ECLI:NL:RBROT:2025:13939

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
11700307 CV EXPL 25 - 11495
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding van de huurovereenkomst met ontruiming

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en twee gedaagden, aangeduid als gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2. De eiseres, Woonbron, vorderde betaling van een huurachterstand en ontbinding van de huurovereenkomst, evenals ontruiming van de woning. Gedaagde sub 2 had de woning al jaren verlaten, maar had de huurovereenkomst niet opgezegd. De kantonrechter oordeelde dat gedaagden hoofdelijk verantwoordelijk zijn voor de huurachterstand van € 7.854,04 en dat de huurovereenkomst met gedaagde sub 1 ontbonden moest worden vanwege de ernstige huurachterstand. Gedaagde sub 1 werd veroordeeld om de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en een gebruiksvergoeding te betalen. De kantonrechter wees de vordering tot incassokosten en rente af, omdat de bepalingen in de algemene voorwaarden van Woonbron als oneerlijk werden beschouwd. De proceskosten werden eveneens aan gedaagden opgelegd, omdat zij ongelijk kregen in de procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11700307 CV EXPL 25 - 11495
datum uitspraak: 24 oktober 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: dhr. H.A.M. Over de Vest,
tegen

1.1. [gedaagde sub 1] ,

woonplaats: [plaats 1] ,
gedaagde sub 1, en
2. [gedaagde sub 2],
woonplaats: [plaats 2] ,
gedaagde sub 2,
die zelf procederen.
De partijen worden hierna ‘Woonbron’, ‘ [gedaagde sub 1] ’ en ‘ [gedaagde sub 2] ’ en gedaagden samen ‘ [gedaagde] c.s.’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 7 mei 2025, met bijlagen;
  • het mondelinge antwoord.
1.2.
Op 2 oktober 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: de gemachtigde van Woonbron, [gedaagde sub 2] en [persoon A] (dochter van [gedaagde] c.s.). Ter zitting is namens Woonbron een specificatie van de actuele huurachterstand overgelegd.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] c.s. hebben met Woonbron een huurovereenkomst gesloten voor de woning aan het [adres] te [plaats 1] ( [postcode] ). De huur is nu € 1.128,15 per maand. Op dit moment is er een huurachterstand. Woonbron eist dat [gedaagde] c.s. die huurachterstand betalen en dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt.
2.2.
[gedaagde] c.s. moeten van de kantonrechter de huurachterstand tot en met september 2025 en de proceskosten betalen. [gedaagde sub 1] moet ook huur/gebruiksvergoeding vanaf 1 oktober 2025 betalen en de woning verlaten. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] c.s. moeten een huurachterstand van € 7.854,04 betalen
2.3.
[gedaagde sub 2] heeft jaren geleden de woning verlaten. Zij wist niet dat zij, met [gedaagde sub 1] , nog voor de betaling van de huur verantwoordelijk was. Toen zij op een later moment eenzijdig de huurovereenkomst probeerde op te zeggen heeft Woonbron dat geweigerd omdat er al een huurachterstand was. Ter zitting heeft Woonbron de (eenzijdige) huuropzegging van [gedaagde sub 2] geaccepteerd per 1 oktober 2025.
2.4.
Tot 1 oktober 2025 is [gedaagde sub 2] partij gebleven bij de huurovereenkomst. Dat brengt mee dat zij, met [gedaagde sub 1] , ook verantwoordelijk is voor de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst, zoals het betalen van de huur. Het feit dat zij al jaren ergens anders woont, ontslaat haar niet van die verplichting.
2.5.
Woonbron heeft onbetwist gesteld dat de huurachterstand tot en met de maand september 2025 € 7.854,04 is. [gedaagde] c.s. worden hoofdelijk veroordeeld om dit bedrag aan Woonbron te betalen.
De huurovereenkomst met [gedaagde sub 1] wordt ontbonden
2.6.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde] c.s. verplicht waren om de huur op tijd te betalen en dat niet hebben gedaan (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [1] De kantonrechter heeft er in dit geval rekening mee gehouden dat de huurachterstand sinds de dagvaarding is opgelopen en ter zitting is gebleken dat er niemand meer in de woning woont. De dochters (waarvan één minderjarig) van [gedaagde] c.s. wonen inmiddels beiden elders (bij [gedaagde sub 2] ). Omdat de huurovereenkomst met [gedaagde sub 2] al is geëindigd door opzegging per 1 oktober 2025 wordt de ontbinding alleen uitgesproken voor zover het gaat om de huurovereenkomst met [gedaagde sub 1] .
[gedaagde sub 1] moet de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.7.
Omdat de huurovereenkomst wordt ontbonden, moet [gedaagde sub 1] de woning met al zijn spullen verlaten. Dat moet binnen 3 dagen nadat dit vonnis is betekend. Er is naar het oordeel van de kantonrechter geen reden om de gebruikelijke termijn van 14 dagen aan te houden omdat ter zitting is verklaard dat [gedaagde sub 1] al is vertrokken. Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde sub 1] een gebruiksvergoeding van € 1.128,15 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Woonbron heeft niet uitgelegd waarom [gedaagde sub 1] een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand. Dat deel van de vordering wordt daarom afgewezen. Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
De gedaagde hoeft geen incassokosten en rente te betalen
2.8.
De kantonrechter wijst de incassokosten en de rente af. In de algemene voorwaarden van Woonbron staat hierover namelijk een oneerlijke bepaling. Omdat die bepaling oneerlijk is, mag Woonbron daar geen beroep op doen en kan zij ook geen aanspraak maken op de incassokosten en rente uit de wet. [2] De bepaling is oneerlijk, omdat daarin staat dat [gedaagde] c.s. een boete van € 50,- per dag moeten betalen als zij niet aan de verplichtingen uit de overeenkomst voldoen. Daaronder valt ook het op tijd betalen van de huur. Op grond van de wet zou [gedaagde] c.s. als zij te laat betalen alleen de wettelijke rente en incassokosten moeten betalen. Woonbron wijkt met de boete dus in het nadeel van een consument af van de wet door daarnaast een boete op te leggen. Dat maakt deze bepaling hier oneerlijk.
Verder geen oneerlijke bepalingen
2.9.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor de beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
[gedaagde] c.s. moeten de proceskosten betalen
2.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] c.s., omdat zij ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Woonbron moeten betalen op € 146,43 aan dagvaardingskosten, € 514,00 aan griffierecht, € 542,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 271,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.337,43. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Woonbron dat eist en [gedaagde] c.s. daar geen bezwaar tegen hebben gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] c.s. hoofdelijk om aan Woonbron te betalen € 7.854,04;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen Woonbron en [gedaagde sub 1] en veroordeelt [gedaagde sub 1] om binnen 3 dagen na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning aan het [adres] te [plaats 1] ( [postcode] ) te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde sub 1] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonbron te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om vanaf 1 oktober 2025 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Woonbron te betalen € 1.128,15 per maand met de verhoging die is toegestaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] c.s. in de proceskosten, die aan de kant van Woonbron worden begroot op € 1.337,43;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
62574

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810
2.Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021 (Dexia)