ECLI:NL:RBROT:2025:13924

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
ROT 23/7951
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom wegens overtreding geluidgrenswaarden Activiteitenbesluit milieubeheer

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 24 november 2025, in de zaak tussen Novadock B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen, wordt de oplegging van een last onder dwangsom aan eiseres besproken. Eiseres, een bedrijf voor het laden, lossen en op- en overslag van zee- en binnenschepen, heeft een last onder dwangsom opgelegd gekregen wegens overtreding van de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. De rechtbank oordeelt dat het nestgeluid van afgemeerde schepen moet worden meegeteld in de geluidbelasting die de inrichting veroorzaakt. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft vastgesteld dat eiseres de voor haar geldende geluidgrenswaarden heeft overschreden. Eiseres kan aan de last voldoen, de termijn om aan de last te voldoen is niet te kort en de hoogte van de dwangsom is gerechtvaardigd. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de last onder dwangsom blijft gelden. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bedrijven om te voldoen aan de geldende geluidnormen en de rol van het college in handhaving.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/7951

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 november 2025 in de zaak tussen

Novadock B.V., uit Vlaardingen, eiseres

(gemachtigde: mr. J. Schrijnemaekers),
en

het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen

(gemachtigde: mr. V.E. Bajra).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
Van Oord Installatie Materieel I B.V. en Van Oord Offshore Wind B.V., beide uit Gorinchem (hierna gezamenlijk: Van Oord) (gemachtigde: mr. A. Danopoulos).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de oplegging van een last onder dwangsom aan eiseres. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het college de last onder dwangsom kon opleggen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de last onder dwangsom aan eiseres kon opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank moet het zogeheten nestgeluid van afgemeerde schepen worden meegeteld in de geluidbelasting die de inrichting van eiseres veroorzaakt. Op basis van de uitgevoerde geluidmetingen kon het college tot de conclusie komen dat eiseres de voor haar geldende geluidgrenswaarden heeft overtreden. De rechtbank oordeelt verder dat eiseres aan de last kan voldoen, dat de termijn om aan de last te voldoen niet te kort is en dat de dwangsom niet te hoog is. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 3 mei 2023 (het primaire besluit) heeft het college aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van de geluidgrenswaarden van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (het Activiteitenbesluit).
Met het bestreden besluit van 23 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Van Oord heeft ook schriftelijk gereageerd
.Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 2 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, [naam 1], [naam 2] en [naam 3], de gemachtigde van het college, [naam 4] en [naam 5], en de gemachtigde van Van Oord, mr. M. van Doorne en [naam 6].

Overgangsrecht Omgevingswet

3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet een overtreding heeft plaatsgevonden, is aangevangen of het gevaar voor een overtreding klaarblijkelijk dreigde, en vóór dat tijdstip een last onder dwangsom is opgelegd voor die overtreding of dreigende overtreding, dan blijft op grond van artikel 4.23, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet op die opgelegde last onder dwangsom het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet van toepassing tot het tijdstip waarop de last volledig is uitgevoerd, de dwangsom volledig is verbeurd en betaald, of de last is opgeheven.
Met het primaire besluit van 3 mei 2023 heeft het college aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd. Dat betekent dat in dit geval het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
4. Eiseres heeft een bedrijf voor laden, lossen en op- en overslag van zee- en binnenschepen aan de [adres]. Dit bedrijf is een type B-inrichting als bedoeld in het Activiteitenbesluit.
5. Met het primaire besluit heeft het college aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat de in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit neergelegde geluidgrenswaarden zijn overschreden.
5.1.
Op 12 en 13 december 2022 en 25 januari 2023 zijn op het terrein naast de inrichting geluidmetingen uitgevoerd vanwege het nestgeluid en de laad- en loswerkzaamheden op het schip MPI Resolution (het schip), dat was afgemeerd aan de kade van de inrichting. Hierbij is geconstateerd dat de grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) in de dag-, avond- en nachtperiode worden overschreden. De metingen hebben plaatsgevonden naar aanleiding van klachten uit de omgeving.
5.2.
Op 7 maart 2023 heeft een controle plaatsgevonden. Daarbij is geconstateerd dat het schip nog steeds of opnieuw bij de inrichting lag afgemeerd. Er is een nieuwe geluidmeting uitgevoerd en daaruit blijkt dat het schip in de avondperiode de grenswaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau overschrijdt. Uit de geluidmeting blijkt ook dat de 50 Hz-tertsband maatgevend is, omdat deze circa 12 dB(A) hoger is dan de naastgelegen tertsbanden.
5.3.
De last houdt in dat eiseres binnen één dag na de inwerkingtreding van het bestreden besluit blijvend moet voldoen aan artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. Zij kan dit doen door het schip niet meer bij haar inrichting te laten afmeren of er zorg voor te dragen dat het schip de geluidsnormen van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit niet overschrijdt. Als eiseres hier niet aan voldoet, verbeurt zij een dwangsom van € 10.000,- per keer dat wordt geconstateerd dat zij niet voldoet aan de last tot een maximum van € 30.000,- . Per week kan maximaal één constatering plaatsvinden.
5.4.
Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
5.5.
Het schip meerde destijds wekelijks bij eiseres aan om onderdelen te laden voor een offshore windpark. Van Oord Installatie Materieel I B.V. is eigenaar van het schip en Van Oord Offshore Wind B.V. is opdrachtgever.
Toetsingskader
6. De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, zoals die vóór 1 januari 2024 luidden, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
7. De last onder dwangsom is opgelegd wegens overtreding van de geluidgrenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau die in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit zijn opgenomen.
Op grond van artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, op de gevel van gevoelige gebouwen niet meer bedragen dan 50, 45 en 40 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode.
De inrichting van eiseres ligt op een gezoneerd industrieterrein. Daarom gelden de grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ook op een afstand van 50 m vanaf de grens van de inrichting (zie artikel 2.17, tweede lid, van het Activiteitenbesluit). Dat is in dit geval het dichtstbijzijnde punt waar aan de grenswaarden moet worden voldaan. Uit artikel 2.17, eerste lid, onder g, van het Activiteitenbesluit volgt dat de grenswaarden niet gelden op gevoelige objecten die zijn gelegen op het gezoneerde industrieterrein.
Mocht het college het nestgeluid van het schip meetellen bij de toetsing aan de geluidgrenswaarden?
8. Het nestgeluid is het geluid van de “hotelfunctie” van afgemeerde schepen dat het schip uit zichzelf maakt voor de veiligheid van het schip en de bemanning. Het geluid wordt geproduceerd door aggregaten of motoren die de noodzakelijke elektriciteit opwekken vanwege de logiesfunctie van het schip. Tussen partijen is niet in geschil dat de grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in dit geval alleen worden overschreden als het nestgeluid van het schip wordt meegeteld in de geluidbelasting.
9. Eiseres voert aan dat het college het nestgeluid van het schip ten onrechte meetelt en aan de inrichting toerekent. Zij betoogt ook dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelt, omdat bij andere bedrijven anders met het nestgeluid wordt omgegaan. In de uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 juni 2023 tijdens de bezwaarfase (zaak nr. ROT 23/3747) is overwogen dat het college onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het nestgeluid van het schip tot de representatieve bedrijfssituatie van eiseres moet worden gerekend en is ook van belang geacht dat bij vergunningverlening en handhaving van andere inrichtingen anders wordt omgegaan met het nestgeluid.
In het bezwaarschrift en in de notitie van Peutz van 11 augustus 2023 is uitvoerig ingegaan op een aantal bedrijven in het Rijnmondgebied, onder meer DFDS Seaways en Vopak Terminal Vlaardingen, maar daar is in het advies van de bezwaarschriftencommissie – waarop het college zich in het bestreden besluit heeft gebaseerd – niet op ingegaan. In het advies staat daarnaast ten onrechte dat de inrichting over een omgevingsvergunning beschikt. Dat is niet het geval. In haar nadere stuk van 21 augustus 2025 heeft eiseres ook gewezen op vier bedrijven in de omgeving waar volgens haar het nestgeluid niet wordt meegeteld in de geluidbelasting vanwege de inrichting. Voor zover andere inrichtingen onder een ander bevoegd gezag vallen, is volgens eiseres in alle gevallen DCMR gemandateerd voor vergunningverlening en handhaving en is een verschil in benadering dus niet te rechtvaardigen. Door bij de inrichting van eiseres wel te handhaven op het nestgeluid wordt in strijd gehandeld met het gelijkheidsbeginsel. Eiseres stelt dat volgens de uitspraak van de voorzieningenrechter de situatie bij Huisman in Schiedam waarnaar het college heeft verwezen niet te vergelijken is met de situatie in haar inrichting. Volgens eiseres is Huisman een bedrijf waar langdurig constructie- en bouwwerkzaamheden aan boord van schepen worden uitgevoerd. Het bedrijf van eiseres is geen scheepswerf of constructiebedrijf, maar een overslagbedrijf waar goederen geladen en gelost worden, in dit geval bladen voor windturbines. Alleen voor het zeewaardig vastzetten van goederen moeten soms zeer kortdurend laswerkzaamheden uitgevoerd worden als de lading niet op een andere manier kan worden vastgezet. Gedurende de tijd dat het schip langere tijd lag afgemeerd, zijn er geen constructiewerkzaamheden op het schip verricht en zijn er door eiseres alleen tijdens het laden werkzaamheden aan boord uitgevoerd. De hotelfunctie van het schip maakt dan ook geen deel uit van de representatieve bedrijfssituatie van eiseres.
Eiseres stelt ook dat in het advies van de bezwaarschriftencommissie niet is ingegaan op het feit dat DCMR op haar eigen website aangeeft dat de omgevingsvergunning niet van toepassing is op schepen die bij een bedrijf aan de kade liggen waar geen aan de omgevingsvergunning gerelateerde werkzaamheden worden uitgevoerd.
Eiseres betoogt ook dat het meetellen van het nestgeluid niet werkbaar is, omdat dit leidt tot overschrijding van de grenswaarden die in het kader van de Wet geluidhinder zijn vastgesteld. Bij het vaststellen van die grenswaarden is destijds namelijk geen rekening gehouden met de bijdrage van nestgeluid aan de geluidbelasting. Als het nestgeluid nu ineens wel zou moeten worden meegenomen, zou er geen omgevingsvergunning meer kunnen worden afgegeven in het Rijnmondgebied. De bedrijven waar schepen zijn aangemeerd zouden dan bijna allemaal in overtreding zijn, omdat met het nestgeluid hun geluidemissie aanzienlijk hoger wordt en daarmee niet kan worden voldaan aan de geluidvoorschriften uit de omgevingsvergunning of algemene regels. Dit is volgens eiseres ook de reden waarom in de Omgevingswet het nestgeluid wordt gesommeerd met het overige industriegeluid bij de vaststelling van de geluidproductieplafonds.
9.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het nestgeluid moet worden meegeteld in de geluidbelasting vanwege de inrichting van eiseres. Het aan de kade aangemeerde schip ligt binnen de kadastrale grenzen van het perceel waarop de inrichting is gevestigd. De kade en het aangemeerde schip maken daarom volgens het college deel uit van de inrichting van eiseres en de werkzaamheden die op het schip worden verricht behoren tot de inrichting. Het college acht daarbij ook van belang dat het schip met enige regelmaat en voor langere perioden is afgemeerd bij de inrichting. Het geluid dat door de hotelfunctie van het schip wordt veroorzaakt moet aan de voor de inrichting geldende geluidvoorschriften voldoen.
De vraag of het nestgeluid van aan de kade afgemeerde schepen tot de representatieve bedrijfssituatie behoort, is volgens het college primair afhankelijk van het feitelijk gebruik van de inrichting en de duur en de aard van de activiteiten aan boord in relatie tot de inrichting op de wal. Uit de meetrapporten van 21 februari 2023 en 22 maart 2023 en de nadere notities van 7 juni 2023 en 4 augustus 2023 volgt dat het geluid van het schip rechtstreeks samenhangt met het overslagproces. Ten tijde van de metingen functioneerde het schip integraal als onderdeel van het bedrijfsproces van eiseres. Al het geluid van het schip kan daarom worden toegerekend aan de inrichting en maakt deel uit van de representatieve bedrijfssituatie.
Volgens het college is niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel gehandeld. Het college stelt dat eiseres geen concrete vergelijkbare gevallen heeft aangedragen van inrichtingen met een identieke bedrijfsvoering en soortgelijke geluidemissies. De feitelijke situatie bij de genoemde bedrijven verschilt qua ligging, type inrichting, duur van de activiteiten aan boord en bedrijfsomvang. Het college is bovendien voor de andere door eiseres genoemde inrichtingen niet het bevoegd gezag, behalve voor DFDS. Volgens het college wordt voor bedrijven binnen Vlaardingen nestgeluid wel degelijk als onderdeel van de inrichting beschouwd en in de vergunningvoorschriften verdisconteerd. Bij een overschrijding van de geluidnormen zal handhavend worden opgetreden.
De passage op de website van DCMR waarin is vermeld dat geluid van de hotelfunctie van een schip buiten beschouwing kan blijven wanneer geen aan de omgevingsvergunning gerelateerde activiteiten worden uitgevoerd, is hier volgens het college niet relevant. De inrichting van eiseres is namelijk niet vergunningplichtig, maar valt onder het Activiteitenbesluit. Onder dat wettelijke kader is geluid dat functioneel samenhangt met de bedrijfsvoering wel onderdeel van de representatieve bedrijfssituatie.
Het college stelt dat in het verleden bij het vaststellen van de grenswaarden voor gezoneerde industrieterreinen inderdaad niet altijd expliciet is gekeken naar de bijdrage van nestgeluid. Dat laat echter onverlet dat het Activiteitenbesluit voorschrijft dat alle geluidbronnen die behoren tot de inrichting, waaronder het nestgeluid van afgemeerde schepen, in de beoordeling moeten worden betrokken. Het nestgeluid moet daarom worden meegeteld bij de toetsing aan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit.
9.2.
De grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, van het Activiteitenbesluit gelden in de eerste plaats voor het geluid dat wordt veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden. De grenswaarden gelden daarnaast voor laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting. Dat laatste is in dit geval niet aan de orde, omdat het nestgeluid niet wordt veroorzaakt door de laad- en losactiviteiten zelf, maar door de hotelfunctie. Dit betekent dat het nestgeluid alleen kan worden meegeteld in de geluidbelasting als het wordt veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen en/of door de in de inrichting verrichte werkzaamheden.
9.3.
De rechtbank maakt uit de stukken op dat het college, zoals ter zitting ook door het college is bevestigd, met de verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:205, niet heeft willen betogen dat de representatieve bedrijfssituatie van eiseres vergelijkbaar is met die van het bedrijf Huisman in Schiedam. Het college heeft met de verwijzing naar deze uitspraak willen laten zien dat als de activiteiten op het afgemeerde schip onderdeel uitmaken van de representatieve bedrijfssituatie, het nestgeluid moet worden meegeteld in de geluidbelasting vanwege de inrichting.
Het bedrijf van eiseres is een type B-inrichting en als zodanig niet vergunningplichtig. De begrenzing van de inrichting kan daarom – anders dan bijvoorbeeld in de uitspraak van 22 januari 2020 – niet uit de vergunningaanvraag worden afgeleid. Naar het oordeel van de rechtbank is de feitelijke situatie in dit geval zo dat zowel de kade als het daar afgemeerde schip binnen de grens van de inrichting liggen. In de stukken van ná de uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 juni 2023 heeft het college voldoende uitgelegd waarom niet alleen de laad- en losactiviteiten op het schip, maar ook de hotelfunctie van het schip tot de representatieve bedrijfssituatie van de inrichting moeten worden gerekend. De rechtbank acht daarbij van belang dat uit de meetrapporten van 21 februari 2023 en 22 maart 2023, in onderlinge samenhang bezien met de nadere notities van 7 juni 2023 en 4 augustus 2023, volgt dat het geluid van het schip rechtstreeks samenhangt met het overslagproces van eiseres. Ten tijde van de metingen waren personeel, materieel, energievoorzieningen en bedrijfsactiviteiten zodanig op elkaar afgestemd dat het schip integraal functioneerde als onderdeel van de laad- en losactiviteiten die tot de kern van de bedrijfsvoering van eiseres behoren. Verder is gebleken dat het schip niet alleen kortdurend tijdens de daadwerkelijke laad- en loswerkzaamheden aan de kade lag, maar daar langer was afgemeerd. De rechtbank oordeelt dan ook dat het nestgeluid van het aan de kade afgemeerde schip tot de representatieve bedrijfssituatie van de inrichting van eiseres behoort.
9.4.
Wat eiseres heeft aangevoerd over de manier waarop bij andere inrichtingen met nestgeluid wordt omgegaan, leidt niet tot een andere conclusie.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat het bij de door eiseres genoemde bedrijven gaat om gelijke situaties wat betreft de bedrijfsactiviteiten, de ligging en de begrenzing van de inrichting. Voor zover het al gaat om situaties waarin binnen de grenzen van de inrichting schepen worden afgemeerd, is bovendien niet komen vast te staan dat het nestgeluid daar buiten beschouwing wordt gelaten bij het bepalen van de geluidbelasting. Het college heeft gesteld dat het nestgeluid bij inrichtingen in Vlaardingen, waaronder DFDS, wel degelijk als onderdeel van de inrichting wordt beschouwd en in de vergunningvoorschriften is verdisconteerd.Ter zitting heeft het college nog naar voren gebracht dat het nestgeluid bij de andere inrichtingen niet altijd een relevante geluidbron is. Dat hangt af van de bedrijfsvoering en de geluidbelasting door de overige activiteiten. Het nestgeluid speelt bijvoorbeeld geen belangrijke rol in de geluidbelasting bij bedrijven waar vrachtwagens het schip op en af rijden, zodat het schip afgemeerd kan liggen zonder laden en lossen met een kraan, of waar is voorgeschreven dat het schip na het laden en lossen direct weer vertrekt. De rechtbank acht dit aannemelijk.
De informatie op de website van DCMR waarnaar eiseres heeft verwezen, is voor deze situatie niet relevant. Die informatie gaat namelijk over vergunningplichtige bedrijven, terwijl de inrichting van eiseres een type B-inrichting is. Uit de informatie op de website kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat het nestgeluid bij type B-inrichtingen waarop artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit van toepassing is niet wordt meegeteld in de geluidbelasting.
9.5.
Verder oordeelt de rechtbank dat, zoals het college terecht stelt, geen rekening kan worden gehouden met de omstandigheid dat het nestgeluid in het verleden niet, of niet volledig, is betrokken bij de vaststelling van de geluidzones rond gezoneerde industrieterreinen. De geluidgrenswaarden uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit zijn zelfstandige wettelijke normen waaraan de inrichting moet voldoen, ongeacht de zonegrenswaarden. Bij de vaststelling of de geluidgrenswaarden uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit worden overtreden, is niet bepalend of aan de grenswaarden op de zonegrens kan worden voldaan.
9.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college het nestgeluid van het afgemeerde schip terecht heeft meegeteld bij de toetsing aan de grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau uit artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, van het Activiteitenbesluit. De beroepsgronden slagen niet.
Mocht het college de uitgevoerde geluidmetingen aan de last onder dwangsom ten grondslag leggen?
10. Eiseres voert aan dat de metingen die aan de oplegging van de last onder dwangsom ten grondslag zijn gelegd onzorgvuldig zijn uitgevoerd en niet aan de last onder dwangsom ten grondslag kunnen worden gelegd. Het gaat om de meetrapporten van 21 februari 2023 en 22 maart 2023. Volgens eiseres zijn de metingen en de beoordeling daarvan niet verricht volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (de Handleiding). De vastgestelde geluidbelasting is daarom niet juist en kan niet worden gebruikt ter onderbouwing van de last onder dwangsom. Eiseres verwijst hierbij naar notities van Peutz van 12 mei 2023 en 15 juni 2023. Volgens haar is niet aangetoond dat de geluidgrenswaarden zijn overschreden. Eiseres verwijst ook naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 juni 2023, waarin is overwogen dat eiseres concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van de meetrapporten, de begrijpelijkheid van de in die rapporten gevolgde redenering en het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht.
Eiseres is het daarnaast oneens met de nadere motivering die in de notitie van DCMR van 7 juni 2023 is gegeven en met de aanvulling daarop van 4 augustus 2023. Zij verwijst hierbij naar de notitie van Peutz van 11 augustus 2023. Zij stelt dat de meting van het stoorgeluid op een andere dag heeft plaatsgevonden en daarom niet gebruikt kan worden voor de geluidmetingen waarop de meetrapporten van 21 februari 2023 en 22 maart 2023 betrekking hebben. Daarnaast wordt de 50 Hz-tertsband ook door andere componenten bepaald, omdat er ook stoorgeluid is vanuit de industrieterreinen en voorbijvarende schepen. Bovendien voldoen de metingen niet aan de Handleiding, onder meer vanwege de grote verschillen in de gemeten geluidniveaus. Verder stelt DCMR ten onrechte dat het schip ook zonder overlastgevende bromtoon in bedrijf kan zijn en dat aanpassingen aan het schip mogelijk zijn.
10.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat de geluidmetingen zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat het zich op die metingen kon baseren. Uit die metingen blijkt dat de grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit zijn overschreden.
Volgens het college is de kritiek van eiseres al weerlegd in de notities van DCMR van 7 juni 2023 en 4 augustus 2023. De opgestelde rapporten voldoen, in samenhang met elkaar, aan de eisen, de uitgangspunten en het toetsingskader van de Handleiding. Verder heeft DCMR naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter in zijn notitie van 4 augustus 2023 een aanvullende analyse uitgevoerd met betrekking tot het geluid van het schip in relatie tot het stoorgeluid. Volgens het college werd de geluidsoverlast in dit geval veroorzaakt door een stevige 50 Hz-bromtoon, die duidelijk boven het andere geluid uitkwam. Uit de nadere analyse komt naar voren dat het geluid van het schip ten opzichte van het achtergrondgeluid constant is en daarom niet afkomstig is van voorbijvarende schepen. De bromtoon is ook niet afkomstig van het nabijgelegen industrieterrein Botlek-Pernis, want zonder het schip is de bromtoon er niet. Daarnaast heeft DCMR door middel van metingen aan het schip op een andere locatie aangetoond dat het schip kennelijk ook in bedrijf kan zijn zonder de overlastgevende bromtoon. Het schip voldoet echter ook dan niet aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit.
In een aanvullende notitie van DCMR bij het verweerschrift is opnieuw ingegaan op het stoorgeluid en is een reactie gegeven op de notitie van Peutz van 11 augustus 2023. Over de stelling dat de 50 Hz-bromtoon ook afkomstig kan zijn van andere bronnen op het industrieterrein Botlek-Pernis wordt opgemerkt dat de bedrijven op dat industrieterrein voornamelijk 24 uurs-bedrijven zijn met een continue bedrijfsvoering. Als deze bedrijven een continue 50 Hz-toon zouden produceren met een dergelijk hoog geluidniveau, zouden er veel meer klachten zijn. Er zijn echter alleen meldingen over de bromtoon gedaan op de momenten dat het schip was afgemeerd bij eiseres.
10.2.
Voorafgaand aan de oplegging van de last onder dwangsom is een aantal geluidmetingen verricht, waarbij op verschillende momenten een overschrijding van de grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau is vastgesteld. Ter zitting heeft het college toegelicht dat alleen de overtreding op 7 maart 2023 aan de last onder dwangsom ten grondslag is gelegd. De last onder dwangsom is niet gebaseerd op de overtredingen die op 12 en 13 december 2022 zijn vastgesteld, maar uit die constateringen blijkt volgens het college wel dat er sprake is van een herhaalde overtreding.
10.3.
Eiseres heeft gewezen op het oordeel van de voorzieningenrechter in de uitspraak van 19 juni 2023 tijdens de bezwaarprocedure. Het college heeft zijn standpunt echter na die uitspraak nog nader gemotiveerd, onder meer met de notitie van 4 augustus 2023 en het verweerschrift en de daarin opgenomen notitie van DCMR.
10.4.
Over het stoorgeluid overweegt de rechtbank het volgende. De meting van het stoorgeluid heeft op een andere dag plaatsgevonden dan de overige geluidmetingen. Deze meting van het stoorgeluid, die plaatsvond op 25 januari 2023, kan daarom niet worden gebruikt voor de vaststelling van het stoorgeluid op die andere meetmomenten. Het college heeft dat inmiddels ook erkend. Het bestreden besluit is mede gebaseerd op de nadere analyse van 4 augustus 2023. Daarin is op basis van de meetgegevens van de metingen van 12 en 13 december 2022 en 7 maart 2023 een nadere analyse van het stoorgeluid gemaakt. Het bestreden besluit is daarop gebaseerd. Uit de notitie van 4 augustus 2023 blijkt dat er in de metingen geluidpieken zijn waar te nemen door voorbijvarende schepen, maar dat die niet van wezenlijke invloed zijn op de 50 Hz-tertsband, die in de metingen vrijwel constant is. Omdat de bronnen op het industrieterrein Botlek-Pernis een continue bedrijfsvoering hebben en de bromtoon – zoals mede uit de klachten uit de omgeving blijkt – alleen is waargenomen als het schip op de locatie aanwezig was, acht de rechtbank het aannemelijk dat de gemeten overschrijdingen van de geluidgrenswaarden niet door stoorgeluid van bronnen op het industrieterrein zijn veroorzaakt.
De rechtbank overweegt verder dat op dit punt alleen hoeft te worden uitgegaan van de geluidbelasting die op deze locatie is gemeten. Of het schip toen het in de Eemhaven was afgemeerd geen bromtoon veroorzaakte, zoals het college heeft gesteld, is in dit verband niet relevant.
10.5.
In de meetrapporten van 21 februari 2023 en 22 maart 2023 is nog uitgegaan van het stoorgeluid zoals dat – ten onrechte – in de meting op 25 januari 2023 is bepaald. In de notitie van 4 augustus 2023 zijn de meetgegevens van die geluidmetingen opnieuw geanalyseerd. In de notitie zijn voor vier meetmomenten op respectievelijk 12 en 13 december 2022 en 7 maart 2023 de gemeten waarden voor de 50 Hz-tertsband vermeld. Deze liggen tussen 33,3 en 43,3 dB(A). Daarbij is nog 3,2 dB opgeteld vanwege interpolatie en 5 dB vanwege de toeslag voor tonaal geluid. In de notitie is het gemiddelde bepaald van de drie hoogste metingen. Dit is 50 dB(A) voor de 50 Hz-tertsband. De totale geluidbelasting vanwege de inrichting is volgens de notitie per definitie hoger dan de waarde voor de 50 Hz-tertsband.
Er zijn drie metingen gebruikt om het gemiddelde te bepalen. Zoals in de notitie is toegelicht, volgt dit uit de Handleiding. Op grond van het gemiddelde van de drie metingen is geconcludeerd dat de grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de avond- en nachtperiode met ten minste 5 dB(A) en 10 dB(A) zijn overschreden. Eiseres heeft gewezen op variatie tussen de metingen. Voor de drie metingen die aan het gemiddelde ten grondslag liggen geldt echter dat ook op elk meetmoment afzonderlijk sprake was van een overschrijding van de grenswaarde. Verder is in de notitie uitgelegd waarom de meting met de laagste waarde, namelijk die op 13 december 2022 in de ochtendperiode, buiten beschouwing is gelaten. Tijdens deze meting was de 50 Hz-toon minder aanwezig en niet overheersend. Omdat de overlast gaat over de periode dat de 50 Hz-bromtoon wel duidelijk hoorbaar is, is de meting op 13 december 2022 in de ochtend buiten de berekening gelaten. De rechtbank kan deze uitleg volgen.
Dat er tijdens een controlemeting op 23 mei 2023 geen overschrijding van de grenswaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau is geconstateerd, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat de eerdere metingen niet juist zijn.
Voor het overige heeft eiseres in beroep niet geconcretiseerd waarom de metingen niet zouden voldoen aan de Handleiding.
De rechtbank ziet, mede gelet op de aanvullende toelichting die in de nadere notities van DCMR en het verweerschrift is gegeven, geen grond voor het oordeel dat de geluidmetingen in strijd met de Handleiding zijn uitgevoerd.
10.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college op grond van de uitgevoerde geluidmetingen en de nadere analyse daarvan in latere notities van DCMR terecht heeft geconcludeerd dat de grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit zijn overschreden. Er was dus sprake van een overtreding, zodat het college bevoegd was om handhavend op te treden. De beroepsgrond slaagt niet.
Kan eiseres aan de last voldoen?
11. Eiseres voert aan dat niet aan de last kan worden voldaan. In de eerste plaats stelt zij dat het niet mogelijk is om maatregelen aan het schip te treffen waardoor het nestgeluid voldoende wordt beperkt. Daarnaast stelt zij dat de begunstigingstermijn van één dag te kort is om de overtreding te beëindigen.
11.1.
Volgens het college was de begunstigingstermijn van één dag noodzakelijk vanwege de aard en de ernst van de overtreding. Op het moment dat de last onder dwangsom werd opgelegd, was sprake van een langdurige en voortdurende overschrijding van de geluidnormen uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit, met in de nachtperiode een overschrijding van ten minste 10 dB(A). De situatie was bovendien al weken bekend bij eiseres, zodat zij feitelijk al eerder maatregelen had kunnen treffen.
11.2.
De opgelegde last houdt in dat eiseres binnen één dag na de inwerkingtreding van het bestreden besluit blijvend moet voldoen aan artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. Het primaire besluit noemt hiervoor twee mogelijkheden: het schip niet meer bij de inrichting te laten afmeren of ervoor zorgen dat het schip de geluidsnormen van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit niet overschrijdt. Naar het oordeel van de rechtbank kon eiseres in ieder geval aan de last voldoen door het schip niet meer te laten afmeren. De gestelde contractuele verplichtingen met Van Oord zijn in dat verband niet doorslaggevend. Of het ook mogelijk was om maatregelen aan het schip te treffen om het nestgeluid te beperken, is daarom niet bepalend. De rechtbank is verder van oordeel dat het mogelijk was om binnen één dag aan de last te voldoen. Omdat de overtreding inmiddels al meerdere keren en langdurig had plaatsgevonden en er in de omgeving veel overlast werd ervaren, mocht het college met een korte begunstigingstermijn volstaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de opgelegde dwangsom te hoog?
12. Eiseres vindt het bedrag van de opgelegde dwangsom (€ 10.000,- per overtreding met een maximum van € 30.000,-) te hoog. In het advies van de bezwaarschriftencommissie is ten onrechte niet op de bezwaren hierover ingegaan.
12.1.
In het primaire besluit staat dat de hoogte van de dwangsom gerelateerd is aan de aard en de ernst van de overtreding en de kosten om de overtreding ongedaan te maken dan wel herhaling van de overtreding te voorkomen. In het verslag van DCMR van 22 maart 2023 – dat betrekking heeft op de controle op 7 maart 2023 – is de overtreding aangemerkt als een herhaalde en/of voortdurende overtreding, die op lange termijn gezondheidsproblemen bij omwonenden veroorzaakt. De overtreding is ingeschaald als categorie C3. Dit verwijst naar de sanctiestrategie in het geldende handhavingsbeleid. Het college heeft ter zitting toegelicht dat bij de hoogte van de dwangsom onder meer is betrokken dat het een herhaalde overtreding was, dat er veel klachten van omwonenden waren in de drie weken dat het schip aangemeerd lag en dat de geluidsoverlast zich ook
’s nachts voordeed.
Uit de stukken blijkt dat de overtreding die op 7 maart 2023 is vastgesteld niet de eerste overtreding was. Er zijn in ieder geval ook al op 12 en 13 december 2022 overtredingen geconstateerd. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat het college de overtreding ten onrechte als overtreding van categorie C3 heeft ingeschaald. Gesteld noch gebleken is dat de hoogte van de dwangsom niet aansluit bij deze categorie. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de last onder dwangsom blijft gelden. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, voorzitter, en mr. C. Vogtschmidt en mr. A.J.M. Vaudo, leden, in aanwezigheid van mr. R. Teuben, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet milieubeheerArtikel 1.11. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:(…)inrichting: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht;(…)4. Elders in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder inrichting verstaan een inrichting, behorende tot een categorie die krachtens het derde lid is aangewezen. Daarbij worden als één inrichting beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen. Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot hetgeen in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder inrichting wordt verstaan.(…)

Activiteitenbesluit milieubeheer
Artikel 2.171. Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:
a. de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;
Tabel 2.17a
07:00-19:00 uur
19:00-23:00 uur
23:00-07:00 uur
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen
50 dB(A)
45 dB(A)
40 dB(A)
LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
35 dB(A)
30 dB(A)
25 dB(A)
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen
70 dB(A)
65 dB(A)
60 dB(A)
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
55 dB(A)
50 dB(A)
45 dB(A)
b. de in de periode tussen 07.00 en 19.00 uur in tabel 2.17a opgenomen maximale geluidsniveaus LAmax niet van toepassing zijn op laad- en losactiviteiten;
c. de in tabel 2.17a aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;
d. de in tabel 2.17a aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein, met dien verstande dat de waarden in geval van ligplaatsen, bestemd om te worden ingenomen door een woonschip als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, onderdeel b, van het Besluit geluidhinder, slechts gelden voor zover deze ligplaatsen als zodanig zijn bestemd op of na 1 juli 2012 en niet daarvoor in een gemeentelijke verordening waren aangewezen om door een woonschip te worden ingenomen;
e. de in tabel 2.17a aangegeven waarden op de gevel, vermeerderd met 5 dB(A), ook gelden op de grens van het terrein in geval van ligplaatsen, bestemd om te worden ingenomen door een woonschip als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, onderdeel b, van het Besluit geluidhinder, voor zover deze ligplaatsen:
1°. als zodanig zijn bestemd voor 1 juli 2012, of
2°. voor 1 juli 2012 in een gemeentelijke verordening waren aangewezen om door een woonschip te worden ingenomen en voor 1 juli 2022 als zodanig zijn bestemd;
f. de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen slechts gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten; en
g. de in tabel 2.17a aangegeven waarden niet gelden op gevoelige objecten die zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein.
2. Indien de inrichting is gelegen op een gezoneerd industrieterrein gelden de waarden van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) uit tabel 2.17a ook op een afstand van 50 meter vanaf de grens van de inrichting.
(...)