ECLI:NL:RBROT:2025:14344

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
9 december 2025
Zaaknummer
C/10/702346 / JE RK 25-1349 en C/10/710044 / JE RK 25-2333
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor minderjarigen met onvoldoende informatie voor zorgvuldige afweging

Op 26 november 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken C/10/702346 / JE RK 25-1349 en C/10/710044 / JE RK 25-2333, betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van vijf minderjarigen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig bedreigd wordt door de opvoedomgeving van de ouders, die gekenmerkt wordt door verwaarlozing en gebrek aan emotionele beschikbaarheid. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van alle kinderen verlengd tot 28 maart 2026 en de machtiging tot uithuisplaatsing van vier van de vijf kinderen in een pleegzorgvoorziening eveneens verlengd tot dezelfde datum. De kinderrechter heeft de GI (gecertificeerde instelling) opgedragen om uiterlijk twee weken voor de volgende zitting te rapporteren over de actuele stand van zaken, inclusief een evaluatie- of gezinsplan. De ouders hebben verzocht om niet-ontvankelijkheid van de GI in haar verzoeken, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de situatie te kwetsbaar is om de kinderen terug te plaatsen bij de ouders. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team jeugd
Zaaknummers: C/10/702346 / JE RK 25-1349 en C/10/710044 / JE RK 25-2333
Datum uitspraak: 26 november 2025
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2014 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2022 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 3] ,
[minderjarige 4], geboren op [geboortedatum 4] 2023 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 4] ,
[minderjarige 5], geboren op [geboortedatum 4] 2023 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 5] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder] en [naam vader],
hierna te noemen de moeder en de vader, tezamen de ouders, wonende in Dordrecht,
bijgestaan door advocaat mr. A. Apistola, kantoorhoudende in Zwijndrecht.
De pleegouders van [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] , wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het (verdere) verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
ten aanzien van
C/10/702346 / JE RK 25-1349
  • de beschikking van 14 augustus 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • een brief van de GI van 11 november 2025.
Ten aanzien van
C/10/710044/JE RK 25-2333
- de verzoekschriften met bijlagen van de GI van 12 november 2025.
1.2.
Op 26 november 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders met hun advocaat en bijgestaan door S.G. van Beek-Nikita, (beëdigd) tolk in de Russische taal;
  • [persoon A] , jeugdbeschermer bij de GI;
  • de pleegouders van [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] ;
  • [persoon B] en [persoon C] , begeleiders pleegzorg van Stichting Timon.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5]
2.2.
[voornaam minderjarige 1] woont bij de ouders. [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] verblijven in
pleeggezinnen.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 14 februari 2025 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] verlengd tot 28 november 2025.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 14 augustus 2025 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 28 november 2025. De beslissing op het overige verzochte is aangehouden.

3.De (aangehouden) verzoeken

C/10/702346 / JE RK 25-1349
3.1.
[voornaam minderjarige 1]De GI heeft op 30 juni 2025 verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] te verlengen voor de duur van zes maanden. Tevens heeft de GI voor [voornaam minderjarige 1] een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden verzocht. Op de zitting van 14 augustus 2025 heeft de GI het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing ingetrokken. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling is door de kinderrechter op de zitting van 14 augustus 2025 aangehouden.
3.2.
[voornaam minderjarige 2]De GI heeft op 30 juni 2025 verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van negen maanden. Tevens heeft de GI voor [voornaam minderjarige 2] een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van negen maanden verzocht. Bij beschikking van 14 augustus 2025 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 28 november 2025. Het overig verzochte is door de kinderrechter aangehouden.
3.3.
[voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5]Voor [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] heeft de GI op 30 juni 2025 een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar verzocht. Tevens heeft de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een jaar verzocht. Bij beschikking van 14 augustus 2025 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] verlengd tot 28 november 2025. Het overig verzochte is door de kinderrechter aangehouden.
3.4.
De GI heeft verzocht de beschikkingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
C/10/710044/JE RK 25-2333
3.5.
[voornaam minderjarige 1]De GI verzoekt op 12 november 2025 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] te verlengen voor de duur van een jaar.
3.6.
[voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5]De GI verzoekt op 12 november 2025 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] in een pleeggezin voor de duur van een jaar. De GI verzoekt blijkens de aanhef en het petitum van haar verzoekschrift ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] om een verlening van een machtiging (artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek; hierna: BW). Gelet op de feitelijke en juridische situatie verstaat de kinderrechter het verzoek aldus dat de GI hier heeft bedoeld te verzoeken om een verlenging van de huidige machtiging uithuisplaatsing in een voorziening van pleegzorg voor [voornaam minderjarige 2] (artikel 1:265c BW).
3.7.
De GI verzoekt de beschikkingen uitvoerbaar bij voorraad de verklaren.
3.8.
Ter zitting heeft de GI al haar verzoeken gehandhaafd en heeft daartoe het volgende naar voren gebracht. [voornaam minderjarige 3] is op 5 september 2025 verhuisd naar een perspectiefbiedend pleeggezin. Hij draait goed mee in het ritme van het pleeggezin. Zijn basisveiligheid is echter nog niet stevig genoeg. Gezien wordt dat hij angstig is bij afscheidssituaties. [voornaam minderjarige 2] zit goed in haar pleeggezin. Zij begint binnenkort met speltherapie en traumatherapie. [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] ontwikkelen zich goed in het pleeggezin. Zij laten wel spanningen zien voor en na de omgang. Zij zijn na contact met de ouders vaak langdurig ontregeld. De bedoeling is dat Agathos [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] gaat helpen bij hun emotieregulatie. [voornaam minderjarige 1] woont weer thuis bij de ouders. Zij is begonnen op een nieuwe school. Zij heeft een intake gehad met een psycholoog. De ouders hebben begeleiding nodig bij de opvoeding van [voornaam minderjarige 1] en om bij haar emotionele behoeftes te kunnen aansluiten. In het IND-traject is alleen nog de biometrie van alle kinderen nodig. De GI heeft hiervoor met de pleegouders afspraken gepland. Voor wat [voornaam minderjarige 1] betreft, moeten de ouders dat zelf regelen. De recente Veilig Thuis melding (9 oktober jl.) waaraan de GI heeft gerefereerd in de stukken, blijkt niet te kloppen. Dit bleek over een ander gezin te gaan. Dit is een vervelend misverstand. De GI heeft contact gehad met de William Schrikker Gezinsvormen over het uitvoeren een perspectiefonderzoek. De wachtlijst is op dit moment 6 maanden. De duur van het onderzoek bedraagt ongeveer 5 maanden. Het onderzoek bestaat uit dossieronderzoek en gesprekken met alle partijen. Daarna schrijven zij een advies over het woonperspectief van de kinderen. In het perspectiefonderzoek wordt er niet geobserveerd. Daar is Video-interactiebegeleiding (hierna: VIB) voor. Voor VIB is er geen wachtlijst. De William Schrikker Gezinsvormen staat er positief tegenover als er al met VIB wordt gestart. Dit zal het perspectiefonderzoek niet doorkruisen. De ouders kunnen via VIB geholpen worden met hoe zij op de kinderen reageren. Vooral het afscheid vinden de ouders ingewikkeld. De ouders zijn zichtbaar geëmotioneerd. De omgangsmomenten verlopen op zich goed. Punt van aandacht blijft wel de hoeveelheid cadeautjes en eten die de ouders aan de kinderen willen geven. De ouders hebben een keer in de vier weken omgang met alle kinderen tegelijk. [voornaam minderjarige 2] heeft eens in de twee weken een omgangsmoment met de ouders alleen. [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] hebben ook eens in de twee weken omgang met de ouders. Als alle 5 de kinderen weer thuis zouden zijn, zou dat een enorme last voor de ouders betekenen. Er is nog weinig stabiliteit. De ouders hebben veel sturing nodig. [voornaam minderjarige 1] krijgt thuis veel begeleiding van buitenaf. De GI weegt constant de veiligheidsrisico’s. [voornaam minderjarige 2] heeft aangegeven dat hoewel zij haar moeder mist, zij wil blijven wonen in het pleeggezin. Er moet eerst nog onderzocht worden waarom met name de jongste drie kinderen zo ontregelen na de omgang. Hun gedrag is zorgelijk. Er is hiervoor eerst een perspectiefonderzoek nodig. De kinderen zijn destijds met spoed uithuisgeplaatst, omdat zij werden aangetroffen in een auto. Er was sprake van fysieke en emotionele verwaarlozing. De jongste kinderen heeft het ontbroken aan basiszorg. Dat heeft zijn weerslag gehad op hun ontwikkeling en hechting. De GI wil het liefst de huidige structuur, stabiliteit en de positieve ontwikkelingen van de jongste vier kinderen vasthouden die hen geboden wordt in de pleeggezinnen. Dus enerzijds inzet op een goede hechting met de pleegouders en anderzijds kijken of de ouders over voldoende opvoedcapaciteiten beschikken en ook aan de emotionele behoeftes van de kinderen kunnen voldoen.

4.De standpunten

4.1.
Namens en door de ouders is het volgende naar voren gebracht. De ouders verzoeken de GI niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken ingeschreven onder zaaksnummer C/10/710044/JE RK 25-2333 dan wel die verzoeken af te wijzen. Naast de resterende verzoeken doet de GI nu een heel pakket aan nieuwe verzoeken. Dit is dubbelop. Het ligt in de rede inhoudelijk te beslissen op de aangehouden verzoeken, die zijn immers eerder ingediend. In die aangehouden verzoeken dient de GI eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard. Er ligt onvoldoende informatie. Er is geen briefrapportage gemaakt. De informatie is per kind heel summier. Er ligt geen evaluatie of gezinsplan. Het verlengingsverzoek wordt heel mager onderbouwd. De zorgen zien vooral op dat de kinderen niet meer in het Russisch kunnen communiceren. De gronden voor een verlenging van de uitthuisplaatsing ontbreken. Het perspectiefonderzoek had allang eerder gestart kunnen worden. De terugplaatsing van [voornaam minderjarige 1] is een belangrijke vingerwijzing dat het - ook volgens de GI - veilig is bij de ouders thuis. Hoe verhoudt zich dit tot de andere kinderen? Waarom is het voor [voornaam minderjarige 1] wel veilig en voor de andere kinderen niet? De ouders maken zich met name zorgen over [voornaam minderjarige 3] . De ouders willen dat [voornaam minderjarige 3] thuisgeplaatst wordt en verzoeken dat met klem. Er zijn geen veiligheidsrisico’s. De ouders houden zich aan de instructies en werken mee met de hulpverlening. De ouders verzetten zich niet tegen de ondertoezichtstelling. De omgang is heel beperkt. De ouders krijgen zo geen eerlijke kans om te laten zien waar het goed of mis gaat. De omgang moet worden uitgebreid om een realistisch beeld van de ouders te krijgen. Het perspectiefonderzoek kan ook vanuit ouders thuis worden uitgevoerd. Ten tijde van de spoeduithuisplaatsing waren de omstandigheden voor de ouders inderdaad zwaar. Zij waren door de gemeente Dordrecht in strijd met de regels uit de noodopvang gezet, waardoor zij in een auto terecht zijn gekomen.
Die situatie is inmiddels veranderd. De ouders hebben een appartement en hebben werk. De zorg voor 5 kinderen is geen last voor de ouders. Omdat er geen plan ligt, weten de ouders niet wat De GI van hen verlangt. Het is gewoon menselijk dat de ouders emotioneel worden bij het afscheid nemen van de kinderen. Het gaat goed met [voornaam minderjarige 1] thuis. Zij gaat sinds drie weken elke dinsdag naar een psycholoog. [voornaam minderjarige 1] is erg gedisciplineerd als het aankomt op school en sport.
4.2.
Namens de pleegouders van [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] is naar voren gebracht dat het twee kwetsbare meisjes zijn, die zich momenteel goed ontwikkelen. Zij gedijen bij rust, reinheid en regelmaat.
4.3.
Namens Timon is ter zitting aangegeven dat de pleegzorgbegeleiders bemerken dat [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] tijd nodig hebben om te herstellen na een omgangsmoment. Ook wordt gezien dat de ouders zich aan de afspraken proberen te houden en aanwijzingen opvolgen, maar dat er wel emotionele aansluiting wordt gemist. Bij de kinderen is te zien dat er veel spanning zit rondom het omgangsmoment. [voornaam minderjarige 2] kan ook al verwoorden dat zij er tegenop ziet. De omgangsmomenten zijn door de heftige reactie van de kinderen ook afgebouwd. Hopelijk kan VIB de ouders praktische handvatten bieden hoe met de emoties van de kinderen om te gaan. Bij de omgangsmomenten is een tolk Russisch nodig. Dat is zorgelijk voor de interactie. [voornaam minderjarige 2] spreekt nog een beetje Russisch maar onvoldoende om elkaar goed te begrijpen. De jongste kinderen spreken alleen Nederlands.

5.De beoordeling

C/10/702346 / JE RK 25-1349

5.1.
De GI heeft per abuis, in plaats van briefrapportages met een weergave van de stand van zaken in de deels aangehouden zaken, nieuwe verzoekschriften ingediend. Deze zijn ingeschreven onder zaaknummer C/10/710044/JE RK 25-2333
.De GI heeft de rechtbank voorafgaand aan de zitting in de aangehouden zaken (C/10/702346 / JE RK 25-1349) niet schriftelijk bericht of zij al dan niet de resterende verzoeken wenst te handhaven, zoals de kinderrechter in haar beschikking van 14 augustus 2025 heeft verzocht. Ter zitting heeft de GI zowel de aangehouden als de nieuwe verzoeken gehandhaafd. Om verdere verwarring te voorkomen en door ontbreken van de verzochte update door middel van een briefrapportage, zal de kinderrechter de deels aangehouden verzoeken (zaaknummer
C/10/702346 / JE RK 25-1349)afwijzen.
C/10/710044/JE RK 25-2333
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.3.
De ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] wordt nog steeds ernstig bedreigd. In de opvoedomgeving van de ouders is sprake geweest van ernstige verwaarlozing en gebrek aan emotionele beschikbaarheid. Dit heeft schade veroorzaakt in de hechtingsontwikkeling van de kinderen. Alle kinderen hebben daarvoor, ieder op hun eigen manier, nog intensieve begeleiding nodig. Hoewel de ouders open staan voor hulpverlening, is de situatie te kwetsbaar om door te verwijzen naar het vrijwillig kader.
5.4.
De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van alle kinderen verlengen voor de duur van vier maanden en het verzoek voor de resterende periode aanhouden. Hieronder zal de kinderrechter uiteenzetten, waarom zij een gedeeltelijke aanhouding van de verzoeken noodzakelijk acht.
5.5.
De kinderrechter is, op basis van de stukken en de bevindingen tijdens de zitting,
tevens van oordeel dat verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] in een voorziening voor pleegzorg noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding.
5.6.
In de pleeggezinnen maken van [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] positieve stappen in hun ontwikkeling. Daar wordt hen de stabiliteit, structuur en rust geboden, die zij hard nodig hebben. Voor zover de kinderrechter daar inzage in heeft, acht zij de situatie bij de ouders op dit moment nog onvoldoende stabiel. Deze situatie in combinatie met het tot op heden zorgelijke gedrag dat de vier jongste kinderen laten zien rondom de omgang met de ouders, brengt de kinderrechter tot het oordeel dat een voortgezet verblijf in de pleeggezinnen op dit moment nog noodzakelijk wordt geacht. Bovendien zal [voornaam minderjarige 2] binnenkort beginnen met speltherapie waarbij aandacht is voor traumatische gebeurtenissen uit het verleden. Dit kan het nodige bij haar losmaken en de kinderrechter acht het ook om die reden niet aangewezen om haar verblijfplaats op dit moment te wijzigen met alle stress van dien.
5.7.
In haar beschikking van 14 augustus 2025 overwoog de kinderrechter reeds dat er nog te veel onduidelijkheid was over de mogelijkheid van terugplaatsing bij de ouders en dat er voor het bepalen van het perspectief van de kinderen meer informatie nodig was. Die situatie is ongewijzigd gebleven. De kinderrechter mist een actueel evaluatieplan dan wel een gezinsplan. De GI heeft weliswaar contact gehad met William Schrikker Gezinsvormen over een perspectiefonderzoek, maar de start daarvan kan nog maanden duren. Bovendien moet VIB ook nog worden opgestart. De kinderrechter is van oordeel dat zij op dit moment wederom over onvoldoende informatie beschikt om een zorgvuldige afweging te kunnen maken.
5.8.
De kinderrechter ziet daarom aanleiding om het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling over alle kinderen alsmede het verzoek tot verlenging van de
machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] toe te wijzen voor een kortere duur dan is verzocht en de beslissing voor het overige aan te houden tot de hierna te noemen zitting. De kinderrechter verzoekt de GI uitdrukkelijk uiterlijk twee weken voor de zittingsdatum te rapporteren over de actuele stand van zaken van dat moment met daarbij gevoegd een actueel evaluatie -of gezinsplan, waarin de doelen en de voortgang per kind worden beschreven. De kinderrechter verzoekt de GI voorts om daarbij aan te geven of zij het resterende deel van de verzoeken al dan niet handhaaft.
5.9.
Nu de start van het perspectiefonderzoek hoogstwaarschijnlijk nog maanden op zich laat wachten, acht de kinderrechter het van belang dat de GI de mogelijkheden beziet om de omgang uit te breiden. De kinderrechter begrijpt enerzijds dat uitbreiding mogelijk zal leiden tot meer onrust bij de kinderen, anderzijds moet er wel meer zicht komen op de interactie tussen de ouders en de kinderen om een reëel beeld te kunnen krijgen van de opvoedcapaciteiten van de ouders en hun responsiviteit. De ouders moeten ook de kans krijgen om zich te verbeteren en dat kan mogelijk ook juist tot afname van spanning leiden bij de kinderen. Dat lukt niet binnen een zeer beperkte omgang. Ook moet er op deze wijze zicht komen op een mogelijke thuisplaatsing van de kinderen of een deel van hen. De kinderrechter wijst op het belang om hiermee met behulp van VIB voortvarend aan te slag te gaan. De kinderrechter wil bij de hiervoor genoemde briefrapportage van de GI ook de verslagen van de (tot dan toe plaatsgevonden) VIB ontvangen.
5.10.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
C/10/702346 / JE RK 25-1349
6.1.
wijst af het verzoek ingeschreven onder zaaknummer C/10/702346 / JE RK 25-1349, voor zover daar niet eerder op is beslist;
C/10/710044/JE RK 25-2333
6.2.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] tot 28 maart 2026;
6.3.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 28 november 2025 tot 28 maart 2026;
6.4.
houdt de behandeling van het verzoek/de verzoeken voor het overige aan en roept de GI, de ouders met hun advocaat en de pleegouders van [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] op te verschijnen tijdens de zitting van mr. A. Verweij van de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100-125 te Rotterdam, op
25 maart 2026 te 14:45 uur, teneinde nader op het verzoek te worden gehoord;
6.5.
verzoekt de GI om
uiterlijk op 10 maart 2026de onder 5.8 verzochte briefrapportage te doen toekomen met daarbij gevoegd de onder 5.8 en 5.9 bedoelde (nadere) informatie, met een afschrift van deze rapportage en de daarbij gevoegde informatie aan de belanghebbenden en de advocaat;
6.6.
bepaalt dat deze beschikking geldt als oproep voor de zitting;
6.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2025 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van E.N. Laurensse als griffier, en op schrift gesteld op 9 december 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.