In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Dordrecht, een aanvraag ingediend voor compensatie of een opzet/grove schuld-tegemoetkoming op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De Dienst Toeslagen heeft deze aanvraag op 22 december 2022 afgewezen, waarna eiseres bezwaar heeft aangetekend. Dit bezwaar werd op 6 mei 2024 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres. De rechtbank heeft de zaak op 21 oktober 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de Dienst Toeslagen aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen terecht heeft afgewezen. Eiseres had geen recht op compensatie voor de toeslagjaren 2011 tot en met 2013, omdat de terugvorderingen het gevolg waren van door haarzelf doorgegeven stopzettingen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van institutionele vooringenomenheid of een onterechte kwalificatie van opzet of grove schuld. Eiseres heeft geen recht op een O/GS-tegemoetkoming, omdat er geen betalingsregeling is geweigerd in het kader van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op compensatie en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt.
De uitspraak is gedaan door rechter R.J.P. Ferwerda en is openbaar uitgesproken op 9 december 2025. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.