft zijn verblijfadres (steeds) door aan de reclassering, ook in geval van een verhuizing. De veroordeelde zorgt ervoor (daartoe) bereikbaar te zijn en blijven voor de reclassering;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
de veroordeelde geeft inzage in zijn financiën, werkt mee aan het aflossen van eventuele schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening.
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 3:
680 EUR, omschrijving: [proces-verbaalnummer 1];
790 EUR, omschrijving: [proces-verbaalnummer 2];
11.900 EUR, omschrijving: [proces-verbaalnummer 3].
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
1007 gram (bruto gewicht) cocaïne, voorwerpnummer: G6996419;
417,2 gram (bruto gewicht) cocaïne, voorwerpnummer: G6996418;
1,3 gram (bruto gewicht) cocaïne, voorwerpnummer: G6996429.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. de Veld, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en F. Tosun, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 07 juli 2025 tot en met 22 juli 2025 te Rotterdam, al dan niet opzettelijk, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, te weten ongeveer 1425,5 gram, in elk geval een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine, aanwezig heeft gehad
2
hij in of omstreeks de periode van 07 juli 2025 tot en met 22 juli 2025 te Rotterdam, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van cocaine, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door het voorhanden hebben van:
– vier (grammen)weegschalen met wit residu en/of
- zakjes met (witte) brokken en/of
- lege (boterham)zakjes en/of
- lepels en/of een mes met wit residu en/of
- ongeveer 1425,5 gram cocaine en/of
- contant geldbedrag in Euro (Eur 13.370,00)
3
hij op of omstreeks 22 juli 2025, te Rotterdam, één of meerdere voorwerpen (contant geldbedrag ad Eur 13.370,00), voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel en/of gedeeltelijk, onmiddellijk en/of middellijk, afkomstig was c.q. waren uit enig misdrijf en/of uit enig eigen misdrijf.