ECLI:NL:RBROT:2025:14711

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2025
Publicatiedatum
16 december 2025
Zaaknummer
10-078053-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het met een vuurwapen beschieten van een pand in Rotterdam

Op 8 december 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij het beschieten van een kantoorpand in Rotterdam. De verdachte, geboren in 2002, heeft op 2 maart 2025 samen met anderen het pand van een slachtoffer beschoten met een vuurwapen. De verdachte heeft de feiten bekend en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beschieten van een pand een ernstige bedreiging vormt voor de veiligheid van de samenleving en dat dergelijke incidenten in Rotterdam regelmatig voorkomen. De verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden door een bekennende verklaring af te leggen, wat de rechtbank meeweegt in de strafmaat. De reclassering heeft geadviseerd om bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf te verbinden, waaronder een meldplicht en deelname aan gedragsinterventies. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst, gezien het lage risico op recidive en de positieve ontwikkeling in zijn persoonlijke omstandigheden, zoals het hebben van een nieuwe baan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer: 10-078053-25
Datum uitspraak: 8 december 2025
Datum zitting: 24 november 2025
Tegenspraak
Verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats]
ingeschreven op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Advocaat van de verdachte: mr. M.L. van Gaalen
Officier van justitie: mr. E.M. Blanken

1.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte – samengevat – van betrokkenheid bij een beschieting op een kantoorpand.
De volledige tenlastelegging (hierna beschuldiging) houdt in dat
1.
hij op of omstreeks 2 maart 2025 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door meermalen, althans eenmaal, met een (vuur)wapen op het (kantoor)pand (gevestigd aan de [adres delict] ) van die [slachtoffer] te schieten;
2.
hij op of omstreeks 2 maart 2025 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, te weten (delen van) een (kantoor)pand gevestigd aan de [adres delict] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of onklaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 2 maart 2025 te Rotterdam en/of Amsterdam en/of Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie II of III van de Wet wapens en munitie en/of (bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van de Wet wapens munitie, van de categorie II of III voorhanden heeft gehad.

2.Bewijs

2.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte moet worden veroordeeld voor de feiten.
2.2.
Conclusie van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
2.3.
Oordeel van de rechtbank
2.3.1.
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte
1.
op 2 maart 2025 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door meermalen, met een vuurwapen op het pand (gevestigd aan de [adres delict] ) van die [slachtoffer] te schieten;
2.
op 2 maart 2025 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, te weten een pand gevestigd aan de [adres delict] , dat aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft beschadigd;
3.
op 2 maart 2025 te Rotterdam en/of Amsterdam en/of Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III van de Wet wapens en munitie en bijbehorende munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van de Wet wapens munitie, van de categorie III voorhanden heeft gehad.
2.3.2.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen. De verdachte heeft de feiten bekend en er is geen vrijspraak bepleit. Daarom worden voor deze feiten de bewijsmiddelen hieronder wel genoemd maar niet uitgeschreven [1] .
2.3.3.
Bewijsmiddelen
1.
Verklaring van de verdachte [2]
2.
Proces-verbaal van de politie, aangifte [slachtoffer] [3]
3.
Proces-verbaal van de politie [4]

3.Kwalificatie en strafbaarheid

3.1.
Kwalificatie
De bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
de eendaadse samenloop van:
Feit 1
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling;
Feit 2
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
Feit 3
de eendaadse samenloop van:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III
en;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

4.Straf

4.1.
Eis van de officier van justitie
De verdachte moet voor de feiten worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsadvies van 14 mei 2025.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een zeer ernstig feit door met een vuurwapen op een bedrijfspand te schieten. Op dat moment was de gebruiker van het kantoorpand in het pand aanwezig.
Het beschieten van een pand is een indringende en intimiderende bedreiging, waarbij in dit geval van geluk mag worden gesproken dat er geen slachtoffers zijn gevallen. Dergelijke schietincidenten vinden regelmatig plaats in Rotterdam en veroorzaken niet alleen direct gevaar, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Het is zorgelijk dat de verdachte tegen betaling bereid is geweest om zo’n ernstig feit te plegen met enorme risico’s en gevolgen van dien. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft na zijn aanhouding en op de zitting wel verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden door een bekennende verklaring af te leggen. Hij heeft zichzelf daarbij niet gespaard, waarbij hij onder meer heeft verklaard dat hij een hoger bedrag voor de beschieting heeft ontvangen dan uit het dossier bleek. De rechtbank houdt daar rekening mee bij het bepalen van de strafmaat.
4.3.2.
Persoon en persoonlijke omstandigheden
Strafblad
Uit het strafblad (uittreksel justitiële documentatie) van 10 oktober 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Het strafblad van de verdachte leidt dus niet tot een hogere straf.
Rapport van de reclassering
In het rapport van Reclassering Nederland van 14 mei 2025 staat onder meer het volgende.
De reclassering ziet risicoverhogende factoren in het sociaal netwerk van de verdachte, zijn financiën en psychosociaal functioneren, waarbij bij het laatste gedacht moet worden aan het maken van verkeerde keuzes en het onvoldoende nadenken over zijn handelen en de gevolgen ervan. Er zijn forse schulden, waarvoor nog geen betalingsregelingen zijn getroffen. De verdachte heeft samen met een vriend een eigen verhuisbedrijf waardoor hij na zijn detentie dagbesteding heeft. Hij krijgt steun vanuit zijn familie. De reclassering ziet dit als beschermende factoren. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag-gemiddeld.
De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. De reclassering heeft de indruk dat de verdachte in staat is om zijn gedrag te organiseren en de risico's van zijn gedrag en handelen in te schatten. Hij oogt conform zijn kalenderleeftijd. Er is geen sprake van een verstandelijke beperking en een gezinsgerichte of pedagogische aanpak wordt niet noodzakelijk geacht.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, gedragsinterventie voor cognitieve vaardigheden, meewerken aan schuldhulpverlening en het vinden van een stabiele huisvesting.
Overige persoonlijke omstandigheden
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij sinds kort een nieuwe baan heeft als stratenmaker en dat zijn werkgever erg tevreden is over hem. Hij woont momenteel bij zijn vader. De verdachte weet niet hoe hoog zijn schulden zijn. Hij heeft spijt betuigd en volledige openheid van zaken gegeven. De verdachte heeft verklaard dat hij bereid is zijn medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht en de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
4.3.3.
Oplegging straf
Straf
Gelet op de ernst van de strafbare feiten is een gevangenisstraf noodzakelijk. Het opleggen van een ander soort straf is niet passend. Bij het bepalen van die strafsoort en de duur daarvan houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
De rechtbank ziet aanleiding om rekening te houden met de door de verdachte genomen verantwoordelijkheid voor zijn daden en zijn bekennende verklaring, waarbij hij zichzelf niet heeft gespaard. Echter, gezien de bijzondere ernst van het feit, acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en daarnaast een taakstraf, niet passend. Wel zal de rechtbank de verdachte een wat lagere gevangenisstraf opleggen dan zijn medeverdachten.
Gelet hierop legt de rechtbank de verdachte op een gevangenisstraf van 22 maanden, met aftrek van het voorarrest. Van deze gevangenisstraf zal de rechtbank 8 maanden voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijke strafdeel heeft als doel te voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt. De rechtbank verbindt aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. De bijzondere voorwaarden zijn noodzakelijk om de kans op herhaling van het plegen van nieuwe strafbare feiten te verkleinen. Aan het voorwaardelijke strafdeel wordt een proeftijd van 2 jaar verbonden

5.Voorlopige hechtenis

Het Gerechtshof Den Haag heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 9 oktober 2025 geschorst, waarbij aan de verdachte schorsende voorwaarden zijn opgelegd gelijk aan de voorwaarden die de rechtbank de verdachte zal opleggen.
De officier van justitie heeft geen opheffing van de schorsing gevorderd. De rechtbank ziet ook ambtshalve geen aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, nu het gevaar op herhaling door de reclassering op dit moment als laag gemiddeld wordt beschouwd, de verdachte sociaal is ingebed en hij sinds een maand een baan heeft bij een werkgever die heeft verklaard zeer tevreden te zijn over de verdachte. De schorsing van de voorlopige hechtenis blijft dan ook in stand en ook de voorwaarden laat de rechtbank intact, zodat de verdachte ook zolang het vonnis niet onherroepelijk is geworden, onder toezicht van de reclassering staat.

6.Wettelijke voorschriften

De oplegging van deze straf is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 285, 352 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

7.Beslissingen

De rechtbank:
Bewezenverklaring
verklaart bewezen dat de verdachte de feiten zoals hiervoor is omschreven, heeft gepleegd;
Kwalificatie en strafbaarheid
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
Gevangenisstraf
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf van 22 maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de gevangenisstraf, voor zover deze tijd niet al op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat
van deze gevangenisstraf 8 (acht) maandenniet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders beslist;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar, waarbij tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke gedeelte van de straf kan worden beslist als de verdachte een van de onderstaande voorwaarden niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat:
- de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt;
stelt als bijzondere voorwaarde/n dat:
1. de verdachte zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt op welke dagen en tijdstippen deze afspraken zijn. De reclassering zal contact met de verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
2. de verdachte binnen de proeftijd deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa van de reclassering of aan een andere gedragstraining die gericht is op cognitieve vaardigheden, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering de training nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer;
3. de verdachte zich gedurende de proeftijd inspant voor het vinden en behouden van een stabiele woonruimte, zolang de reclassering dat nodig vindt. Zo nodig met hulp van een daartoe aangewezen organisatie, dit ter beoordeling van de reclassering. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen van die organisatie;
4. dat de verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan het aflossen van zijn schulden, zolang de reclassering dat nodig vindt, ook als dit inhoudt het treffen van afbetalingsregelingen of het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (Wnsp). De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Hierbij gelden als voorwaarden dat de verdachte:
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

8.Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. N.R. Rietveld en G.C. Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.H. Karakus, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 8 december 2025.

Voetnoten

1.De exacte vindplaatsen van de bewijsmiddelen zijn genoemd in de bijbehorende voetnoot.
2.Verklaard tijdens de zitting van 24 november 2025.
3.Pagina 25 e.v. van het zaaksdossier Kleijn.
4.Proces-verbaal Forensische Opsporing (losbladig).