In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een tussenhuurder en Heineken Nederland B.V. De eiser, woonachtig in Monaco en vertegenwoordigd door mr. R. Smith, vorderde een huurprijsvermindering als gevolg van de overheidsmaatregelen in verband met de coronapandemie. Heineken, vertegenwoordigd door mr. J. Verstoep, was de gedaagde partij en eiseres in reconventie. De procedure volgde op een eerder vonnis van 26 juli 2024, waarin al was geoordeeld dat Heineken recht had op huurprijsvermindering. In het huidige vonnis werd dit oordeel bevestigd en verder uitgewerkt.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurkortingsaanspraak van de tussenhuurder, die door Heineken aan de hand van bepaalde cijfers was berekend, niet langer in geschil was. De hoogte van de huurkortingsaanspraak werd vastgesteld op € 42.779,-. De kantonrechter oordeelde dat Heineken met recht een beroep had gedaan op verrekening van de door de eiser in conventie geëiste huur. De kantonrechter heeft de vorderingen van Heineken toegewezen, waarbij de eiser werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.422,83 aan resterende huurkorting, met wettelijke rente vanaf 4 april 2024.
De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.