2.3.1.Bewezenverklaring
De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte
1 primair.op 2 maart 2025 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door meermalen, met een vuurwapen op het pand (gevestigd aan de [adres delict] ) van die [slachtoffer] te schieten;
2 primair.op 2 maart 2025 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, te weten een pand gevestigd aan de [adres delict] , dat aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft beschadigd;
3.
op 2 maart 2025 te Rotterdam en/of Amsterdam en/of Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III van de Wet wapens en munitie en/of (bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van de Wet wapens munitie, van de categorie III voorhanden heeft gehad.
2.3.2.Bewijsmiddelen
De bewezenverklaring van de feiten is gebaseerd op de hieronder opgenomen inhoud van de bewijsmiddelenen de onderstaande bewijsmotivering.
1.
Proces-verbaal van de politie, verklaring aangeverOp 2 maart 2025 was ik in mijn zaak gelegen aan de [adres delict] te Rotterdam.
Ik had alle lichten uitstaan, alleen het licht van het scherm van mijn telefoon was aan. Ik was ongeveer 5 minuten in het pand toen ik ineens harde klappen hoorde bij de voordeur. Ik ging vervolgens kijken bij de voordeur van het pand. Ik deed de deur open en ik rook meteen een vuurwerklucht.
Er zitten 5 gaten in het raam. Binnen hebben de kogels het systeemplafond, de muur en een handgemaakte houten design wandplank geraakt.
2.
Verklaring van de verdachte
Ik heb het Snapchataccount ‘ [accountnaam 1] ’ zelf aangemaakt. Ik heb dat account ook gebruikt.
3.
Proces-verbaal van de politieWij verbalisanten, [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] , vertelden aan verdachte [medeverdachte 1] dat uit onderzoek bleek dat hij de opdracht kreeg van een persoon genaamd [accountnaam 1] en dat die persoon ook het vuurwapen leverde en deze weer terug wilde. Wij hoorden dat [medeverdachte 1] zei: "Klopt hij is de persoon die mij de opdracht gaf. Ik heb met niemand anders contact gehad. Hij heeft ook de revolver terug waarmee ik geschoten heb."
Vervolgens toonden wij aan [medeverdachte 1] een politiefoto van [verdachte] , geboren [geboortedatum 1] 2002 te [geboorteplaats 1] uit 2023. Wij hoorden dat [medeverdachte 1] verklaarde: "Ja dat is [accountnaam 1] ".
4.
Proces-verbaal van de politie
De mobiele telefoon van [medeverdachte 1] werd bij zijn aanhouding in beslag genomen, uitgelezen en geanalyseerd.
Uit het onderzoek in de voornoemde mobiele telefoon, bleek dat [medeverdachte 1] was aangestuurd tot het beschieten van voornoemd pand door een persoon, welke in het toestel stond opgeslagen onder: [accountnaam 1] / [accountnaam 2] met user ID [user ID] .
Na onderzoek in diverse politiesystemen, bleek dat aan voornoemd snapchat account, een telefoonnummer stond gekoppeld: [gsm-nummer] .
Dit telefoonnummer stond opgeslagen als [naam 1] en [naam 2] , eveneens bleek dat het nummer gekoppeld was aan een persoon [verdachte] . Na zoekslagen bleek dit:
[verdachte] geboren op [geboortedatum 1] 2002 te [geboorteplaats 1] .
5.
Proces-verbaal van de politie
Dit proces-verbaal richt zich op het analyseren van de veiliggestelde data van de mobiele telefoon [medeverdachte 1] .
In het toestel werden meerdere gebruikersaccounts aangetroffen welke refereerde naar [medeverdachte 1] . Daarnaast werden er meerdere zogeheten "selfies" fotografisch opnames aangetroffen van [medeverdachte 1] zelf.
Uit het toestel van [medeverdachte 1] bleek een gesprek tussen [medeverdachte 1] en een persoon met de username [accountnaam 1] . Na onderzoek bleek dat [accountnaam 1] is genaamd: [verdachte] . Het gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] , start op 2 maart 2025.
Samenvattend staat in het gesprek het volgende:
[verdachte] stuurt [accountnaam 3] een bericht dat "die soldaat nu me speeltje komt hallen".
[medeverdachte 1] vraagt aan [verdachte] het adres.
[verdachte] stuurt een fotografische opname van Google Maps door en een fotografische opname met het kenteken van de aangever van het beschoten pand.
[verdachte] geeft aan dat [medeverdachte 1] die "P" (pistool) netjes terug moet brengen.
[verdachte] zegt dat die "P" (pistool) 2500 euro waard is.
[medeverdachte 1] vraagt nogmaals wat die "Hap" (geld) is.
[verdachte] geeft aan 2k (2000 euro).
[verdachte] vraagt hoe lang het nog duurt, [medeverdachte 1] geeft aan dat hij geen tijd wilt geven en wel wat laat weten als hij klaar is. [verdachte] vraagt om direct een video te sturen.
[medeverdachte 1] stuurt een video en vraagt [verdachte] of de gaten er in zitten.
[medeverdachte 1] antwoord "Ja Tuurlijk broer " Zie voor fotografische opnames van deze video, foto zes (6), zeven (7).
Op 12 maart 2025 stuurt [medeverdachte 1] een spraakbericht naar [verdachte] . Daarin zegt [medeverdachte 1] het navolgende:
"Broeder luister als ik jou zeg, ze hebben die driver van mij, die hebben ze vandaag, vandaag geveegd. Broerder ik zeg je eerlijk, er moet gewoon gepaaid worden, anders moeten er weer andere problemen komen. Ik heb daar geen tijd voor. "
6.
Proces-verbaal van de politie
Bij de aanhouding van [verdachte] werd zijn mobiele telefoon in beslag genomen. Dit proces-verbaal richt zich op het analyseren van de veiliggestelde data van de mobiele telefoon van [verdachte] .
In het toestel werden meerdere gebruikersaccounts aangetroffen welke refereerde naar [verdachte] . Daarnaast werden er meerdere zogeheten "selfies" fotografisch opnames aangetroffen van [verdachte] zelf.
Uit het mobiele toestel blijkt dat [verdachte] de volgende (socialmedia) accounts in gebruik heeft: Instagram username: [accountnaam 1] . TikTok username: [accountnaam 1] . Snapchat username: [accountnaam 1] .
Uit het toestel bleek dat [verdachte] een gesprek voerde met Snapchatgebruiker " [accountnaam 4] ". Hiervan is bekend dat [medeverdachte 1] dit account in gebruik heeft. Meerdere berichten uit dit gesprek zijn niet zichtbaar. Ten tijde dat deze berichten wel zichtbaar waren heeft [verdachte] handmatig een schermafbeelding genomen van dit gesprek.
Uit de bovenstaande afbeeldingen blijkt dat:
[verdachte] aanwijzingen geeft aan [medeverdachte 1] op welk tijdstip iets uitgevoerd moet worden, [verdachte] aan [medeverdachte 1] aangeeft dat die "P" (vuurwapen) gehaald kan worden (afbeelding 5),
[medeverdachte 1] een video stuurt van het schietmoment waarop [verdachte] vraagt of gaten zijn gemaakt (afbeelding 6),
Op het moment dat [medeverdachte 1] een video stuurt van het schietmoment, in de schermafbeelding te zien is dat er nog een andere gebruiker in de chatgroep zit, namelijk
[accountnaam 3] (afbeelding 6, onderaan de afbeelding).
[medeverdachte 1] vraagt hoe het met die "hap' (geld / betaling) zit en dat [verdachte] aangeeft dat gewacht moet worden op iemand waarop [medeverdachte 1] aangeeft dat dit niet oké is (afbeelding7).
Op het toestel van [verdachte] staan meerdere afbeeldingen waarop het doelwit zichtbaar is, te zien op afbeeldingen 8 t/m 11.
Uit het toestel bleek dat [verdachte] een gesprek voerde met Snapchatgebruiker " [accountnaam 3] " / " [accountnaam 3] ", die ook met [verdachte] en [medeverdachte 1] in een groepschat zat. De gebruiker blijkt te zijn: [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2000 te [geboorteplaats 2] . Meerdere berichten uit dit gesprek zijn niet zichtbaar. Ten tijde dat deze berichten wel zichtbaar waren heeft [verdachte] handmatig schermafbeeldingen genomen van dit gesprek.
Uit afbeeldingen 12 tot en met 15 kan worden opgemaakt dat:
[medeverdachte 3] ontevreden lijkt met [verdachte] en gefrustreerd lijkt over de gang van zaken,
[medeverdachte 3] meermaals vuurwapens toont aan [verdachte] .
Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 1] het vuurwapen heeft opgehaald en weggebracht door te navigeren naar de [adres 2] te Amsterdam, waar [medeverdachte 3] woonachtig is.
7.
Proces-verbaal van de politie
Wij zagen bij aankomst op de plaats delict, 5 schotbeschadigingen op de ruit. De beschadigingen bestonden uit concentrische en radiale breuklijnen van het glas en hierdoor herkende wij als zijnde schotbeschadigingen
.
Wij zagen dat de ruit waarin de schotbeschadigingen aanwezig waren, tegenover een
muur gelegen was. Wij zagen dat er een beschadigd projectiel in de muur was blijven
steken.
Wij zagen onder het raam met de schotbeschadigingen, diverse dozen staan. Wij zagen in 1 van deze dozen, een beschadigd projectiel. Wij zagen op één van deze planken, een beschadigd projectiel. Onder het bureau zagen wij een beschadigd projectiel.
2.3.3.Bewijsmotivering
Snapchat-account [accountnaam 1]
De verdediging heeft aangevoerd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te kunnen concluderen dat de verdachte de (enige) gebruiker is geweest van het Snapchat-account ‘ [accountnaam 1] ’.
In de nacht van 2 maart 2025 heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] met een vuurwapen vijf keer geschoten op het raam van het pand op het adres [adres delict] te Rotterdam. Uit onderzoek naar de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt dat hij voorafgaand aan het schietincident contact heeft gehad met een snapchataccount met de naam ‘ [accountnaam 1] ’. In de aangetroffen (fotografische opnames van) chatberichten wordt gesproken over betalingen, worden foto’s gestuurd en krijgt [medeverdachte 1] informatie over het pand dat beschoten moet worden. Ook wordt aan [medeverdachte 1] verteld waar het vuurwapen opgehaald moet worden en wat er na afloop met het wapen moet gebeuren. Later worden door het Snapchat-account ook updates gevraagd over het verloop van de beschieting.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij het pand heeft beschoten in opdracht van de gebruiker van het Snapchat-account ‘ [accountnaam 1] .’ [medeverdachte 1] heeft, nadat hem een foto van de verdachte was getoond, de verdachte herkend als ‘ [accountnaam 1] ’. Uit onderzoek blijkt verder dat het Snapchat-account ‘ [accountnaam 1] ’ is gekoppeld aan het telefoonnummer van de verdachte. Verder blijkt dat de verdachte meerdere sociale media accounts heeft met dezelfde gebruikersnaam. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij het Snapchat-account heeft aangemaakt en zelf heeft gebruikt. Dat blijkt ook uit onderzoek naar de telefoon van de verdachte. Op het moment dat de verdachte werd aangehouden, was op de telefoon van de verdachte ingelogd op het Snapchat-account ‘ [accountnaam 1] ’.
Al deze feiten en omstandigheden wijzen er op dat de verdachte in ieder geval één van de gebruikers was van het Snapchat-account ‘ [accountnaam 1] ’.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte op 2 maart 2025 de opdracht voor de beschieting via het Snapchat-account heeft gegeven of dat een ander van het account gebruik heeft kunnen maken. De rechtbank oordeelt daarover als volgt.
Op de telefoon van de verdachte zijn – buiten de app van Snapchat – ook foto’s aangetroffen van het beschoten pand. Daarnaast bevat de telefoon een afbeelding met het kenteken van de aangever. Deze afbeeldingen van en betreffende het doelwit van de beschieting zijn vóór 2 maart 2025 op de telefoon van de verdachte ontvangen. Op de telefoon is tevens een schermopname aangetroffen van een videogesprek met medeverdachte [medeverdachte 3] . Daarop is te zien dat [medeverdachte 3] aan de verdachte een vuurwapen toont. Uit onderzoek is gebleken dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar het woonadres van [medeverdachte 3] zijn gegaan om het bij de beschieting gebruikte wapen op te halen en later terug te brengen. [medeverdachte 3] zat bovendien met zijn Snapchat-account ‘ [accountnaam 3] ’ met de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in de groepschat waarin de instructies over de beschieting werden gegeven.
Gelet op het voorgaande, in onderling samenhang bezien, is het zeer aannemelijk dat de verdachte degene is geweest die het Snapchat-account ‘ [accountnaam 1] ’ heeft gebruikt en de opdracht heeft gegeven tot de beschieting. De rechtbank is van oordeel dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een plausibele verklaring geeft voor de bovengenoemde bevindingen. De verdachte heeft daarvoor geen verklaring gegeven. Hij weigert desgevraagd zelfs de verklaring dat anderen van zijn account dan wel telefoon gebruik zouden maken, verifieerbaar te maken. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij rond het tijdstip van de beschieting niet de gebruiker van het Snapchataccount is geweest dan ook ongeloofwaardig, nu deze op geen enkele manier door feiten of omstandigheden wordt ondersteund.
Medeplegen bedreiging en vernieling (feit 1 en 2)
Uit de aangetroffen chatberichten blijkt dat de verdachte de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft aangestuurd bij de beschieting, hem een betaling in het vooruitzicht heeft gesteld en hem ook heeft betaald. De verdachte heeft een aansturende rol gehad en heeft daarmee een essentiële, wezenlijke en intellectuele bijdrage aan de beschieting geleverd. De verdachte heeft zich dan ook samen met anderen schuldig gemaakt aan de beschieting en vernieling van het pand.
Vuurwapen en bijbehorende munitie (feit 3)
In het dossier zit geen proces-verbaal waarin onderzoek naar het vuurwapen of de munitie is gerelateerd. Ten aanzien van het vuurwapen is dat begrijpelijk, dit is immers niet meer aangetroffen. Maar ten aanzien van de munitie geldt dat dit onderzocht had kunnen worden en wellicht ook is onderzocht, maar het proces-verbaal met vaststelling welk soort munitie het betreft, zit niet in het dossier. Dat laat onverlet dat uit het proces-verbaal van de Forensische Opsporing met de bevindingen ter plaatse in het pand van de aangever, kan worden afgeleid dat er sprake is geweest van vijf kogelgaten en vijf afgevuurde projectielen. Ook blijkt uit de foto´s van de schietende hand van de verdachte [medeverdachte 1] dat sprake was van een vuurwapen. De kogelgaten, verschoten projectielen en het zichtbare deel van het vuurwapen, rechtvaardigen de conclusie dat het gegaan is om een vuurwapen van de 3e categorie. De rechtbank acht dit dan ook bewezen.
Medeplegen voorhanden hebben vuurwapen met bijbehorende munitie (feit 3)
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ook in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten het vuurwapen waarmee de beschieting is begaan, voorhanden heeft gehad.
Zoals hiervoor reeds is vastgesteld, blijkt dat de verdachte aan de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verteld waar het vuurwapen moest worden opgehaald en wat er na afloop met het wapen moest gebeuren. Verder is relevant dat de verdachte voorafgaand aan het schietincident het bericht: “die soldaat nu ff me speeltje komt hallen” naar de medeverdachte [medeverdachte 3] heeft gestuurd. De rechtbank leidt daar uit af dat het vuurwapen aan de verdachte toebehoorde. Bovendien blijkt zijn betrokkenheid bij het vuurwapen uit de chatberichten met [medeverdachte 1] , waaruit blijkt dat er na het schietincident ruzie ontstond over de betaling en dat [medeverdachte 1] daardoor het vuurwapen niet terug wilde brengen. De verdachte draagt [medeverdachte 1] dan op het vuurwapen toch terug te brengen en hij vertelt hem dat het vuurwapen geld waard is.
Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat de verdachte niet alleen de opdracht heeft gegeven tot de beschieting, maar ook zeer nauw en bewust heeft samengewerkt met degenen die het vuurwapen feitelijk voorhanden hebben gehad. Dit leidt tot het oordeel dat hij het wapen (dat waarschijnlijk zelfs zijn eigendom was) tezamen en in vereniging met anderen voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft zich daarmee samen met anderen schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie.