ECLI:NL:RBROT:2025:14263

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2025
Publicatiedatum
8 december 2025
Zaaknummer
10.293177.23 / TUL VV: 21-004808-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met mes in Dordrecht

Op 3 december 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 november 2023 in Dordrecht een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte heeft het slachtoffer veertien keer met een mes gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen, waaronder een gedeeltelijke klaplong. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij het slachtoffer zou doden. Het beroep op noodweer werd verworpen, omdat de rechtbank geen noodweersituatie aanwezig achtte. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, met aftrek van voorarrest, en ter beschikking gesteld met dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft en dat er een hoog risico op recidive bestaat. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die zowel materiële als immateriële schade heeft geleden. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen, gezien de opgelegde gevangenisstraf en tbs-maatregel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.293177.23
Parketnummer vordering TUL VV: 21-004808-21
Datum uitspraak: 3 december 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam P.I.] - [detentielocatie] ,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar met aftrek van voorarrest, alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging;
  • afwijzing van de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 21-004808-21.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering poging doodslag
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Hij heeft de aangever weliswaar meerdere keren gestoken, maar hij had niet de intentie om hem te doden. Uit de bewijsmiddelen volgt ook niet dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard de aangever dodelijk te raken, zodat ook geen sprake is van opzet in voorwaardelijke zin. Het dossier bevat geen informatie waaruit volgt dat de verdachte een aanmerkelijke kans op de dood van aangever in het leven heeft geroepen. De verwondingen zijn zonder operatieve ingreep genezen. Over de kracht waarmee is gestoken en met welke beweging is in het dossier niets bekend.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft op 5 november 2023 de aangever niet alleen flink aangezichtsletsel bezorgd (veel builen in het gezicht) maar heeft hem daarnaast meerdere keren met een mes gestoken. De vraag ligt aan de rechtbank voor of de verdachte hierbij de opzet heeft gehad om de aangever te doden.
Uit de medische informatie blijkt dat aangever veertien steekwonden over de gehele borstkas en één steekwond op de rechter pols heeft opgelopen. Aan de linkerzijde is bij hem een gedeeltelijke klaplong geconstateerd, die door de arts wordt gerelateerd aan een wond op de borst onder het sleutelbeen. De genezingsduur is geschat op twee weken.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door de aangever met een mes veertien keer op verschillende plekken in de borstkas te steken willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de aangever daarmee dodelijk zou raken en dat deze daardoor zou komen te overlijden. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat in het bovenlichaam vitale organen en bloedvaten zitten. Dat die kans aanmerkelijk was wordt nog onderstreept door het feit dat een van die steken een gedeeltelijke klaplong bij de aangever heeft veroorzaakt. Daarmee is bij de verdachte op zijn minst genomen sprake geweest van opzet in voorwaardelijke zin.
Dat de fysieke gevolgen voor de aangever uiteindelijk - relatief gezien - beperkt zijn gebleven heeft meer te maken met geluk dan met de intenties van de verdachte. In de fysieke confrontatie heeft de verdachte de aangever gestoken waar hij hem maar in het bovenlichaam kon raken en is daar – naar eigen zeggen - pas mee gestopt toen aangever verslapte en op de grond ging liggen. De heftigheid waarmee de verdachte heeft gestoken blijkt ook uit het feit dat zelfs het heft van het lemmet van het mesje is los gekomen.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op
of omstreeks5 november 2023, te Dordrecht,
althans Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] ,
opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen
althans eenmaalmet een mes
althans een scherp en/of puntig voorwerpin
/op/tegende borst en
/ofhet lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken
en/of gesneden en/of geprikten
/of
- meermalen althans eenmaal
(met dat mes, althans met dit voorwerp)op het hoofd
en/of de borst en/of het lichaamvan die [slachtoffer] heeft geslagen
en/of
- dat mes
, althans dat voorwerpvast heeft gehouden tijdens een fysieke confrontatie met die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

5.1.
Strafbaarheid
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij heeft gehandeld uit noodweer. Hij zag zich geconfronteerd met een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door de aangever, waartegen hij zich moest verdedigen. Daartoe is door de verdediging het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft een relatie met de moeder van de aangever, een relatie waarop [voornaam slachtoffer] geen prijs stelt. Omdat de verdachte niet bij zijn vriendin kon intrekken, verbleef de verdachte bovendien al enkele maanden in de woning van aangever. Er bestond volgens de verdachte al enkele dagen spanning tussen aangever en hem. De verdachte heeft zijn zorgen daarover tegen zijn vriendin uitgesproken. Hij vermoedde dat aangever iets in zijn schild voerde en was bang dat er iets zou gaan gebeuren. Voorafgaand aan de fysieke confrontatie op 5 november 2023 hebben de verdachte en de aangever nog discussie gehad over de moeder van aangever. Omdat de sfeer grimmig werd, is de verdachte op enig moment naar de wc gevlucht. De verdachte heeft daar geprobeerd om contact met zijn vriendin op te nemen. Hij heeft berichten naar zijn vriendin gestuurd met de strekking dat aangever hem iets zou gaan aandoen.
Nadat de verdachte hoorde dat aangever de woning had verlaten is hij uit de wc gekomen en wilde hij zijn telefoon aan de oplader leggen. Terwijl de verdachte nog gehurkt zat, kwam aangever weer de woning binnen en heeft deze gedreigd de verdachte af te maken. Aangever heeft de verdachte aangevallen toen hij overeind wilde komen. De verdachte is door die aanval op de grond beland. Daarna is aangever bovenop op de verdachte gaan zitten en heeft aangever de keel van de verdachte dichtgeknepen. Toen het de verdachte niet lukte om aangever van zich af te krijgen, heeft hij een aardappelschilmesje gepakt. Dat mesje lag op de vloer binnen handbereik van de verdachte. De verdachte heeft aangever daarmee meerdere malen gestoken totdat aangever verslapte en van de verdachte af ging. De verdachte heeft daarna gelijk 112 gebeld.
De verdachte heeft zich dus steeds aan de bedreigende situatie willen onttrekken, in eerste instantie door zich op de wc op te sluiten. Daarna heeft de aangever hem echter opnieuw aangevallen en kon hij zich alleen met geweld tegen hem verdedigen. Er was toen geen andere reële mogelijkheid meer waarop hij zich aan de aanval door de aangever kon onttrekken.
5.1.2.
Beoordeling
Wat is er gebeurd?
De aangever en de verdachte verklaren allebei dat zij in de nacht van 4 op 5 november 2023 samen naar Dordrecht geweest om uit te gaan. Eenmaal in Dordrecht aangekomen is een discussie ontstaan en zijn zij met de taxi terug naar het huis van de aangever gegaan. Het huis van de aangever betreft een studio met een gecombineerde woon-slaapkamer en een separate badkamer. De aangever is bij thuiskomst achter zijn bureau gaan zitten en heeft daar muziek geluisterd en gegamed. De verdachte stond toen in het keukengedeelte van de studio en was daar met zijn telefoon aan het appen.
Hierna lopen de verklaringen van de verdachte en aangever uiteen. De aangever verklaart dat de verdachte zich toen uit het niets omdraaide en hem ter hoogte van het raam begon te slaan en met een aardappelschilmesje, dat hij gepakt had, begon te steken.
De verdachte betwist dit en verklaart dat de sfeer tussen beiden al uren grimmig was en dat het de aangever is geweest die hem plotseling in de kamer heeft aangevallen toen hij zijn telefoon aan de oplader had gelegd en uit hurkzit overeind wilde komen. De aangever duwde hem achterover totdat hij op zijn rug op de grond lag, ging op hem zitten en probeerde hem met twee handen te kelen. Vanuit die positie heeft de verdachte de aangever gestoken met een aardappelschilmesje dat hij van de vloer had gepakt. De verdachte is pas opgehouden met steken toen de aangever niet meer bewoog.
Bij de beantwoording van de vraag aan welke verklaring geloof gehecht moet worden gaat de rechtbank van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Vaststaat dat er in de kamer een fysieke confrontatie heeft plaatsgevonden waarbij de verdachte veertien keer in het bovenlichaam van de aangever en éénmaal in diens pols heeft gestoken. Ook heeft de aangever builen in zijn gezicht. Bij de verdachte is geen letsel geconstateerd.
Het ontbreken van letsel bij de verdachte acht de rechtbank op zich al opmerkelijk. Immers, wanneer de verdachte onverhoeds door de aangever met een mes zou zijn aangevallen en achterover op de grond zou zijn gevallen, had dit mes hem makkelijk kunnen verwonden. Ook is niet goed te begrijpen waarom de aangever de verdachte in dat geval met twee handen zou zijn gaan kelen, terwijl hij in een van zijn handen een mes beet had. Bij de verdachte is geen enkel letsel gezien, terwijl het in de rede zou liggen dat, na het met volle kracht dichtknijpen van de keel, ten minste letsel in de nek van de verdachte zichtbaar zou hebben moeten zijn.
Op de broek van de verdachte zijn zowel aan de voorkant als aan de achterkant natte bloedvlekken aangetroffen. Ook deze constatering verdraagt zich niet goed met de verklaring van de verdachte. Immers, zou de aangever, toen hij op de verdachte zat en hem met twee handen om de keel vasthad zijn gestoken, dan zou het bloed uit die steekwonden op het bovenlichaam van de verdachte terecht zijn gekomen en niet zozeer op de voor- én de achterzijde van de broek van de verdachte.
Het feit dat de steekwonden bij de aangever bovendien over de volle breedte van de borstkas van de aangever zijn toegebracht en hij zowel aan de linker- als aan de rechterkant van het bovenlichaam is gestoken past evenmin in het door de verdachte geschetste scenario. Niet alleen zou de verdachte toen hij klem lag onder de aangever het mesje dan in één hand hebben gehad, maar bovendien zouden de armen van de aangever tijdens het wurgen van de verdachte in de baan van het steken hebben bevonden, waardoor niet de gehele borstkas voor de verdachte bereikbaar zou zijn geweest, laat staan de andere zijde van het lichaam van de aangever.
Daar komt tot slot nog bij dat er niet alleen een afgebroken lemmet op de grond heeft gelegen, maar ook een bebloed lemmet van een aardappelmesje in het gordijn in de woonkamer is aangetroffen. Ook dit verdraagt zich niet met een gevecht als door de verdachte weergegeven, waarbij hij op zijn rug liggend op de grond de aangever net zolang heeft gestoken totdat hij ophield.
De vorenstaande bevindingen passen daarentegen wel naadloos bij de toedracht zoals de aangever die heeft omschreven, te weten een situatie waarin de verdachte in de kamer op de aangever is afgelopen, op hem heeft ingeslagen en hem met een mes staand 14 keer heeft gestoken. Ook past het letsel bij de verklaring van aangever dat hij in zijn zij werd gestoken toen hij zijn hoofd tegen slaande bewegingen beschermde.
Het feit dat bij de verdachte naderhand in diens broekzak en de zak van zijn hoodie nog twee heften van een aardappelmesje zijn aangetroffen, waarvan het lemmet was afgebroken, ligt meer in het verlengde van de verklaring van de aangever dan in die van de verdachte. Over hiervoor heeft de verdachte geen verklaring kunnen geven.
De verklaring van de verdachte dat er al meerdere dagen spanning hing en dat hij beducht was op een aanval van aangever, acht de rechtbank ook niet geloofwaardig. Weliswaar blijkt uit telefoonberichten van de verdachte aan zijn vriendin dat bij hem stress aanwezig was, maar de verdachte en aangever zijn in de dagen voor 5 november 2023 ook tweemaal samen op stap gegaan. Ook in de bewuste nacht van 4 op 5 november 2023 zijn de verdachte en aangever naar het centrum van Dordrecht gegaan met de bedoeling om samen een biertje te drinken. Dit is niet goed te rijmen met de verklaring van de verdachte dat er al dagen sprake was van oplopende spanningen tussen hem en aangever.
De rechtbank acht dan ook de verklaring van de aangever over de toedracht van het incident betrouwbaar en acht de lezing van de verdachte niet aannemelijk geworden.
Voor een geslaagd beroep op noodweer, zoals bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht, moet aannemelijk gemaakt worden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding (dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvan) van eigen of andermans lichaam, waartegen verdediging noodzakelijk was.
De rechtbank is gezien het hiervoor overwogene van oordeel dat van een noodweersituatie geen sprake is geweest. Gezien het bovenstaande is namelijk niet aannemelijk geworden dat de verdachte zich tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanval van de aangever heeft moeten en mogen verdedigen. Het was de verdachte en niet de aangever die de aanval gekozen heeft. Omdat geen sprake was van een noodweersituatie, komt de verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toe.
5.2.
Kwalificatie
Het bewezen feit levert op:
Poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
Voor het geval de verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden, heeft de verdediging aangevoerd dat deze overschrijding het onmiddellijke gevolg was van een hevige gemoedsbeweging en om die reden verschoonbaar is.
6.2.
Beoordeling
Omdat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door [voornaam slachtoffer] waartegen een noodzakelijke verdediging was geboden (een noodweersituatie), kan ook het beroep op noodweerexces niet slagen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door op 5 november 2023 de aangever op zijn hoofd te slaan en hem veertien keer in zijn bovenlichaam en één keer in zijn pols te steken. De steekpartij vond zonder enige reële aanleiding plaats in de woning van aangever. Een plek waar hij zich veilig moet kunnen voelen en niet bedacht hoeft te zijn op een mesaanval met een potentieel dodelijke afloop. Zeker niet van de verdachte, aan wie hij al enkele weken op verzoek van zijn moeder – met tegenzin – een dak boven het hoofd had geboden.
Door het handelen van de verdachte heeft hij een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever en heeft hij daarbij letsel maar waarschijnlijk ook, zo leert nu eenmaal de ervaring, psychische gevolgen veroorzaakt. De rechtbank rekent hem dit aan. Aangever heeft veel geluk gehad dat het opgelopen letsel relatief beperkt is gebleven, dat ook het letsel aan zijn long niet tot verdere complicaties heeft geleid en dat zijn fysieke hersteltijd kort werd ingeschat. Over het herstel van zijn mentale toestand is de rechtbank verder niet veel bekend, nu ook uit de vordering van aangever als benadeelde partij blijkt dat dit nog niet duidelijk is. De rechtbank kan zich echter voorstellen dat deze gebeurtenis voor aangever indrukwekkend is geweest en dat hij deze niet licht zal vergeten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft uit het strafblad van de verdachte afgeleid dat hij weliswaar niet recent is veroordeeld, maar wel een strafblad heeft waar gewelds- en zedenfeiten op voorkomen.
7.3.2.
Rapportages
Over de verdachte zijn Pro Justitia rapportages uitgebracht. Daarin is verslag gedaan van het psychologisch en psychiatrisch onderzoek, uitgevoerd door de psycholoog [persoon A] en de psychiater [persoon B] . Hun conclusies zijn eensluidend.
De deskundigen concluderen dat de verdachte een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een stoornis in middelengebruik en ADHD heeft. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het plegen van het strafbare feit en hebben (zeer) waarschijnlijk ook doorgewerkt in het plegen van dat strafbare feit. De verdachte is in het verleden ook onderzocht en toen zijn dezelfde diagnostische conclusies getrokken.
Door de ADHD is de verdachte impulsief en heel onrustig. De verdachte is prikkelbaar en agressief, neemt weinig tot geen verantwoordelijkheid voor zijn eigen leven en externaliseert in forse mate. Hij toont weinig berouw, heeft een beperkte gewetensfunctie en een basale achterdocht naar anderen. Hij is gericht op de directe bevrediging van zijn lusten en heeft moeite om zijn gedrag en emoties te reguleren. Op gevoelens van anderen kan hij nauwelijks reflecteren.
Bij de verdachte is ook sprake van een langdurig bestaand patroon van ernstige verslaving met diverse terugvallen, ook tijdens klinische opnames. Onder invloed van middelen kan hij erg agressief en achterdochtig zijn. De achterdocht die de verdachte naar zijn omgeving koestert, lijken met name aan zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis gerelateerd.
Het risico op gewelddadig en/of grensoverschrijdend gedrag bij de verdachte is hoog. Er zijn veel risicofactoren en weinig beschermende factoren. Het risico op recidive is – in dat licht bezien – eveneens hoog. De verdachte heeft weinig inzicht in zijn problematiek en evenmin in de noodzaak van blijvende behandeling.
Hoewel de delictscenario’s niet goed kunnen worden vastgesteld omdat de verdachte zich op zelfverdediging beroept, is het aannemelijk dat de stoornissen hebben doorwerkt in de feiten.
De deskundigen hebben geadviseerd om de verdachte een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Volgens de deskundigen is de verdachte niet in staat om zich aan eventueel op te leggen voorwaarden te houden en is het risico op recidive groot. Een ambulant kader wordt volstrekt niet haalbaar geacht. Dat is eerder niet gelukt en de verdachte toont zich weinig gemotiveerd. Ter voorkoming van recidive is een streng kader nodig waarbinnen de verdachte een langdurige behandeling krijgt. De focus moet daarbij liggen op abstinentie van roesmiddelen, cognitieve gedragstherapie en agressieregulatie therapie, een zinvolle dagbesteding en het aangaan van prosociale relaties.
De reclassering concludeert in het maatregelenrapport van 5 november 2025 dat er veel risicofactoren aanwezig zijn en weinig beschermde factoren. Er is een hoog risico op recidive van geweldsdelicten. Ook is een hoog risico op letselschade. Het risico op onttrekken aan voorwaarden is eveneens hoog. Er zijn verschillende pogingen gedaan om de verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis ambulant te begeleiden en te behandelen, maar zonder resultaat. De verdachte viel terug in het gebruik van middelen en raakte volledig uit beeld van de reclassering en betrokken hulpverlening. Een ambulant kader is ontoereikend gebleken. Er is sprake van een gebrek aan probleembesef en ziekte-inzicht. Er is een langdurig klinisch traject nodig om te werken aan de forse problematiek. Voor een kader van een tbs-maatregel met voorwaarden ziet de reclassering geen mogelijkheden. De reclassering adviseert daarom een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
Op de terechtzitting is mevrouw [persoon C] van de reclassering als deskundige gehoord. Zij heeft in aanvulling op het maatregelenrapport toegelicht dat bij de reclassering geen vertrouwen bestaat dat de verdachte zijn afspraken buiten een kader met dwang nakomt. Een tbs-maatregel met dwangverpleging geeft een gestructureerde omgeving. Het verleden heeft uitgewezen dat als structuur voor de verdachte wegvalt, dat het weer mis gaat en afspraken niet worden nagekomen. Dat hangt ook samen met middelengebruik.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Toerekenbaarheid
De conclusies van de gedragsdeskundigen dat bij de verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, ADHD en een stoornis in middelengebruik en dat dit ook het geval was ten tijde van het bewezenverklaarde, neemt de rechtbank over en maakt die tot de hare.
De rechtbank volgt ook de conclusie van de gedragsdeskundigen dat het feit de verdachte in verminderde mate moet worden toegerekend.
Oplegging gevangenisstraf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Voor een poging tot doodslag als deze waarbij het slachtoffer niet minder dan veertien steekwonden op het meeste kwetsbare deel van het lichaam zijn toegebracht, wordt in de regel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere jaren opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden in deze zaak passend.
Redelijke termijn
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 5 november 2023, omdat de verdachte op die datum in verzekering is gesteld. Tot aan dit vonnis is een periode van twee jaar en 32 dagen verstreken.
De overschrijding van de redelijke termijn is gering. Daarom zal worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 47 HGEU en artikel 6, eerste lid, EVRM.
Oplegging tbs-maatregel
De rechtbank is op basis van de behandeling ter terechtzitting, de inhoud van de Pro Justitia rapportages en het maatregelenrapport van de reclassering overtuigd geraakt van de noodzaak van een behandeling in het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging.
De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de tbs-maatregel met dwangverpleging. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van het bewezen verklaarde feit, de psychische stoornissen van de verdachte, de eerdere veroordelingen voor geweldsfeiten en het gevaar voor herhaling. Naar het oordeel van de rechtbank is het vanwege het gevaar voor recidive vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord om de verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Daarbij neemt de rechtbank in het bijzonder in aanmerking dat eerdere behandeltrajecten, in een minder strak kader, niet succesvol zijn geweest. Ook tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis in onderhavige zaak heeft de verdachte zich niet aan voorwaarden kunnen houden en is hij wederom vervallen in middelengebruik.
Aan de overige voorwaarden voor een tbs-maatregel wordt voldaan. Op de bewezen verklaarde poging tot doodslag staat een gevangenisstraf van vier jaar of meer. Daarnaast is gebleken dat de verdachte onder invloed van de bij hem vastgestelde stoornissen een gevaar vormt voor anderen.
De rechtbank zal daarom overgaan tot het opleggen van een tbs-maatregel met dwangverpleging.
Niet gemaximeerd
Het bewezen verklaarde feit kan worden aangemerkt als een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Op grond van artikel 38e Sr is de tbs-maatregel daarom op voorhand niet gemaximeerd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv. De rechtbank heeft er geen bezwaar tegen als de verdachte al tijdens de tijd in detentie op de wachtlijst wordt geplaats voor de uitvoering van de tbs-maatregel.

8.Vordering(en) benadeelde partij(en)/ schadevergoedingsmaatregel(en)

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 382,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 7.500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag geheel toewijsbaar is, inclusief wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt primair om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege het bepleite ontslag van alle rechtsvervolging. Subsidiair verzoekt de verdediging de gevorderde immateriële schadevergoeding te matigen.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de hoogte van de gevorderde materiële schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering tot vergoeding van de materiële schade van € 382,00 worden toegewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is verder vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 7.500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Daarbij heeft de rechtbank gekeken naar de Rotterdamse Schaal bij relatief mild borstletsel. De rechtbank ziet geen aanleiding om de gevorderde schade te matigen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 november 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 7.882,00, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij arrest van 22 april 2022 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is de verdachte ter zake van bedreiging van enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd, veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van één week, volledig voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 7 mei 2022.
9.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging verzoeken om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit arrest en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het arrest verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank acht het evenwel niet opportuun die last te geven, omdat zij aan de verdachte een lange gevangenisstraf en een tbs-maatregel met dwangverpleging oplegt. De vordering tenuitvoerlegging wordt daarom afgewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 7.882,00, bestaande uit € 382,00 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 7.882,00(hoofdsom,
zegge: zevenduizend achthonderdtweeëntachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 7.882,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
74 (vierenzeventig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij het arrest van 22 april 2022 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Bos, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en N.R. Rietveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. van Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 5 november 2023, te Dordrecht, althans Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] ,
opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen althans eenmaal met een mes althans een scherp en/of puntig voorwerp in/op/tegen de borst en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt en/of
- meermalen althans eenmaal (met dat mes, althans met dit voorwerp) op het hoofd en/of de borst en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- dat mes, althans dat voorwerp vast heeft gehouden tijdens een fysieke confrontatie
met die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 november 2023 te Dordrecht, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door
- meermalen althans eenmaal met een mes althans een scherp en/of puntig voorwerp in/op/tegen de borst en/of het lichaam van die [slachtoffer] te steken en/of te snijden en/of te prikken en/of
- meermalen althans eenmaal (met dat mes, althans met dit voorwerp) op het hoofd en/of de borst en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan
- dat mes, althans dat voorwerp vast te houden tijdens een fysieke confrontatie met die [slachtoffer]