ECLI:NL:RBROT:2025:14063

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
3 december 2025
Zaaknummer
C/10/702886 / JE RK 25-1411 en C/10/703258 / JE RK 25-1451
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake schriftelijke aanwijzing en verzoeken tot vervallenverklaring en bekrachtiging in een jeugdzorgzaak

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 22 oktober 2025, zijn de verzoeken van de moeder en de gecertificeerde instelling (GI) behandeld met betrekking tot de schriftelijke aanwijzing voor de omgangsregeling van de minderjarige [minderjarige]. De moeder verzoekt om de schriftelijke aanwijzing van de GI te vervallen te verklaren en om een aantal aanvullende verzoeken, waaronder een onderzoek bij het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD) en wijziging van de contactregeling met de vader. De GI verzoekt om bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing en legt een dwangsom op voor het niet naleven ervan. De rechtbank oordeelt dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar verzoeken, omdat deze niet samenhangen met de onderhavige procedure. De rechtbank wijst ook het verzoek van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing af, omdat deze niet meer actueel is. De rechtbank concludeert dat de GI zorgvuldig heeft gehandeld bij het opstellen van de schriftelijke aanwijzing en dat er geen reden is om de GI te vervangen. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de rechtbank de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van alle betrokkenen benadrukt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/702886 / JE RK 25-1411 en C/10/703258 / JE RK 25-1451
Datum uitspraak: 22 oktober 2025
Beschikking van de meervoudige kamer over de schriftelijke aanwijzing
in de zaken van
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1],
advocaat mr. M. Jonkman, kantoorhoudende in Capelle aan den IJssel,
en
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd in Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2],
advocaat mr. A.J.C. van Bemmel, kantoorhoudende in Rotterdam,
de GI, voornoemd, in de zaak C/10/702886 / JE RK 25-1411,
de moeder, voornoemd, in de zaak C/10/703258 / JE RK 25-1451.
De rechtbank merkt als informant aan:
[naam 1],
de partner van de vader, wonende in [woonplaats 2].

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter van 27 augustus 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het aanvullend verzoekschrift met producties van mr. M. Jonkman van 16 september 2025, ontvangen op diezelfde datum;
  • het verweerschrift met producties van mr. A.J.C. van Bemmel van 25 september 2025, ontvangen op diezelfde datum;
  • aanvullende stukken, overgelegd door de GI, ontvangen op 26 september 2025, overgelegd in de zaak C/10/703258 / JE RK 25-1451, maar de rechtbank begrijpt dat bedoeld is die stukken in beide zaken over te leggen.
1.2.
Op 30 september 2025 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • twee vertegenwoordigers van de GI, [naam 2] en [naam 3];
  • de partner van de vader.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 maart 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 15 maart 2026.
2.4.
De GI heeft op 25 juni 2025 een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de moeder betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. Hierin is het volgende opgenomen:
JBRR wijst moeder hierbij schriftelijk om haar medewerking te verlenen aan de uitvoering van de omgangsregeling, zoals die op dit moment geldt:
  • [minderjarige] wordt gebracht naar het kantoor van JBRR op vrijdag 27 juni om 16.00 uur op [adres] door moeder of partner.
  • Bij aankomst vindt een kort overdrachtsmoment en gesprek plaats met JBRR.
  • De omgang vindt plaats met vader en onder fysieke aanwezigheid van [naam 1], conform het vier-ogen-principe; van vrijdag 16.30 uur tot zaterdag 16.30 uur.
  • Vervolgens zal er een collega meegaan om het begin van het bezoek te observeren en eventueel te begeleiden.
  • Ditzelfde geldt voor vrijdag 11 juli.
  • Vervolgens zal op maandag 14 juli om 14.00 uur een evaluatie plaatsvinden om de twee omgangsdagen te bespreken alvorens er invulling gegeven kan worden aan de geplande vakantie van vader, [naam 1] en [minderjarige] en verdere omgang.

3.De verzoeken

Met zaaknummer C/10/702886 / JE RK 25-1411
3.1.
De moeder verzoekt de schriftelijke aanwijzing van de GI geheel vervallen te
verklaren en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Bij aanvullend verzoekschrift verzoekt de moeder, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. een onderzoek bij het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (hierna: KSCD) te gelasten;
2. de huidige contactregeling tussen [minderjarige] en de vader in afwachting van het onderzoek en/of beslissing op te schorten;
3. vervangende toestemming te verlenen voor hervatting van de gesprekken van [minderjarige] met de speltherapeut van Bureau Jip;
4. te gelasten dat de huidige jeugdbeschermers worden vervangen, dan wel te gelasten dat een andere gecertificeerde instelling de zaak overneemt;
5. te bepalen dat de contactregeling tussen [minderjarige] en de vader wordt stopgezet (voor de maximale wettelijke periode van één jaar).
Met zaaknummer C/10/703258 / JE RK 25-1451
3.3.
De GI verzoekt bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing en daarbij een dwangsom op te leggen ter hoogte van € 200,00 voor iedere dag dat de schriftelijke aanwijzing niet wordt nagekomen. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
Namens en door de moeder is ter onderbouwing van haar verzoeken het volgende naar voren gebracht. De schriftelijke aanwijzing voldoet niet aan de vereisten van een zorgvuldige totstandkoming. De GI is onvoldoende zorgvuldig omgegaan met de Veilig Thuis-meldingen door school en de speltherapeut. Ook heeft de GI niet met de moeder gesproken nadat de speltherapeut haar zorgen over [minderjarige] had geuit bij de GI.
Op de filmpjes die de vader heeft overgelegd, is te zien dat [minderjarige] het erg naar zijn zin heeft bij de vader. Dat is fijn. Er zijn echter ook omgangsweekenden geweest waarin [minderjarige] huilend thuis kwam en vertelde dat hij geslagen is. Wanneer [minderjarige] iets vertelt over zijn stiefvader of geen “Ik hou van jou” tegen zijn oma in Afrika wil zeggen, zou de vader daar agressief op reageren. Ook als de spanning tussen de ouders toeneemt, bijvoorbeeld in aanloop naar een zitting, lijdt [minderjarige] daaronder. Het is voorgekomen dat [minderjarige] thuiskwam en vertelde dat de vader heel boos tegen hem had gedaan, omdat de vader in een brief van de GI had gelezen wat de zus en broer van [minderjarige] tegen de GI hadden verteld. [minderjarige] geeft niet alleen bij de moeder, maar ook op school en bij de speltherapeut aan dat hij bang is. De moeder wil dat die signalen serieus worden genomen. Daarnaast wil de moeder dat [minderjarige] goede hulpverlening krijgt. De moeder heeft met alle hulpverleningstrajecten meegedaan, maar wanneer de schuld steeds bij haar wordt gelegd en zij steeds door het slijk wordt gehaald, houdt het een keer op. De moeder wil dat erkend wordt dat de vader soms dingen niet goed doet of lastig vindt met [minderjarige] en dat hij daar hulp bij krijgt.
Door de vader wordt verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar aanvullende verzoeken gelet op de familierechtelijke aard ervan. Een niet-ontvankelijkheidverklaring zou echter betekenen dat de moeder de verzoeken opnieuw moet indienen en een nieuwe procedure moet starten. Daar heeft vooral [minderjarige] last van. Het probleem is namelijk dat met een beslissing over de schriftelijke aanwijzing de problemen de wereld nog niet uit zijn. Zo heeft de vader al aangegeven dat hij geen toestemming wil geven voor een reis in de herfstvakantie. In het belang van [minderjarige] moet worden doorgepakt. Aangezien de rechtbank geen beslissing kan nemen over het vervangen van de huidige jeugdbeschermers, wordt dat deel van het verzoek ingetrokken. Het verzoek tot vervanging van de GI wordt wel gehandhaafd. De GI is al zo lang betrokken dat zij onderdeel is geworden van het patroon. Een nieuwe, objectieve blik van een andere GI kan ervoor zorgen dat dit patroon doorbroken wordt.
4.2.
De GI heeft ter onderbouwing van haar verzoek het volgende naar voren gebracht. De stelling van de moeder dat de GI niet zorgvuldig is omgegaan met de Veilig Thuis-meldingen vanuit school en de speltherapeut is onjuist. Zodra de GI bekend was met de meldingen, heeft zij het protocol bij signalen van kindermishandeling gevolgd. Een van de standaard stappen van het protocol is dat met het kind en beide ouders wordt gesproken. De GI heeft op school met [minderjarige] gesproken. Hij sprak toen vrij emotieloos over wat er zou zijn gebeurd. Ook heeft de GI met de vader en zijn partner gesproken. Van de moeder heeft de GI destijds een uitgebreide e-mail ontvangen. Tijdens een “driegesprek” op 5 juni 2025 dat al gepland stond, is met de vader, zijn partner, de moeder en haar advocaat gesproken over de zorgen en hoe het nu verder moet. Vanwege de uitspraken die [minderjarige] heeft gedaan, is een aangepaste invulling van de omgang besproken waarbij onder andere het vierogenprincipe wordt gehanteerd. De moeder is daar later via de mail op teruggekomen. De aangepaste invulling van de omgang is uitgewerkt in de schriftelijke aanwijzing. Hoewel in de schriftelijke aanwijzing oude data worden genoemd, is het nog altijd de bedoeling dat in lijn met die regeling omgang tussen [minderjarige] en de vader zal plaatsvinden. Wel kan de regeling nog wat veranderen, omdat [minderjarige] op dit moment al vier maanden geen omgang heeft met de vader. Dit wordt nog besproken met de gedragswetenschapper en het basisteam van de GI. De GI ziet een patroon waarbij er al jarenlang zorgen worden geuit door de moeder over de omgang tussen de vader en de kinderen, ook in de periode waarin de omgang volledig werd begeleid door het Omgangshuis of de GI en de zorgen konden worden weerlegd. [minderjarige] heeft als enige van de kinderen in het gezin nog contact met de vader. Zijn oudere broer en zus zijn heel negatief over de vader. Eerder hebben de bijzondere curatoren aangegeven dat sprake is van een gebrek aan emotionele toestemming bij de moeder wat zorgt voor loyaliteitsproblematiek. De GI wil daarom inzetten op opvoedondersteuning voor beide ouders. Dat is lastig, omdat de zorgen niet zitten in de opvoedvaardigheden, maar meer in de spanningen die er zijn en de manier waarop de vader omgaat met afwijzing door [minderjarige].
Het klopt dat de GI een aantal jaar geleden al eens bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing met dwangsom heeft verzocht. De schriftelijke aanwijzing is toen bekrachtigd zonder dwangsom. Dat is goed gegaan. Toch verzoekt de GI een dwangsom op te leggen voor het geval de aanwijzing niet wordt nagekomen.
4.3.
Namens en door de vader is ter zitting het volgende naar voren gebracht. De bedoeling was om het voorstel voor het inhalen van de misgelopen omgangscontacten als verzoek in te dienen. De omgang tussen [minderjarige] en de vader is in mei 2025 stopgezet door de moeder. De vader wil dat [minderjarige] in ieder geval in de aankomende herfstvakantie bij hem verblijft om de omgang die hij gemist heeft tijdens de zomervakantie in te halen. De vader mist [minderjarige] heel erg. [minderjarige] zegt al van jongs af aan dat de vader een engerd is of dat hij door de vader wordt mishandeld. Dat komt bij de moeder thuis vandaan. De moeder wil de vader het liefst buiten de boot houden, terwijl de vader juist zijn best doet om overal aan mee te werken. De vader is het niet eens met de stelling van de moeder dat de schriftelijke aanwijzing van de GI niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Op 19 juni 2025 heeft de GI de moeder een aankondiging van de schriftelijke aanwijzing gestuurd en op 27 juni 2025 volgde de schriftelijke aanwijzing zelf. Daarvoor was al met de moeder en haar advocaat gesproken over de zorgen. De GI heeft gedaan wat zij moest doen. Overigens wordt in het verzoekschrift van de moeder tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing niets genoemd over die onzorgvuldigheid. Daar kwam de advocaat van de moeder pas ter zitting mee.

5.De informatie van de informant

5.1.
De partner van de vader heeft ter zitting aangegeven dat zij vanaf het begin heeft geprobeerd aan te sturen op een betere samenwerking. De moeder vindt dat de vader naar zichzelf moet kijken en dat hij moet toegeven dat er iets moet veranderen. De vader zit in een heel lastige positie. Hij wordt op een nare manier afgewezen door zijn zoon. [minderjarige] kan heel lelijke dingen zeggen tegen de vader. Het is belangrijk dat ook de moeder leert op zichzelf te reflecteren en nadenkt over wat haar bijdrage daarin is. [minderjarige] vertelt ook bij de vader thuis weleens dingen waar de partner van de vader en de vader hun twijfels bij hebben. Het is dan aan de ouders om samen uit te zoeken of het een op zichzelf staande uitspraak is of dat er meer achter zit. De partner van de vader brengt naar voren dat het hier nu aan schort, terwijl juist daar de oplossing gezocht moet worden.

6.De beoordeling

De schriftelijke aanwijzing
6.1.
De GI kan ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. [1]
6.2.
Op 27 juni 2025 heeft de GI de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven zoals in deze beschikking weergegeven onder 2.4. De schriftelijke aanwijzing heeft betrekking op de omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader.
Het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing
6.3.
De stelling van de moeder dat de aanwijzing ondeugdelijk en onzorgvuldig is voorbereid en gemotiveerd, is in het verzoekschrift niet of nauwelijks onderbouwd. In de toelichting die ter zitting door en namens de moeder is gegeven, is vooral verwezen naar de dynamiek die is ontstaan. Daarbij verwijt de moeder de GI dat zij niet zorgvuldig tot een belangenafweging is gekomen. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt echter dat GI diverse stappen heeft doorlopen, voordat zij is overgegaan tot het geven van een schriftelijke aanwijzing aan de moeder. In navolging van de zorgen die in mei 2025 door de speltherapeut en school zijn geuit, heeft de GI het protocol bij signalen van kindermishandeling gevolgd. Op 28 mei 2025 heeft de GI met [minderjarige] gesproken. Diezelfde dag heeft de GI ook met de vader en zijn partner gesproken. Met de moeder zijn de zorgen besproken tijdens het “driegesprek” op 5 juni 2025, waar ook de advocaat van de moeder, de vader en zijn partner bij aanwezig waren. In reactie op het verwijt van de moeder dat de GI niet ook direct met haar heeft gesproken, heeft de GI aangegeven dat de moeder haar zienswijze al uitgebreid in een e-mailbericht had gezet en dat er daarom voor is gekozen om eerst met [minderjarige] en de vader te spreken. Overigens blijkt uit de overgelegde stukken dat er in de periode tussen 28 mei 2025 en 5 juni 2025 wel mailcontact is geweest tussen de moeder en de GI over de omgang tussen [minderjarige] en de vader. Ook na het “driegesprek” zijn er over en weer e-mails gestuurd over hoe de omgang eruit zou moeten zien volgens de moeder en volgens de GI. Vervolgens heeft de GI op 18 juni 2025 een e-mail gestuurd aan de moeder, die kan worden beschouwd als een vooraankondiging van de schriftelijke aanwijzing die vervolgens op 27 juni 2025 is gegeven.
6.4.
Gelet op het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat de GI niet in redelijkheid tot haar besluit had kunnen komen. De rechtbank zal daarom het verzoek van de moeder afwijzen.
Het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing
6.5.
In de schriftelijke aanwijzing zijn uitsluitend data genoemd die in het verleden liggen. Desgevraagd heeft de GI ter zitting toegelicht dat het nog altijd de bedoeling is dat de omgang tussen [minderjarige] en de vader zal plaatsvinden “in lijn met” de regeling die in de aanwijzing is opgenomen, maar dat er na overleg met de gedragswetenschapper en het basisteam van de GI nog wel iets aan die regeling kan veranderen. De GI heeft haar schriftelijke aanwijzing tot op heden echter niet gewijzigd of geactualiseerd. Nu er geen concrete en actuele aanwijzing meer voorligt, zal de rechtbank het verzoek van de GI afwijzen.
Het verzoek tot vervanging van de GI
6.6.
De moeder heeft verzocht de GI te vervangen door een andere gecertificeerde instelling. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de GI al zo lang betrokken is dat zij niet meer met een objectieve blik naar de situatie kan kijken. Het feit dat de GI een andere kijk heeft op wat moet gebeuren en op wat in het belang van [minderjarige] is dan de moeder, betekent niet dat de GI bevooroordeeld is en niet meer met een frisse blik naar de situatie kan kijken. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de GI te vervangen en wijst het verzoek van de moeder daarom af.
De verzoeken tot het gelasten van een KSCD-onderzoek, opschorting dan wel stopzetting van de contactregeling en vervangende toestemming
6.7.
De rechtbank zal de moeder niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoeken, nu geen sprake is van een familierechtelijke procedure en de verzoeken niet samenhangen met de onderhavige procedure over de schriftelijke aanwijzing.
Het verzoek tot het inhalen van de omgangsmomenten
6.8.
In het bericht van de advocaat van de vader van 20 augustus 2025 is terloops opgemerkt dat de vader de rechtbank verzoekt vast te stellen dat [minderjarige] – teneinde de misgelopen omgangscontacten in te halen – bij vader zal verblijven in de herfstvakantie van maandag 20 oktober 2025 tot en met vrijdag 25 oktober 2025 en in de kerstvakantie van maandag 22 december 2025 tot en met vrijdag 2 januari 2026. Voor zover de vader heeft bedoeld dit verzoek als zelfstandig verzoek in de onderhavige procedure te dienen, geldt voor zijn verzoek hetzelfde als voor de verzoeken van de moeder hiervoor genoemd in rechtsoverweging 6.7., namelijk dat dit verzoek niet samenhangt met de procedure over de schriftelijke aanwijzing en geen sprake is van een familierechterlijke procedure. De rechtbank zal de vader niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek.
Terugkoppeling aan [minderjarige]
6.9.
De rechtbank heeft een brief geschreven aan [minderjarige], volgend op de eerdere brief naar aanleiding van de vorige zitting. De inhoud van deze brief luidt als volgt.
Beste [minderjarige],
Ik had jou beloofd dat je weer iets zou horen als ik meer zou weten. Inmiddels heb ik met twee andere kinderrechters en de griffier (een assistent van de rechter) jouw moeder en vader weer ontmoet in de rechtbank. [naam 1] was er en de jeugdbeschermers ook. We hebben weer met elkaar gepraat over hoe het verder moet. Ook hebben we gezocht waar nou precies het probleem zit.
Het is ingewikkeld dat jouw moeder en vader het niet met elkaar eens zijn. Jij bent het kind en jij voelt dat. Dat maakt het ontzettend moeilijk. De ene keer vind je dit ervan en de volgende keer vind je dat ervan. Voor grote mensen om jou heen is het daarom belangrijk dat zij goed kijken naar wat er in jouw leven gebeurt. En dat ze de tijd nemen om daar met elkaar over te praten. Grote mensen moeten ervoor zorgen dat jij je niet te veel zorgen hoeft te maken.
Wij vinden het belangrijk dat jij je niet de hele tijd hoeft af te vragen wat je ergens van vindt. Aan de ene kant heb je je vader en aan de andere kant heb je je moeder. Jouw ouders willen allebei dat het goed met je gaat. Het zou fijn zijn als zij daarover met elkaar kunnen praten, maar dat is moeilijk voor hen. Daarom denken de jeugdbeschermers heel diep na over wat goed is voor jou. Zij zorgen ervoor dat je het met je vader en je moeder fijn kunt hebben.
Wij hopen wel dat jouw vader en moeder nog eens goed willen nadenken over wat zij zelf kunnen doen om het makkelijker te maken voor jou. Dat gunnen wij jou. We gunnen het hen ook, want dan hoeven ze niet steeds naar de rechtbank.
[minderjarige], wij weten dat je er goed in bent om plezier te maken, bij je moeder en bij je vader. Wij hopen dat je dat je dat altijd blijft doen, ook al is het soms ingewikkeld. Wij vinden het heel knap van jou dat je zo je best blijft doen. Zeker nu je nog zo jong bent. Je bent een heel bijzondere jongen.
Met hartelijke groeten,
De drie kinderrechters

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoeken tot het gelasten van een KSCD-onderzoek, opschorting dan wel stopzetting van de contactregeling en de vervangende toestemming;
7.2.
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot het inhalen van omgangscontacten;
7.3.
wijst het verzoek van de moeder tot vervanging van de GI af;
7.4.
wijst het verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing af;
7.5.
wijst het verzoek van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J. Huizenga, voorzitter, tevens kinderrechter, en
mr. M.C. Woudstra en mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2025, in aanwezigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking staat geen hoger beroep open. [2]

Voetnoten

1.Artikel 1:263, eerste lid, BW.
2.Artikel 807 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).