ECLI:NL:RBROT:2025:14312

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
8 december 2025
Zaaknummer
10/138546-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van een woningoverval met geweld en oplegging van gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een woningoverval met geweld. De verdachte, geboren in 1968 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Aarts. De officier van justitie, mr. I. Barendregt, eiste een gevangenisstraf van vier jaren, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van drie jaren op. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 30 januari 2025 samen met anderen een woning in Hoogvliet Rotterdam is binnengedrongen, waar twee personen, waaronder een minderjarige, aanwezig waren. De slachtoffers werden met tiewraps vastgebonden terwijl de woning werd doorzocht. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de woningoverval bewezen, mede op basis van DNA-onderzoek en camerabeelden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich had aangesloten bij een plan om de woning te overvallen en dat hij opzettelijk heeft bijgedragen aan de uitvoering van dit plan. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van drie jaren en legde schadevergoedingen op aan de benadeelde partijen, die ook in de zaak waren betrokken. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van de benadeelde partijen, die materiële en immateriële schade vorderden, grotendeels toewijsbaar waren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/138546-25
Datum uitspraak: 26 november 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1968,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1], [postcode] te [plaatsnaam],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsvrouw mr. S. Aarts, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Barendregt heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor de duur van twee jaren met een vervangende hechtenis van twee weken per overtreding en met een maximale duur van 26 weken, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en een locatieverbod voor de [locatie];
  • de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v, lid 4, Sr dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Primair heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte niet wist van het plan van een woningoverval. Hij was alleen ingeschakeld om te zorgen dat [slachtoffer 3] een paar tikken zou krijgen. De verdachte had alleen opzet op een mishandeling van [slachtoffer 3] en niet op de ten laste gelegde diefstal met geweld. Van dubbel opzet – vereist voor medeplichtigheid aan het laatstgenoemde – is evenmin sprake. De verdachte dient hierom te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de rol van de verdachte niet zodanig is dat hij een significante bijdrage heeft geleverd aan de woningoverval. Hierom dient de verdachte te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Het observeren van de woning en het forceren van de portiekdeur door de verdachte levert hooguit medeplichtigheid op. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde zal de verdediging zich refereren.
4.1.2.
Beoordeling
Op 30 januari 2025 in de ochtend zijn in de woning aan de [adres 2] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aanwezig. Zij zijn de vriendin respectievelijk minderjarige dochter van de hoofdbewoner [slachtoffer 3].
Rond 09:00 uur dringt een man onder valse voorwendselen de woning binnen, op de voet gevolgd door een tweede man. [slachtoffer 1] wordt de woning in geduwd en [slachtoffer 2] wordt erbij geroepen. Een van de indringers bindt hen vast met tiewraps, terwijl de andere indringer de woning gaat doorzoeken. Op het moment dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar een slaapkamer zijn gedirigeerd, komt een derde persoon de woning binnen. Wanneer de “missie geslaagd” is, verlaten de indringers de woning met tassen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die nog vastgebonden zijn, worden gewaarschuwd de politie niet te bellen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die zichzelf weten te bevrijden, doen dit laatste wel nadat zij zich ervan hebben vergewist dat alle indringers daadwerkelijk de woning hebben verlaten.
Over de betrokkenheid van de verdachte overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank onderschrijft hetgeen de verdediging primair heeft aangevoerd niet, om de reden dat zij geen geloof hecht aan de verklaring van de verdachte van 2 oktober 2025 dat zijn intenties zagen op een (bijdrage aan een) ander type delict. De rechtbank licht dit toe.
De verdachte is bij de politie in beeld gekomen doordat [slachtoffer 1] de ter plaatse gekomen ambtenaren van politie wijst op een sigaret(tenpeuk) (hierna: peuk) op de trap tussen de derde en vierde verdieping die naar de woning leidt. Omdat de bewoners van de [adres 2] niet roken en de naaste buurman evenmin is de peuk aangemerkt als zogenoemd daderspoor.
Uit een bemonstering van de peuk is een DNA-profiel opgemaakt dat is opgenomen in de DNA-databank voor strafzaken ten behoeve van een vergelijking met daarin opgenomen profielen. Uit het vergelijkend DNA-onderzoek blijkt dat het opgenomen DNA-profiel – zakelijk weergegeven – een match oplevert met het DNA-profiel van de verdachte, die eerder in de DNA-databank is opgenomen als veroordeelde (ter zake een gewapende overval met dodelijke afloop).
Op in het portiek veilig gestelde camerabeelden die de toegangsdeur, een trap naar de bergingen en een trap naar boven laten zien, is te zien dat op 30 januari 2025 om 08:17:17 uur een man de portiek binnenkomt, doordat een bewoner het portiek verlaat en de man de deur kan openduwen voordat hij in het slot valt. De man heeft een sigaret in zijn mond en loopt direct de trap naar boven op zodra hij binnen is. Om 08:18:25 uur loopt de man naar beneden zonder sigaret en trekt de deur van het portiek open. Hij bekijkt het slot van de deur, pakt een mes uit zijn rechter jaszak en steekt dat in het slot van de deur. Hij trekt de deur verder naar achteren en het lijkt dan alsof hij er iets insteekt. Hierna verlaat de man om 08:19:12 uur het portiek. Om 08:47:22 uur peutert een bewoner iets uit de deur, verlaat het portiek en trekt de deur achter zich dicht. Om 08:49:02 uur rammelen twee personen tevergeefs aan de deur. Om 08:49:48 uur worden deze personen binnengelaten in het portiek en lopen direct de trap op. Hun gezichten zijn niet in beeld. Om 08:52:15 uur wil een derde persoon het portiek inkomen. Ook die persoon treft een dichte deur. Om 08:53:48 uur komt deze persoon, die een grote sporttas met zich draagt, alsnog het portiek in. Ook deze persoon is niet met zijn gezicht in beeld. Om 09:15:05 uur, 09:15:10 uur en 09:15:34 uur verlaten de drie personen met een rugzak en de sporttas het portiek. Een van de drie personen loopt weg via de tegenover de [adres 2] gelegen Hoge School.
Twee ambtenaren van politie hebben geverbaliseerd dat de man die rookte en rommelde met de portiekdeur sterke gelijkenissen vertoonde met de verdachte.
Uit de data verkregen uit de onder de verdachte in beslag genomen telefoon blijkt dat de verdachte op meerdere momenten voorafgaand aan de overval vanuit een auto screenshots heeft gemaakt van de [adres 2], een screenshot heeft gemaakt van de daartegenover gelegen Hoge School, de bewegingen van [slachtoffer 3] heeft gevolgd op Facebook en ook interesse heeft getoond in diens zoon [naam 1], die eveneens woonachtig is aan de [adres 2]. Ook is in deze telefoon een aantal foto’s opgeslagen van bezochte dan wel gezochte items die overeenkwamen met gelijksoortige items als uit de woning van [slachtoffer 3] zijn weggenomen.
Na zijn aanhouding is de verdachte op 4 augustus 2025 gehoord door de politie, bij de rechter-commissaris en bij de raadkamer gevangenhouding. Tijdens deze verhoren heeft de verdachte gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht. Eerst op 2 oktober 2025 – toen het proces-verbaal en de eerste en enige aanvulling daarop verstrekt waren – heeft de verdachte aangegeven meer te willen verklaren over datgene waarvan hij verdacht werd. Hij heeft toen verklaard wat zijn intenties waren bij datgene wat hij in de aanloop naar en op 30 januari 2025 heeft gedaan, over wat hij hiervoor van degenen met wie hij hierover in contact stond zou krijgen (een paar gram goud), over dat dit de reden was waarom hij op goudprijzen zocht, maar dat hij uiteindelijk niets heeft gekregen.
Die intentie en de omstandigheid dat de verdachte hiervoor uiteindelijk niets heeft gekregen, gaan er bij de rechtbank in het licht van vorengenoemde onderzoeksbevindingen niet in. Te meer daar [slachtoffer 3], om wie het de personen met wie de verdachte zich had ingelaten te doen was, op het moment dat zijn woning werd binnengedrongen niet thuis was. Wat de verdachte heeft verklaard over de personen met wie hij in dezen in contact stond is bovendien te vaag om serieus te kunnen nemen en uit te kunnen laten zoeken.
Het komt de rechtbank – indachtig vorengenoemde onderzoeksbevindingen, met name de informatie uit de data van de onder de verdachte in beslag genomen telefoon – veeleer voor dat de verdachte zich bij een plan om een woningoverval te plegen heeft aangesloten, het doel van dat plan tot het zijne heeft gemaakt en dat zijn belang gelegen was in de verwezenlijking daarvan, omdat hij zou delen in de opbrengst wanneer het plan met succes zou worden uitgevoerd. De rechtbank neemt hierom opzet wel degelijk aan.
Medeplegen of medeplichtigheid
Voor medeplegen is een bewuste en nauwe samenwerking vereist. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de rol van verdachte als medepleger dient te worden aangemerkt. Door gedurende twee maanden de omgeving te observeren en de bevindingen door te spelen naar de mededaders, door de dag van de overval de deur onklaar te maken en in de buurt te blijven alsmede de aanwezigheid van foto’s van de specifieke buit – onder andere goudbaren, zilveren munten, (namaak)Rolex horloges en een Maple Leaf munt – in de telefoongegevens van verdachte, waar verdachte geen verklaring voor heeft kunnen geven, acht de rechtbank een bewuste en nauwe samenwerking met de mededaders aanwezig.
4.1.3.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks30 januari 2025 te Hoogvliet Rotterdam,
(in
/uiteen woning, gelegen aan de [adres 2]
), tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
een Apple IPhone 15 Pro Max en
/ofeenbank
bescheiden (pas
)en
/of een of meer (goud
(en
)/
zilveren)sier
(a)ad
(en
)en
/ofmunten en
/of een of meerbaren goud en
/ofeen horloge en
/ofgeld,
dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3],
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door
- bij de voordeur die [slachtoffer 1] de woning binnen te duwen en
/of
- die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] te gebieden in een slaapkamer te gaan zitten en
/of
- die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] met tie
-wraps vast te binden aan hun enkels en
/ofpolsen
en/of
- daarbij (dreigend) de woorden – zakelijk weergegeven – toe te voegen dat
iedereen naar de woonkamer moest en/of dat ze de politie niet mochten bellen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met geweld. In de woning waren twee personen aanwezig, waaronder een minderjarige. Deze twee personen werden met tiewraps vastgebonden, terwijl de woning werd doorzocht door meerdere indringers. Dit heeft veel indruk op hen gemaakt.
De verdachte heeft ten behoeve hiervan de woning geobserveerd en [slachtoffer 3] gevolgd op Facebook. Ook heeft hij getracht de indringers de toegang tot het portiek van de woning te verschaffen door het slot van de deur tijdelijk onklaar te maken. De indringers wisten dat ook de minderjarige dochter van [slachtoffer 3] op het moment van de overval in de woning was en hebben zich aan die omstandigheid niets gelegen laten liggen. De verdachte heeft louter uit financieel gewin gehandeld. Hij lijkt zich in het geheel niet te hebben bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers.
De rechtbank weegt in het nadeel van de verdachte mee dat de diefstal zowel in een woning als met geweld heeft plaatsgevonden. Een woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig zou moeten voelen. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van afschuw en onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 oktober 2025, waaruit blijkt dat de verdachte – in de afgelopen vijf jaar – niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 oktober 2025. Dit rapport houdt samengevat het volgende in.
Gelet op de aard van het ten laste gelegde delict zouden eventuele risicoverhogende factoren gelegen kunnen zijn in de leefgebieden, sociaal netwerk, financiën en het psychosociaal functioneren waar bij het laatste gedacht moet worden aan het maken van verkeerde keuzes en het onvoldoende nadenken over zijn handelen en de gevolgen ervan.
Daar de verdachte niets wil zeggen over de tenlastelegging, is niet bekend of de andere personen die aanwezig waren in de woning deel uitmaken van zijn (sociale) netwerk. De verdachte had een bijstandsuitkering, maar omdat hij een aanzienlijke erfenis kreeg na het overlijden van zijn (stief)vader is de uitkering stopgezet. Deze kan hij opnieuw aanvragen als hij de erfenis heeft opgemaakt. De verdachte heeft een zelfstandige woonruimte waarvan hij de huur nog ruim een jaar kan betalen van zijn erfenis. Er is geen sprake van een betaalde dagbesteding, maar hij is mantelzorger voor zijn moeder en hij helpt zijn bejaarde buren waar nodig. De verdachte gebruikt zeer beperkt middelen. Dit kan gezien worden als beschermende factoren.
Daar de verdachte zich beroept op zijn zwijgrecht, kan de reclassering geen concrete uitspraken doen over delictgerelateerde factoren of een direct verband leggen tussen de tenlastelegging en de diverse leefgebieden.
Bij een veroordeling wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd om de reden dat interventies of toezicht niet geïndiceerd worden geacht. Er worden op de diverse leefgebieden geen problemen gezien waarvoor inzet vanuit de reclassering nodig is. De verdachte scoort ook laag op de recidiverisico's. De rechtbank wordt in overweging gegeven een contact- en/of locatieverbod op te leggen, mocht dit gewenst zijn door de slachtoffers.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Anders dan door de verdediging wordt verzocht, kan gezien de ernst van het feit niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Het medeplegen van diefstal met geweld in een woning betreft een ernstig feit. Daar komt bij dat de verdachte in een langer verleden is veroordeeld voor geweldsfeiten.
Anders dan door de officier van justitie is verzocht, legt de rechtbank geen 38v-maatregel op, inhoudende een contact- en locatieverbod. In dezen ontbreekt een concreet beschermingsbelang dat de oplegging van deze maatregel rechtvaardigt. Van een daartoe levende wens van de benadeelde partijen is de rechtbank voorts niet gebleken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).

8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] in het geding gevoegd. De [benadeelde partij 1] vordert een vergoeding van € 190,88 aan materiële schade en een vergoeding van € 3000,- aan immateriële schade. De [benadeelde partij 2] vordert een vergoeding van € 21.600,- aan materiële schade en een vergoeding van € 7.500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van beide vorderingen.
8.2.
Standpunt verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak moeten de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard. Subsidiair wordt verzocht de vordering van [benadeelde partij 1] en de door [benadeelde partij 2] gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de verdediging zich wegens het late indienen van de vordering niet adequaat heeft kunnen verweren. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, wegens onvoldoende onderbouwing. Meest subsidiair wordt verzocht de immateriële schade van beide vorderingen te matigen.
8.3.
Beoordeling
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 51g, lid 3, Sv kan een benadeelde partij zich op de terechtzitting voegen tot aan het moment waarop de officier van justitie aan het requisitoir begint.
De vordering van de [benadeelde partij 1] is op 4 november 2025 ingekomen bij het arrondissementsparket en is een aantal dagen voor de terechtzitting in de digitale zaakomgeving ontsloten voor de overige procesdeelnemers. De aanvulling daarop is een dag voor de terechtzitting per e-mail ingediend. Het betreft een extra materiële schadepost.
De vordering van de [benadeelde partij 2] is op 7 november 2025 ingekomen bij het arrondissementsparket en is een aantal dagen voor de terechtzitting in de digitale zaakomgeving ontsloten voor de overige procesdeelnemers. De aanvulling daarop is een dag voor de terechtzitting per e-mail aangevuld. Het betreft een extra materiële schadepost ‘studievertraging’.
De rechtbank merkt op dat de verdediging en de overige procesdeelnemers idealiter eerder kennis kunnen nemen van de vorderingen en de aanvullingen daarop. In dezen geldt dat de omstandigheid dat (ook) de verdediging hiervan laat kennis heeft gekregen, onvoldoende is om tot het oordeel te komen dat de benadeelde partijen hierom niet-ontvankelijk zijn. De rechtbank heeft in dit kader acht geslagen op de omvang van de vorderingen zoals die thans luiden. Beide zijn niet zodanig ingekleed dat de vorderingen niet te bevatten waren binnen de tijd dat het onderzoek op de terechtzitting geschorst is geweest om de verdediging in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van de aanvulling en deze te kunnen bespreken met de verdachte. De vorderingen zijn overigens op de terechtzitting nader toegelicht, waarna alle procesdeelnemers in de gelegenheid zijn gesteld om de raadslieden van de benadeelde partijen vragen te stellen over de vorderingen. De verdediging heeft deze vervolgens ook inhoudelijk kunnen adresseren en om aanhouding is niet verzocht.
8.3.1.
Vordering [benadeelde partij 1]
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft genoegzaam aangetoond dat zij geestelijk letsel heeft geleden als gevolg van de woningoverval. Zij heeft dit gedaan door een stuk over te leggen van een GZ-psycholoog, die heeft gediagnostiseerd dat sprake is van een post traumatisch stress syndroom en dat een traumagerichte verwerkingsbehandeling geïndiceerd is. De vordering, die genoegzaam is onderbouwd, zal worden toegewezen tot het gevorderde bedrag groot
€ 3.000,-. De rechtbank kan onderschrijven dat uit rechtspraak volgt dat een dergelijk bedrag in soortgelijke gevallen wordt toegekend.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft genoegzaam aangetoond dat zij materiële schade heeft geleden. Het gevorderde bedrag betreft de kosten die zij heeft gemaakt door de GZ-psycholoog voornoemd te bezoeken. Het gevorderde bedrag groot € 190,88 zal worden toegewezen.
8.3.2.
Vordering [benadeelde partij 2]
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft haar geestelijke letsel niet (genoegzaam) met medische bescheiden onderbouwd. Desondanks komt de rechtbank tot de slotsom dat de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij meebrengen dat sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ zoals bedoeld in artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek. De nadelige gevolgen van de woningoverval liggen voor de benadeelde partij, die minderjarig is, zo voor de hand dat de aantasting in de persoon op grond van hetgeen namens haar gesteld is door de rechtbank wordt aangenomen.
De rechtbank ziet wel aanleiding om het gevorderde bedrag toe te wijzen tot een bedrag van € 3.000,- hetgeen wordt ingegeven door gevalsvergelijking. In soortgelijke gevallen wordt in rechtspraak een dergelijk bedrag toegekend. De benadeelde partij zal voor het overige gedeelte van de immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Materiële schade
De door de benadeelde partij gestelde studievertraging als gevolg van de woningoverval is onvoldoende onderbouwd. De mail van de docent & coördinator AVO [naam 2] van 11 november 2025, inhoudende dat de benadeelde partij na haar aankomende afspraak met schoolmaatschappelijk werk definitief wordt uitgeschreven, acht de rechtbank bij gebrek aan andere bescheiden zoals een verzuimoverzicht, een overzicht van niet behaalde vakken en informatie over de herkansingsmogelijkheden ontoereikend. Dat [naam 2] de benadeelde partij in dezelfde mail heel veel sterkte toewenst met haar herstel doet aan dit oordeel niet af.
Nadere bewijslevering van het oorzakelijke verband tussen de woningoverval en de studievertraging levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.3.3.
Hoofdelijke veroordeling
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
8.3.4.
Wettelijke rente en kostenverdeling
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 januari 2025.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de [benadeelde partij 1] een schadevergoeding van € 3.190,88 en de [benadeelde partij 2] een schadevergoeding van € 3.000,- betalen, steeds vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 312 Sr.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van drie jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
[benadeelde partij 1]
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 3.190,88 (zegge: drieduizend honderdnegentig euro en achtentachtig cent), bestaande uit € 190,88 aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 3.190,88(hoofdsom,
zegge:
drieduizend honderdnegentig euro en achtentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.190,88 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
41 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
[benadeelde partij 2]
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 3.000,- (zegge: drieduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 3.000,-(hoofdsom,
zegge:
drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
40 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Algemeen
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. D. van der Sluis en J. Langeveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.M. de Ruiter-van der Vleuten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
primair
hij
op of omstreeks 30 januari 2025 te Hoogvliet Rotterdam, (in/uit een woning, gelegen aan de [adres 2]), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Apple IPhone 15 Pro Max en/of bankbescheiden (pas) en/of een of meer (goud(en)/zilveren) sier(a)ad(en) en/of munten en/of een of meer baren goud en/of een horloge en/of geld, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- bij de voordeur die [slachtoffer 1] de woning binnen te duwen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te gebieden in een slaapkamer te gaan zitten en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] met tie-wraps vast te binden aan hun enkels en/of polsen en/of
- daarbij (dreigend) de woorden – zakelijk weergegeven – toe te voegen dat iedereen naar de woonkamer moest en/of dat ze de politie niet mochten bellen;
subsidiair
een of meer (tot op heden) onbekend gebleven personen op of omstreeks 30 januari 2025 te Hoogvliet Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Apple IPhone 15 Pro Max en/of bankbescheiden (pas) en/of een of meer (goud(en)/zilveren) sier(a)ad(en) en/of munten en/of een of meer baren goud en/of een horloge en/of geld, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander dan aan voornoemde onbekend gebleven personen toebehoorde(n), heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- bij de voordeur die [slachtoffer 1] de woning binnen te duwen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te gebieden in een slaapkamer te gaan zitten en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] met tie-wraps vast te binden aan hun enkels en/of polsen en/of
- daarbij (dreigend) de woorden – zakelijk weergegeven – toe te voegen dat iedereen naar de woonkamer moest en/of dat ze de politie niet mochten bellen
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte op of omstreeks 30 januari 2025 te Hoogvliet Rotterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
(kort voorafgaande aan deze woningoverval) in het portiek en/of bij de woning van de slachtoffers een voorverkenning te doen en/of (daarbij) het slot van de portiekdeur te bewerken, althans zodanig te prepareren zodat deze deur (zonder sleutel) van buitenaf (eenvoudig) open te duwen was, zodat een vrije doorgang naar de (voordeur van de) woning van de slachtoffers mogelijk was.