ECLI:NL:RBROT:2025:14350

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 december 2025
Publicatiedatum
9 december 2025
Zaaknummer
11585447 CV EXPL 25-5357
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en betaling huurachterstand door bewindvoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 december 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en de bewindvoerder van [persoon A]. De huurovereenkomst tussen Woonstad en [persoon A] werd ontbonden vanwege een huurachterstand van € 3.242,24, die niet was ingelopen ondanks afspraken over aflossing. De bewindvoerder werd veroordeeld om de huurachterstand te betalen en de woning te ontruimen binnen twee maanden na het vonnis. De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder en [persoon A] niet voldoende hebben gedaan om de huurachterstand te verhelpen, en dat er geen sprake was van overmacht. De bewindvoerder moet ook een gebruiksvergoeding betalen tot de ontruiming en de proceskosten dragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11585447 CV EXPL 25-5357
datum uitspraak: 5 december 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde] ., in haar hoedanigheid van bewindvoerder
over de goederen van
[persoon A],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] (gemeente [gemeente] ),
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Woonstad’, ‘de bewindvoerder’ en ‘ [persoon A] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 14 februari 2025, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord van 18 maart 2025;
  • de e-mail van de gemachtigde van Woonstad van 2 juli 2025, met bijlage;
  • de brief van de bewindvoerder van 3 oktober 2025, met bijlagen;
  • de akte van Woonstad van 9 oktober 2025, met bijlagen;
  • de akte van Woonstad van 6 november 2025;
  • de aantekeningen van de mondelinge reactie van [persoon A] van 6 november 2025.
1.2.
Op 29 juli 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was namens Woonstad aanwezig gemachtigde [persoon B] . De bewindvoerder en [persoon A] waren ook aanwezig.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[persoon A] huurt een woning van Woonstad. De huur is nu € 662,15 per maand. De goederen van [persoon A] zijn in september 2023 onder bewind gesteld. Op dit moment is er een huurachterstand. Woonstad eist dat de bewindvoerder die huurachterstand betaalt en dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt. De bewindvoerder moet van de kantonrechter inderdaad de huurachterstand betalen en de woning ontruimen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
De bewindvoerder moet een huurachterstand van € 3.242,24 betalen
2.2.
De bewindvoerder wordt veroordeeld om € 3.242,24 aan Woonstad te betalen. Uit het overzicht van Woonstad blijkt dat dit de achterstand is tot en met november 2025. Voor zover de bewindvoerder na 1 november 2025 nog betalingen heeft gedaan, gaat de kantonrechter ervan uit dat (de gemachtigde van) Woonstad die in mindering zal brengen op de bedragen in dit vonnis.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.3.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat (tot september 2023) [persoon A] en (vanaf september 2023) de bewindvoerder verplicht waren om de huur op tijd te betalen en zij dat niet (steeds) hebben gedaan (artikel 6:265 BW). Hoewel de huurachterstand voor het grootste deel is ontstaan voordat de goederen van [persoon A] onder bewind werden gesteld, is de achterstand daarna bijna volledig blijven bestaan. Partijen hebben op de zitting van 29 juli 2025 afgesproken dat de bewindvoerder maandelijks € 75,- zou aflossen op de achterstand en dat uiterlijk op 9 oktober 2025 een aanvraag voor schuldhulpverlening zou zijn gedaan. Die aanvraag is niet gedaan en de bewindvoerder heeft ook geen concrete datum (in de nabije toekomst) genoemd waarop die aanvraag wel gedaan zou kunnen worden. Volgens de bewindvoerder ligt dit aan [persoon A] ; volgens [persoon A] doet de bewindvoerder haar werk niet goed. De kantonrechter kan dat in deze procedure niet beoordelen, maar ziet in elk geval geen aanwijzingen dat sprake is van overmacht waardoor de bewindvoerder de aanvraag niet heeft kunnen doen. Dat geen aanvraag is gedaan, komt daarom voor risico van de bewindvoerder en [persoon A] ; in elk geval niet voor risico van Woonstad.
2.4.
De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [1] De kantonrechter heeft er in dit geval rekening mee gehouden dat de goederen van [persoon A] onder bewind staan, maar dat dit tot nu toe niet tot een oplossing heeft geleid. Misschien dat het partijen na dit vonnis wel lukt om alsnog goede, haalbare en definitieve afspraken te maken, maar daar kan de kantonrechter niet op vooruit lopen en zij kan die afspraken ook niet opleggen.
De bewindvoerder moet de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.5.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet de bewindvoerder de woning ontruimen. In praktische zin komt dit erop neer dat [persoon A] de woning met al zijn spullen moet verlaten. Dat moet binnen twee maanden na de datum van dit vonnis. De kantonrechter geeft de bewindvoerder en [persoon A] een ruimere termijn dan gevorderd en dan gebruikelijk om te ontruimen, om hen zo de gelegenheid te geven alsnog met Woonstad te overleggen over een regeling en zo mogelijk toch een aanvraag voor schuldhulpverlening te doen.
2.6.
Tot en met de dag van de ontruiming moet de bewindvoerder een gebruiksvergoeding van € 662,15 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Woonstad heeft niet uitgelegd waarom de bewindvoerder een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand. Dat deel van de eis wordt daarom afgewezen. Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
De bewindvoerder moet rente betalen
2.7.
De rente wordt toegewezen, omdat Woonplus genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en de bewindvoerder dat niet heeft betwist. In het totale bedrag dat de bewindvoerder aan Woonstad moet betalen zit de vervallen rente van € 1,71 die Woonstad heeft berekend tot en met 13 februari 2025.
Geen oneerlijke bepalingen
De kantonrechter heeft onderzocht of er oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor de beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
De bewindvoerder moet de proceskosten betalen
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van de bewindvoerder, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die de bewindvoerder aan Woonstad moet betalen op € 145,45 aan dagvaardingskosten, € 514,- aan griffierecht, € 595,- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten × € 238,-) en € 119,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.373,45. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Woonstad dat eist en de bewindvoerder daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de bewindvoerder om aan Woonstad te betalen € 3.243,95 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW € 3.243,95 vanaf 14 februari 2025 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt de bewindvoerder om binnen twee maanden na de datum van dit vonnis de woning aan de [adres] in Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [persoon A] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonstad te stellen;
3.3.
veroordeelt de bewindvoerder om vanaf 1 december 2025 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Woonstad te betalen € 662,15 per maand met de verhoging die is toegestaan;
3.4.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten, die aan de kant van Woonstad worden begroot op € 1.373,45;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
51909

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810