In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een huurovereenkomst tussen Daim Vastgoed B.V. en de gedaagde. De partijen hebben op 1 januari 2023 een huurovereenkomst gesloten, waarbij Daim Vastgoed stelt dat de overeenkomst is aangegaan voor maximaal twee jaar, tot 31 december 2024. De gedaagde betwist dit en stelt dat de overeenkomst tot 31 december 2025 loopt, zoals oorspronkelijk bedoeld. De zaak is op 23 oktober 2024 niet inhoudelijk besproken, omdat partijen verzochten om aanhouding in verband met schikkingsonderhandelingen. Daim Vastgoed heeft op 10 december 2024 gevraagd om doorhaling van de procedure, maar dit verzoek is ingetrokken omdat de gedaagde de vaststellingsovereenkomst niet wilde ondertekenen. De gedaagde heeft vervolgens verzocht om een nieuwe zitting.
De kantonrechter heeft bepaald dat de procedure wordt hervat, aangezien doorhaling enkel een administratieve handeling is en de zaak kan worden voortgezet. De kantonrechter heeft aangegeven dat de volgende zitting zal worden gebruikt om de omstandigheden van de huurovereenkomst, de einddatum en de gang van zaken rondom de vaststellingsovereenkomst te bespreken. De partijen krijgen de gelegenheid om hun standpunten toe te lichten en de kantonrechter zal vragen stellen om te onderzoeken of er alsnog een oplossing kan worden gevonden. De partijen zijn gevraagd om hun beschikbaarheid voor de komende maanden door te geven, zodat de zitting kan worden gepland. De kantonrechter heeft iedere verdere beslissing aangehouden en een nieuwe zitting gepland op 19 februari 2025.