ECLI:NL:RBROT:2025:14425

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
10 december 2025
Zaaknummer
C/10/706518 / JE RK 25-1876
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van een minderjarige door ouderlijke strijd en emotionele toestemming voor contact met beide ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 30 september 2025 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2017, die ernstig wordt bedreigd in zijn ontwikkeling door de conflicten tussen zijn ouders. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, omdat de ouders niet in staat zijn om op een constructieve manier samen te werken in het belang van hun kind. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks hun goede bedoelingen, niet in staat zijn om de nodige emotionele ruimte te bieden voor onbelast contact met beide ouders. Dit heeft geleid tot een loyaliteitsconflict voor de minderjarige, die zich gedwongen voelt om een rol aan te nemen die niet bij hem past. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de situatie te verbeteren en de ouders te begeleiden in hun verantwoordelijkheden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling met ingang van 30 september 2025 tot 30 september 2026 vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/706518 / JE RK 25-1876
Datum uitspraak: 30 september 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad, gevestigd in Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. C.C.J.L. Huurman, kantoorhoudende in Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. M. Verschoor, kantoorhoudende in Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen: de GI, gevestigd in Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 11 september 2025, binnengekomen bij de rechtbank op dezelfde datum;
  • het rapport met bijlage van de Raad van 25 september 2025, binnengekomen bij de rechtbank op dezelfde datum;
  • de reactie van de Raad van 29 september 2025 op verweer vader (gevoegd bij het raadsrapport);
  • de e-mailberichten met producties van de vader van 30 september 2025;
  • de reactie van de moeder op de Raad en de vader van 30 september 2025.
  • de reactie van de Raad op de moeder van 30 september 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 2] .
1.3.
De advocaat van de vader is niet verschenen. Hij had vooraf aangegeven niet bij de zitting aanwezig te zullen zijn.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn vader.
2.3.
Bij beschikking van 2 juli 2025 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 2 oktober 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. De ouders zijn betrokken bij [minderjarige] en houden veel van hem. Tegelijkertijd blijkt het voor hen moeilijk gezamenlijk op te treden als ouders. Voor [minderjarige] is onbelast contact met beide ouders van belang, maar dit lukt op dit moment niet. Het is van belang dat een neutrale derde de belangen van [minderjarige] bewaakt en onderzoekt hoe de ouders beter kunnen samenwerken en het gezamenlijk ouderschap kunnen vormgeven, toewerkend naar co-ouderschap. Positief is dat het ziekenhuis sinds de benoeming van de GI in het kader van de voorlopige ondertoezichtstelling verbetering in de samenwerking tussen de ouders heeft waargenomen.

4.Het standpunt van de GI

4.1.
De GI ondersteunt het verzoek van de Raad. De Raad is betrokken geraakt omdat [minderjarige] geruime tijd geen contact met de moeder had en de vader hem bij de moeder zou weghouden. Tijdens de voorlopige ondertoezichtstelling heeft de GI hierover geen zorgen geconstateerd. Ambulante Spoedhulp (hierna: ASH) is betrokken en geeft aan dat er meer zicht moet komen op de opvoedsituaties van zowel de moeder als de vader, maar zowel de GI als ASH hebben hierover geen grote zorgen. Wel zijn er zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . Een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden is passend om samen met de ouders aan de samenwerking te werken en alles zo goed mogelijk voor [minderjarige] te regelen.

5.Het standpunt van de moeder

5.1.
Door en namens de moeder wordt ingestemd met het verzoek. [minderjarige] verkeert in een loyaliteitsconflict. Sinds zijn ziekte herkent de moeder hem nauwelijks meer. [minderjarige] is kwetsbaar en voelt zich gedwongen een rol aan te nemen die niet bij hem hoort. Hij verstoot de moeder en doet uitspraken die niet passen bij zijn leeftijd. De band tussen hen is verdwenen en het zal lang duren deze opnieuw op te bouwen. De moeder maakt zich zorgen of er voldoende tijd is, omdat [minderjarige] erg ziek is. De moeder wil samen zijn met [minderjarige] maar dat lukt niet. De moeder denkt dat [minderjarige] dit ook erg vindt. Momenteel ziet de moeder [minderjarige] twee keer per week. Afgesproken is dat dit uitgebreid zou worden, maar dat is nog niet gebeurd. De moeder deelt de mening met de Raad dat toegewerkt moet worden naar een co-ouderschapsregeling, zoals eerder het geval was. De ouders komen er samen niet uit. Daarom is een onafhankelijke partij nodig die de belangen van [minderjarige] behartigt. De moeder ziet een patroon bij de vader waarin hij zich anders voordoet wanneer instanties aanwezig zijn. Daarom wil de moeder dat iemand meegaat naar medische afspraken, zodat de moeder niet buitengesloten wordt en minder spanningen ervaart. Deze spanningen hebben namelijk weerslag op hoe het met [minderjarige] gaat. [minderjarige] moet de ruimte krijgen om een kind te zijn en om ziek te kunnen zijn.

6.Het standpunt van de vader

6.1.
De vader stemt in met het verzoek. Een ondertoezichtstelling ervaart de vader als een belediging en gaat bij hem gepaard met schaamte dat hiervoor hulp nodig is. Tegelijkertijd is deze maatregel nodig om alles goed voor [minderjarige] te regelen. [minderjarige] heeft beide ouders nodig, maar op dit moment staan de vader en de moeder lijnrecht tegenover elkaar. [minderjarige] heeft rust en stabiliteit nodig, zonder spanningen, zodat de aandacht volledig op zijn herstel en toekomst kan liggen. Het ziekenhuis heeft aangegeven dat de samenwerking tussen de ouders ten opzichte van eerder is verbeterd. Dit is een overtrokken conclusie, aangezien de situatie eerder anders was. [minderjarige] ’s ziekte betreft een uitzonderlijk medisch geval, waardoor de vader tot het laatste moment twijfelde over de plaatselijke bestraling, terwijl de moeder direct achter dit advies stond. Nu er alleen nog controles plaatsvinden en geen beslissingen meer genomen hoeven te worden, gaat het beter.

7.De beoordeling

7.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
7.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [minderjarige] ernstig wordt bedreigd in zijn ontwikkeling. Deze bedreiging vloeit voort uit de gespannen situatie tussen de ouders, waarmee [minderjarige] wordt belast. Hoewel beide ouders het beste met [minderjarige] voor hebben, slagen zij er niet in om op een constructieve wijze met elkaar te communiceren en afspraken te maken in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . [minderjarige] bevindt zich in een loyaliteitsconflict en stoot hierdoor zijn moeder af. Van belang is dat [minderjarige] over en weer emotionele toestemming krijgt om onbelast contact te hebben met beide ouders. Dit geldt voor ieder kind, maar voor [minderjarige] is dit des te belangrijker nu hij ernstig ziek is. Uit de overgelegde stukken en ter zitting blijkt dat de ouders elkaar diskwalificeren en verwijten maken, waarbij het ontbreekt aan voldoende zelfreflectie. Het is hoopvol dat beide ouders erkennen dat een ondertoezichtstelling nodig is om deze situatie te verbeteren. Hulpverlening in het vrijwillige kader is in deze situatie niet toereikend.
7.3.
De kinderrechter is gelet op voorgaande van oordeel dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer in een dwingend kader noodzakelijk is. Het is van belang dat de GI de belangen van [minderjarige] behartigt, toewerkt naar contactherstel tussen [minderjarige] en de moeder, de communicatie tussen de ouders begeleidt en waar nodig hulpverlening inzet. De kinderrechter zal [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.
7.4.
Voor de komende periode is het van belang dat de ouders beseffen dat het hun gezamenlijke verantwoordelijkheid is - en niet die van de GI - om een stabiele opvoedsituatie te creëren, waarin [minderjarige] zich kan ontwikkelen zonder dat hij belast wordt met volwassenproblematiek. Gelet op zijn ziekte heeft hij het al moeilijk genoeg en heeft hij de steun van en onbelast contact met beide ouders hard nodig. De GI kan enkel daarbij de regie voeren en de ouders de weg wijzen.
7.5.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 30 september 2025 tot 30 september 2026;
8.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2025 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R.S.E. Pronk als griffier, en op schrift gesteld op 8 oktober 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.