ECLI:NL:RBROT:2025:13917

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
C/10/690246 / HA ZA 24-1061
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vergoeding meerwerk en eiswijziging in reconventie afgewezen in aannemingsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een aannemer ([eiseres] B.V.) en de eigenaren van een woning ([gedaagde 2] c.s.) over een aannemingsovereenkomst voor renovatiewerkzaamheden. De aannemer vorderde betaling voor meerwerk, terwijl de gedaagden de overeenkomst hadden ontbonden vanwege tekortkomingen in de uitvoering van het werk. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de aannemer tot vergoeding van meerwerk werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er meerwerk was overeengekomen volgens de voorwaarden van de overeenkomst. De eiswijziging in reconventie van de gedaagden werd niet toegestaan, omdat deze in strijd was met de goede procesorde. De rechtbank concludeerde dat de aannemer onterecht het werk had opgeschort en dat de gedaagden terecht de overeenkomst hadden ontbonden. De rechtbank wees zowel de vorderingen in conventie als in reconventie af en compenseerde de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer/rolnummer: C/10/690246/HA ZA 24-1061
Vonnis in hoofdzaak van 19 november 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [plaats 3] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. de Jong te Kerkdriel
(voorheen mr. P.,M. Jongeling te [plaats 2] )
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [plaats 1] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats 1] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. A.C. Hansen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde 2] c.s. genoemd worden.

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiseres] (aannemer) heeft een aannemingsovereenkomst met [gedaagde 2] c.s. gesloten voor de renovatie van hun woning. Partijen zijn in geschil of meerwerk is afgesproken en betaald moet worden. [eiseres] heeft het werk opgeschort totdat [gedaagde 2] c.s. het meerwerk hebben betaald. [gedaagde 2] c.s. hebben de overeenkomst ontbonden vanwege het onterecht opschorten van het werk en toerekenbaar tekortschieten in de uitvoering van het werk. [eiseres] heeft de ontbinding gekwalificeerd als een opzegging van de overeenkomst en brengt [gedaagde 2] c.s. € 146.000,00 in rekening. [gedaagde 2] c.s. betalen niet en [eiseres] vordert daarom in rechte betaling. [gedaagde 2] c.s. vorderden in reconventie aanvankelijk schadevergoeding van € 139.000,00 en na eiswijziging, benoeming van een deskundige, een verklaring voor recht dat [eiseres] tekort is geschoten en verwijzing naar de schadestaatprocedure. De rechtbank wijst de vordering in conventie af, staat de eiswijziging in reconventie niet toe en wijst ook de vordering in reconventie af.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 november 2024 van [eiseres] met producties 1 t/m 12;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie van 5 maart 2025 van [gedaagde 2] c.s. met producties 1 t/m 13;
  • de brief van de rechtbank van 3 juni 2025 ten aanzien van de mondelinge behandeling op
8 juli 2025 met een (uitgebreide) zittingsagenda over de te bespreken onderwerpen en vragen van de rechtbank;
  • bij akte van 19 juni 2025 ingediende wijziging van eis in reconventie van [gedaagde 2] c.s.;
  • bij akte van 30 juni 2025 ingediende overlegging producties van [eiseres] met producties 1 t/m 6;
  • de conclusie van antwoord in reconventie van 30 juni 2025 van [eiseres] met productie 1;
- bij akte van 3 juli 2025 ingediende producties 13 en 14 van [gedaagde 2] c.s.;
- de mondelinge behandeling van 8 juli 2025 en de daar gewisselde spreekaantekeningen van [eiseres] en [gedaagde 2] c.s.
2.2.
Na de mondelinge behandeling is de zaak naar de rol verwezen om partijen in de gelegenheid te stellen voor overleg. [gedaagde 2] c.s. hebben bij akte van 25 juli 2025 de rechtbank bericht dat partijen geen overeenstemming over een minnelijke regeling hebben bereikt. Daarop heeft de rechtbank bepaald dat er vonnis wordt gewezen.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] exploiteert een aannemersbedrijf. [gedaagde 2] c.s. zijn eigenaren van een woning.
3.2.
Tussen [eiseres] en [gedaagde 2] c.s. is een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen voor het realiseren van een uitbouw en de renovatie van de woning van [gedaagde 2] c.s. (hierna: de overeenkomst). De aanneemsom bedraagt € 250.000,00 en de overeenkomst is op 21 oktober 2023 door partijen ondertekend. De overeenkomst vermeldt voor zover relevant het volgende:
CONTRACTING AGREEMENT
Have agreed as follows:
1. The Assignment
The private client gives the contractor the order to renovate the house
2. The work
2.1.
The following activities will be performed:
Volgens Techniche omschrijving [werknummer] , dd 11-11-2022. Bestektekening dakconstructie en fundering constructeur. Definitief Ontwerp [werknummer] , 23 November 2022.
2.2.
The activities will be carried out as described in the quotation dated 11-10-2023 quotation, number Invoice 2023-0024 Nr53, dated 05-10-2023 number Invoice 2023-0024Nr51.
5. Contract price
5.1.
The total agreed contract price is € 250.000,- including VAT.
1 Termijn bij de start bouwwerkzaamheden op locatie ad factuur 1e termijn
2 Termijn bij afronden fundering begane grond vloer uitbouw ad € 40.000
3 termijn bij bereiken hoogste punt + dakvloer uitbouw
bij gevels/daken -wind waterdicht ad € 40.000
4 termijn Electra en leidingen in alle vertrekken
bij vloeren gered in alle vertrekken ad € 40.000
5 Termijn bij geleverd kozijnen ad € 40.000
6 Termijn bij afronden stucwerkzaamheden ad € 40.000
7 Termijn bij oplevering van project ad € 40.000
7. Additional work
With regard to additional work, the parties agree as follows:
• Changes In the work to be performed can only be ordered by the private client;
• In case there is additional work, the contractor will notify the private client in timely manner and consultation will take place in advance. Additional work must always be recorded in writing and signed by both parties as addendum to this agreement before it is carried out;
• In the event of additions or changes to the agreed work are desired by the private client, the contractor can only demand an increase in the price if he has informed the private client in timely manner of the need for a price increase resulting therefrom, unless the private client had understood themself the necessity for the price increase.
8. Start date and Implementation period
8.1.
The renovation will commence no later than 23-10-2023 working days after the irrevocable permlt(s) required for the realization of the work has been obtained.
8.2.
The work will be completed on 15.02.2024 on the condition that the necessary irrevocable permit(s) have been obtained.
9. Maintenance period
9.1.
The maintenance period is 6 months after delivery.”
3.3.
Het ontwerp van de architect is onderdeel van de overeenkomst. De architect heeft onder [werknummer] een technische omschrijving opgenomen van de werkzaamheden, de toe te passen bouwmaterialen inclusief bouwtekeningen.
3.4.
De totale aanneemsom van € 250.000,00 is als volgt onderverdeeld op de:
- proforma invoice Nr. 51: € 50.000,00: 2023-0024; datum 5 oktober 2023;
- proforma invoice Nr. 53: € 200.000,00: 2023-0024: datum 11 oktober 2023.
De proforma invoices staan op naam van [gedaagde 2] c.s. De werkzaamheden en de bouwmaterialen staan met een codering vermeld.
3.5.
In de proforma invoice Nr 53 zijn onder de code 70.00 ‘elektrische installatie’ en onder de code 70.01 de stelpost ‘1,00 stp' opgenomen.
3.6.
De [architect] (hierna: [architect] ) heeft op 16 februari 2024 in opdracht van [gedaagde 2] c.s. in bijzijn van zowel [eiseres] als [gedaagde 2] c.s. een schouw van de werkzaamheden aan de woning verricht. [architect] heeft tijdens de schouw een aantal gebreken geconstateerd, zoals het niet goed aansluiten van de isolatie op de funderingsbalk, de aanwezigheid van openingen in de isolatie, het tapen van de naden bij het dak van de nieuwbouw, het niet aansluiten van de binnenwanden tot aan de onderkant van het dakbeschot, het niet geëgaliseerd zijn van de vloer voordat de vloerverwarming wordt gelegd en het onder water staan van de kruipruimte met rommel daarin.
3.7.
[gedaagde 2] c.s. hebben [eiseres] zowel per bank als contant betaald voor de werkzaamheden.
3.8.
[eiseres] heeft in de periode van 20 oktober 2023 tot en met 7 maart 2024 vijf facturen gestuurd van in totaal € 74.200,00. [gedaagde 2] c.s. hebben hiervan tot en met 21 mei 2024 in totaal € 67.700,00 per bank betaald.
3.9.
Behalve de factuur van 7 maart 2023 (F2022000497, factuurbedrag van
€ 24.200,00 met de omschrijving: aluminium kozijnen) vermelden de andere facturen geen omschrijving van specifieke werkzaamheden en/of toepasselijke materialen.
3.10.
[gedaagde 2] c.s. hebben in de periode van 11 november 2023 tot en met 8 februari 2024 vijf keer een contant geldbedrag van in totaal € 100.000,00 betaald aan [eiseres] , waaronder een contante betaling van € 20.000,00 op de laatstgenoemde datum.
3.11.
[eiseres] heeft [gedaagde 2] c.s. op 16 juni 2024 per WhatsApp onder meer het volgende geschreven:
“Ik moet u mededelen dat we samen met [naam 1] de berekeningen voor uw project hebben bekeken en dat we helaas een aanzienlijke afwijking hebben gevonden ten opzichte van de oorspronkelijke begroting. Er is veel extra werk uitgevoerd en er is een aanzienlijke hoeveelheid extra bouwmaterialen aangeschaft. Deze extra kosten bedragen ongeveer € € 80.000,-.
Ik heb verschillende keren geprobeerd deze kwestie met je te bespreken, maar het lijkt erop dat mijn zorgen niet volledig werden begrepen. Als gevolg daarvan hebben het team en ik besloten om al het werk aan uw project op te schorten totdat we overeenstemming hebben bereikt over hoe we verder gaan. Ik stel voor dat we elkaar ontmoeten om te bespreken hoe we verder kunnen gaan en een oplossing kunnen vinden.”
Het spijt me oprecht voor het ongemak dat dit kan veroorzaken, maar de financiële gevolgen voor mijn bedrijf zijn ernstig en ik kan onder de huidige omstandigheden niet blijven werken.”
3.12.
[architect] heeft op 17 juni 2024 in opdracht van [gedaagde 2] c.s. een schouw van de werkzaamheden aan de woning uitgevoerd en heeft een rapport gemaakt van een aantal door hem geconstateerde tekortkomingen.
3.13.
Op 19 juni 2024 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen [eiseres] en [gedaagde 2] c.s. over de ontstane situatie. [eiseres] heeft na die bespreking [gedaagde 2] c.s. op 19 juni 2024 per e-mail onder meer geschreven:
“Bedankt voor het bijwonen van de vergadering vandaag, 19 juni 2024, op ons kantoor in [plaats 2] . Het doel van deze bijeenkomst was het bespreken van de huidige status van ons project, dat in oktober 2023 van start ging met een initiële begroting van € 250.000 en onlangs is opgeschort.
We willen benadrukken dat er in de loop van het project veel extra werk is vereist en uitgevoerd. [naam 2] , die voortdurend ter plaatse is, is volledig op de hoogte van deze werkzaamheden. Tijdens onze gesprekken werd vermeld dat de kosten van deze extra werkzaamheden 81.000 euro bedragen, het bedrag dat we hebben gevraagd om het project zo snel mogelijk te kunnen voortzetten en afronden.
Om eventuele misverstanden uit de weg te ruimen en transparantie te garanderen, hebben we
voorgesteld een derde partij uit te nodigen om een gedetailleerde analyse van het project uit te
voeren. Als u het niet eens bent met dit bedrag, kan de derde partij de juistheid van de kosten en de
noodzaak van extra werk beoordelen. Daarnaast willen we benadrukken dat de extra materialen
specifiek zijn aangeschaft om je project te voltooien in overeenstemming met de specificaties en
vereisten die zijn uiteengezet.
Houd er rekening mee dat wij niet aansprakelijk zijn voor eventuele vertragingen in de voltooiing van
het project, noch voor eventuele extra kosten die je maakt in verband met de huur van tijdelijke
accommodatie als het project opgeschort blijft omdat de extra werkzaamheden niet betaald zijn.
Elektra
Stelpost13860 is geworden 26500.
Electra 12640
Extra werk is € 81.453,-.”
3.14.
[gedaagde 2] c.s. hebben op 26 juni 2024 per e-mail onder meer geschreven aan [eiseres] :
“Je opmerking dat je geen antwoord hebt ontvangen is niet waar. We waren op uw kantoor in [plaats 2] en hebben dit onderwerp besproken. Waar je zei dat je had besloten om de renovatie van ons huis te stoppen en dat we je € 81.000 schuldig waren over onze € 25000 [Rb: bedoeld zal zijn € 250.000,00] die nooit was besproken.
Als u correct wilt zijn, moet u ons huis afmaken zoals we hebben afgesproken en het contract hebben ondertekend.”
3.15.
[architect] heeft op 9 juli 2024 in opdracht van [gedaagde 2] c.s. een schouw aan de woning verricht, waarbij enkel [gedaagde 2] c.s. aanwezig waren. [architect] heeft van deze schouw een rapport opgemaakt. Dit rapport is aanvullend op de eerdere rapportage van 17 juni 2024. [architect] heeft tijdens de schouw op 9 juli 2024 meer tekortkomingen in het werk geconstateerd.
3.16.
Bouwkundig bureau Propendum (hierna: Propendum) heeft in opdracht van [gedaagde 2] c.s. op 5 juli 2024 een visueel onderzoek (inspectie) van de woning verricht. Hierbij waren [gedaagde 2] c.s. aanwezig, maar [eiseres] niet - zij was ook niet uitgenodigd. De conclusie van Propendum is opgenomen in het bouwkundige expertiserapport van 22 juli 2024.
Propendum raamt de kosten om het werk te herstellen en af te ronden voor de onderstaande twaalf bouwkundige elementen/onderdelen op het bedrag van € 139.171,39. Het betreft samengevat de volgende onderdelen:
1. De stalen binnendeurkozijnen (montage € 1.295,00);
2. De mechanische ventilatie (leveren + monteren € 1.990,00);
3. Het plafond technische ruimte (aanbrengen € 1.113,00);
4. De elektrotechnische installatie (afmonteren € 3.490,00);
5. Sanitaire voorzieningen (monteren € 1.700,00);
6. De badkamers (afbouwen € 3.000,00);
7. De wanden, vloeren en plafonds (leveren en afbouwen € 15.800,00);
8. De binnendeuren (leveren € 4.959,00);
9. De gevelkozijnen (afstellen + montage aluminium waterslagen € 3.925,00);
10. Het hoofd- en erkerdak (leveren + aanbrengen € 52.787,00);
11. De gevelafwerking (aanbrengen € 12.500,00);
12. De terreinverharding (leveren en aanbrengen € 6.800,00);
13. Dubbele huisvesting € 4.958,68.
De opsomming en toelichting bevat geen onderscheid welke specifieke kosten zien op herstel in verband met ondeugdelijke uitvoering en welke kosten betrekking hebben op niet uitgevoerde, maar wel overeengekomen, werkzaamheden.
3.17.
Bij brief van 6 augustus 2024 hebben [gedaagde 2] c.s. de overeenkomst ontbonden vanwege de door [architect] en Propendum geconstateerde tekortkomingen en vanwege het opschorten van de werkzaamheden door [eiseres] op 15 juni 2024.
3.18.
[eiseres] heeft [gedaagde 2] c.s. in reactie daarop de (eind)factuur gestuurd. De factuur is gedateerd op 19 augustus 2024 met als factuurbedrag € 146.958,13. Het factuurbedrag bestaat uit twee onderdelen:
-invoice final amount offer 2023-0038 € 48.400,00 (21%) € 40.000,00
-invoice additional work performed € 98.558,13 (21%) € 81.453,00

4.Het geschil

In conventie

4.1.
[eiseres] vordert bij vonnis uitvoerbaarheid bij voorraad [gedaagde 2] c.s. waar mogelijk hoofdelijk te veroordelen om:
“I. tot betaling van het bedrag van € 149.202,71, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 146.958,13 vanaf 9 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. aan [eiseres] te betalen de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van de advocaat en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien gedaagden niet binnen veertien dagen aan de veroordeling voldoen.”
4.2.
[gedaagde 2] c.s. concluderen tot afwijzing van de vorderingen als ongegrond dan wel onbewezen en verzoeken veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, alsook de wettelijke rente hierover indien de proceskosten niet binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis door [eiseres] worden betaald.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
4.4.
[gedaagde 2] c.s. vorderen bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eiseres] te veroordelen te voldoen:
“ I voor hoofdsom het bedrag van € 139.171,39;
II de kosten van de rapportage ad € 1.385,45;
III de wettelijke rente over de vordering sub I, te berekenen vanaf 6 augustus 2024, althans
vanaf 5 maart 2025 tot aan de datum van algehele voldoening en de wettelijke rente over de vordering sub II, te berekenen vanaf 5 maart 2025 tot aan de datum van algehele voldoening.”
4.5.
[gedaagde 2] c.s. hebben bij akte van eiswijziging van 19 juni 2025 hun eis gewijzigd en als volgt opnieuw geformuleerd, voor zoveel mogelijk, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad om:
“I. Een deskundige te benoemen, met de opdracht aaan deze deskundige tot beantwoording van de voornoemde en verder te benoemen onderzoeksvragen, en daarbij te bepalen dat [eiseres] de kosten van deze deskundige dient te voldoen;
II. Voor recht te verklaren dat [eiseres] jegens [gedaagde 2] c.s. te kort is geschoten in de uitvoering van de aan [eiseres] opgedragen werkzaamheden en deswege jegens [gedaagde 2] c.s. aansprakelijk is voor de schade die door [gedaagde 2] c.s. ter zake is geleden en nog zal worden geleden;
III. [eiseres] te veroordelen deze schade aan [gedaagde 2] c.s. te voldoen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente hierover, te berekenen vanaf 6 augustus 2024, althans vanaf 5 maart 2025 tot aan de datum der algehele voldoening;
IV. [eiseres] te veroordelen de kosten van de rapportage van Propendum te vergoeden ad
€ 1.385,45, alsook de wettelijke rente daarover te berekenen vanaf 5 maart 2025 tot aan de dag van algehele voldoening;
V. [eiseres] te veroordelen in de kosten van deze procedure in reconventie.”
4.6.
[eiseres] concludert [gedaagde 2] c.s. in diens vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans de vorderingen af te wijzen, althans de toewijzing van de vordering niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren met veroordeling van [gedaagde 2] c.s. in de kosten van deze procedure, uitvoerbaar bij voorraad, te vermeerderen met de proceskosten.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.8.
De rechtbank zal eerst de vordering in conventie behandelen en daarna de wijziging van eis van [gedaagde 2] c.s. en de vordering in reconventie.

5.De beoordeling in conventie

Vaste aanneemsom

5.1.
Partijen zijn het erover eens dat zij een vaste aanneemsom van € 250.000,00 zijn overeengekomen voor het werk. Zij verschillen van mening of meerwerk en stelposten zijn overeengekomen.
Geen meerwerk overeengekomen. Afwijzing ad € 98.558,12
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] geen recht heeft op betaling van het door haar gevorderde meerwerk. Dat betekent ook dat zij haar werkzaamheden op 15 juni 2024 ten onrechte heeft opgeschort en daarmee toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen onder de overeenkomst. De rechtbank licht dit toe.
5.3.
Meerwerk moet op grond van 7 van de overeenkomst tijdig en vooraf worden besproken, moet altijd schriftelijk worden vastgelegd en door beide partijen worden ondertekend als addendum bij de overeenkomst voordat het meerwerk mag worden uitgevoerd. De rechtbank stelt vast dat dit in het onderhavige geval niet is gebeurd.
5.4.
[eiseres] heeft, ter onderbouwing van het overeengekomen meerwerk, ter gelegenheid van de mondelinge behandeling nog een ongedateerde verklaring van de broer van haar bestuurder, [persoon A] , in het geding gebracht. [persoon A] zou als projectleider, namens [eiseres] , op het werk aanwezig zijn geweest. In de overgelegde verklaring verklaart hij dat er meerwerk is uitgevoerd met betrekking tot de elektrische installatie, de kelder, de kleine uitbouw aan de voorzijde, drainage en isolatie. Hieruit zou volgens [eiseres] het gestelde overeengekomen meerwerk blijken. Dit is door [gedaagde 2] c.s. ter zitting gemotiveerd betwist. Volgens [gedaagde 2] c.s. is met [persoon A] inderdaad gesproken over de uitvoering van het werk, maar met hem is geen meerwerk overeengekomen. Ook betwisten [gedaagde 2] c.s. de echtheid van de handtekening van [persoon A] onder de overgelegde verklaring.
5.5.
De rechtbank oordeelt dat uit de verklaring van [persoon A] niet blijkt van het overeengekomen meerwerk. [eiseres] kon ter zitting desgevraagd geen goede verklaring geven waarom de verklaring pas ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is gepresenteerd en wanneer deze was opgesteld en door wie. Wat daar ook precies van zij, uit de verklaring blijkt niet wie, wanneer welk meerwerk heeft opgedragen, hoe daarover tussen partijen is gecorrespondeerd en waar het overeengekomen meerwerk en de prijs vervolgens is vastgelegd. Wanneer welke arbeid is verricht en welke materialen zijn besteld, is evenmin inzichtelijk gemaakt. Zeker bij een omvang van een gesteld meerwerk van dit bedrag mocht van [eiseres] , mede gelet op artikel 7 (
Additional work) van de overeenkomst, (veel) meer verwacht worden. [eiseres] kon tot slot evenmin een verklaring geven waarom in strijd met artikel 7 van de overeenkomst is gehandeld. De in het geding gebrachte verklaring levert daarom geen bewijs op van het gestelde overeengekomen meerwerk. Dat het gestelde meerwerk anderszins is overeengekomen is evenmin gebleken.
5.6.
[eiseres] heeft ook geen facturen voor meerwerk overgelegd en heeft pas ná de opschorting van het werk op 15 juni 2024 per e-mail van 19 juni 2024 een gespecificeerd overzicht van het gestelde meerwerk van in totaal € 81.453,00 aan [gedaagde 2] c.s. gepresenteerd. Dat is de omgekeerde wereld: eerst opschorten en daarna aangeven welk bedrag open zou staan zonder te wijzen op eerder verzonden openstaande facturen voor vermeend meerwerk. Deze handelswijze van [eiseres] is, zoals eerder overwogen, in strijd met artikel 7 van de overeenkomst (en ook met de wet). De strekking van deze contractuele bepaling beoogt partijen vooraf duidelijkheid te bieden bij veranderingen en/of toevoegingen in het overeengekomen werk met de financiële gevolgen (prijsverhogingen) voordat meerwerk met de schriftelijke instemming van de opdrachtgever wordt uitgevoerd. [eiseres] heeft dit nagelaten, waardoor nu niet kan worden vastgesteld of, en zo ja, welk meerwerk precies met instemming van [gedaagde 2] c.s. is overeengekomen. Dit nalaten dient voor rekening en risico van [eiseres] te komen. Voor nadere bewijslevering is geen plaats.
5.7.
Dit leidt tot de conclusie dat [eiseres] onvoldoende onderbouwd heeft dat meerwerk is overeengekomen. Dit meerwerk staat in rechte daarom niet vast. Voor zover de vordering betrekking heeft op meerwerk, namelijk het deel van € 98.558,13 (zijnde € 81.453,00 + 21% btw) zal deze worden afgewezen.
Stelposten
5.8.
Wat betreft de door [eiseres] gepresenteerde stelposten geldt het volgende. Volgens [eiseres] kunnen stelposten voorkomen in een overeenkomst van aanneming van werk bij een vaste prijs met een daaraan inherente afwijking van 10%. In dit geval gaat het om de stelposten elektra en sanitair die als open items opgenomen zijn in de Proforma-invoice 2023-0024 Nr. 53, zoals 70.00 elektrische installatie en 70.01 stelpost 1.00 stp. Dit betekent dat een bedrag van € 25.000,00 boven op de vaste prijs van € 250.000,00 in rekening mag worden gebracht, aldus [eiseres] .
5.9.
Behoudens het aanbrengen van een enkel stopcontact betwisten [gedaagde 2] c.s. dat extra werkzaamheden zijn verricht en dat stelposten met hen zijn besproken.
5.10.
De rechtbank overweegt als volgt. In beginsel kunnen partijen stelposten bij een vaste aanneemsom overeenkomen. Een stelpost kan zowel tot een onder- als overschrijding van de aanneemsom leiden. Bij een stelpost mag de opdrachtgever erop vertrouwen dat deze een reële inschatting is van de door de aannemer gecalculeerde uitgaven. Daarnaast moeten de uitgaven met betrekking tot de stelpost vervolgens nauwlettend in de gaten worden gehouden en moet de aannemer de opdrachtgever tijdig waarschuwen als het begrote bedrag niet in betekende mate toereikend zal zijn.
5.11.
In de Proforma-invoice 2023-0024 Nr. 53, gedateerd op 11 november 2023, met als te betalen bedrag € 200.000,00 als onderdeel van de totale aanneemsom van
€ 250.000,00 uit de overeenkomst, is onder de werkzaamheden enkel summier omschreven als stelpost: “Elektra: 70.00 elektrische installatie en de stelpost 70.01 1.00 stp”. Hieruit blijkt dat er sprake is van slechts één stelpost zonder dat er een begroot bedrag is vermeld.
5.12.
Uit de door partijen in het geding gebrachte stukken kan niet worden vastgesteld dat [eiseres] met [gedaagde 2] c.s. heeft gecorrespondeerd over de begrote en de werkelijke kosten van de stelpost Electra of dat zij [gedaagde 2] c.s. tijdig heeft gewaarschuwd voor een kostenoverschrijding voorafgaand en tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Voorts blijkt niet dat [gedaagde 2] c.s. het nadien begrote bedrag van de stelpost hebben aanvaard. [eiseres] heeft ook, net als bij het meerwerk, geen factuur over deze stelpost gestuurd aan [gedaagde 2] c.s. voordat zij haar werkzaamheden heeft opgeschort op 15 juni 2024. [eiseres] heeft de stelpost niet deugdelijk vastgelegd. [eiseres] heeft hierover pas inzicht gegeven ná de uitvoering van de stelpost elektra in het begrote bedrag van € 13.600,00 en pas in de werkelijke kosten van € 26.500,00 na de opschorting van het werk.
5.13.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat de stelpost sanitair en de stelpost Electra met het begrote bedrag van € 13.600,00 zijn overeengekomen. Dit staat in rechte daarom niet vast en leidt ook tot afwijzing van dit deel van de vordering.
[gedaagde 2] c.s. konden ontbinden in augustus 2024. Afwijzing ad € 48.400,00
5.14.
Omdat het meerwerk in rechte niet vaststaat, is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] met het onterecht opschorten van haar werkzaamheden op 15 juni 2024 vanwege het niet betalen van het gestelde meerwerk, in verzuim is geraakt. Als uitgangspunt geldt dat een onterechte opschorting betekent dat degene die dit beroep heeft gedaan, hierdoor direct in verzuim komt te verkeren op grond van artikel 6:83, aanhef en onder c BW [1] . Dit heeft als gevolg dat geen ingebrekestelling vereist is voor het verzuim. [gedaagde 2] c.s. konden uit de opmerking van [eiseres] , dat zij pas het werk weer zou hervatten als het meerwerk zou zijn voldaan, afleiden dat [eiseres] in de nakoming tekort zou schieten. Dit is ook met zoveel woorden door [gedaagde 2] c.s. in zijn ontbindingsbrief van 6 augustus 2024 aangevoerd.
5.15.
[eiseres] stelt, voor het eerst tijdens de mondelinge behandeling, dat nog een betaling zou openstaan van € 6.500,00 uit hoofde van een factuur van 16 januari 2024 en dat [gedaagde 2] c.s. daarom niet tot ontbinding van de overeenkomst hebben kunnen overgaan, omdat zij zelf in verzuim verkeerden. Dit is door [gedaagde 2] c.s. gemotiveerd betwist. Zij hebben erop gewezen dit bedrag wel is voldaan, namelijk dat hiervan € 1.000,00 per bank is voldaan en dat de rest contant is betaald met een betaling van € 20.000,00 op 8 februari 2024. Ook hierover twisten partijen.
5.16.
De rechtbank oordeelt dat [gedaagde 2] c.s. niet in verzuim waren ten tijde van de ontbinding van de overeenkomst op 6 augustus 2024 (zie 3.17) en licht dit als volgt toe. De betreffende factuur had binnen dertig dagen na de factuurdatum van 16 januari 2024 betaald moeten zijn. Uit het dossier blijkt niet dat [eiseres] [gedaagde 2] c.s. na de uiterste betaaldatum van de factuur (op 16 februari 2024) heeft aangemaand deze factuur te betalen voordat zij op 15 juni 2024 overging tot opschorting van haar werkzaamheden. Uit het door [gedaagde 2] c.s. overgelegde betalingsoverzicht volgt bovendien dat [gedaagde 2] c.s. op 8 februari 2024 een bedrag van € 20.000,00 contant aan [eiseres] hebben betaald.
5.17.
[eiseres] heeft in dit kader tijdens de zitting verklaard dat [gedaagde 2] c.s., op verzoek van [eiseres] , diverse malen contante geldbedragen hebben betaald zonder dat zij hieraan een factuur ten grondslag heeft gelegd. Deze werkwijze, die in strijd is met artikel 5 van de overeenkomst, heeft als gevolg dat de contante betalingen uit het betalingsoverzicht van [gedaagde 2] c.s. niet eenvoudig te relateren zijn aan een specifieke factuur en/of specifieke werkzaamheden en betalingstermijnen die vermeld staan in artikel 5 van de overeenkomst.
5.18.
Dit betekent dat uit de inadequate factureringswijze in samenhang met de niet-transparante contante betalingen, het niet duidelijk is wat de partijen precies over en weer hebben beoogd te willen betalen en dat evenmin duidelijk is of en zo ja, welke factuur nog openstaat. [gedaagde 2] c.s. hebben hierop ook gewezen. Dit komt naar het oordeel van de rechtbank in dit geval voor rekening en risico van de aannemer. Als professionele aannemer ligt het primair op de weg van [eiseres] om een deugdelijke facturatie- en betalingsadministratie te voeren. Dat heeft zij niet gedaan. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiseres] , gezien de gemotiveerde betwisting van [gedaagde 2] c.s., onvoldoende heeft verduidelijkt dat [gedaagde 2] c.s. ten tijde van de ontbinding in verzuim zouden zijn. Dat staat dus in rechte niet vast.
5.19.
[gedaagde 2] c.s. hebben de overeenkomst daarom bij brief van 6 augustus 2024 kunnen ontbinden.
5.20.
Als gevolg van de ontbinding zijn partijen bevrijd van de daardoor getroffen verbintenissen (artikel 6:271 BW). Dit betekent dan ook dat [eiseres] nu geen nakoming meer kan vorderen van facturen die gebaseerd zijn op de ontbonden overeenkomst. Dit betekent dat het deel van het gevorderde dat hierop betrekking heeft, namelijk “invoice final amount offer 2023-0038 van € 48.400,00 (21% btw over het bedrag van € 40.000,00) ook moet worden afgewezen.
5.21.
Omdat op grond van een tekortkoming van [eiseres] door [gedaagde 2] c.s. terecht is ontbonden, is van een opzegging van het werk door [gedaagde 2] c.s., zoals door [eiseres] aangevoerd, geen sprake. Dit betekent dat artikel 7:764 BW geen grondslag oplevert voor de vorderingen van [eiseres] .
5.22.
De slotsom is dan ook dat de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen.
In reconventie
Wijziging van eis in reconventie wordt niet toegelaten
5.23.
[gedaagde 2] c.s. hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling hun eis gewijzigd. Zij leggen hieraan ten grondslag dat het eerdere onderzoeksrapport van Propendum niet meer accuraat is omdat de problemen aan het werk in omvang toegenomen zijn en meerdere nieuwe gebreken zijn geconstateerd. [gedaagde 2] c.s. willen daarom nu een nader onderzoek door een door de rechtbank te benoemen deskundige. Die deskundige zou volgens [gedaagde 2] c.s. onder andere onderzoek moeten doen naar: de al eerder door [gedaagde 2] c.s. genoemde gebreken én naar nieuwe gebreken die er inmiddels bij zouden zijn gekomen, de al wel, maar door [eiseres] gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden, de daarmee gemoeide herstelkosten en schade aan de kant van [gedaagde 2] c.s. [gedaagde 2] c.s. willen voorafgaand aan de benoeming overleggen over de aan de deskundige te stellen vragen en willen met hun eiswijziging daarnaast een verklaring voor recht verkrijgen dat [eiseres] is tekortgeschoten met een verwijzing naar een schadestaatprocedure.
5.24.
[eiseres] heeft inhoudelijk verweer gevoerd tegen de inhoud van de eiswijziging. [eiseres] voert aan dat er geen grond is voor het vragen van een aanvullend rapport, omdat [gedaagde 2] c.s. niet hebben gesteld en aangetoond welke gebreken na 22 juli 2024 zouden zijn ontdekt en waarom het rapport van Propendum ontoereikend is.
5.25.
Omdat volgens [gedaagde 2] c.s. sprake is van extra en nieuwe gebreken in het werk die in rechte vastgesteld moeten worden en vervolgens door [eiseres] vergoed moeten worden, kwalificeert de rechtbank de eiswijziging als een eisvermeerdering ten opzichte van hun oorspronkelijke eis. De rechtbank acht de eiswijziging in strijd met de goede procesorde en staat deze niet toe (artikel 130 lid 1 Rv). Zij zal daarom de oorspronkelijk ingestelde eis in reconventie beoordelen. De rechtbank licht dit toe.
5.26.
De rechtbank heeft in de oproep van 3 juni 2025 voor de mondelinge behandeling op 8 juli 2025 partijen een vrij uitgebreide zittingsagenda toegestuurd, met daarin ook een aantal specifieke vragen aan [gedaagde 2] c.s. over de ontbinding en de gevolgen daarvan, waaronder:
“Gevolgen van de ontbinding?
Wat wil [gedaagde 2] c.s. bereiken met haar ontbinding?
Welke ongedaanmakingsverbintenissen ontstaan er volgens partijen? Wie moet wat ongedaan maken en hoe?
Welke overeengekomen werkzaamheden waren op 8 augustus 2024 uitgevoerd en wat was de waarde daarvan op 8 augustus 2024?
Welke overeengekomen werkzaamheden waren op 8 augustus 2024 nog niet uitgevoerd? Wat kost het om die werkzaamheden alsnog te laten uitvoeren?
Wat heeft [gedaagde 2] c.s. [eiseres] betaald op grond van de overeenkomst?
Welke schade heeft [gedaagde 2] c.s. geleden als gevolg van de gestelde tekortkomingen? Moet zij nu bijvoorbeeld
extrakosten maken voor het laten afmaken van het overeengekomen werk (welke kosten zij bij een correcte nakoming door [eiseres] niet zou hebben gehad)?”
5.27.
In de oproep staat ook vermeld dat na de mondelinge behandeling in beginsel vonnis volgt. Dit betekent dat er voor partijen, tenzij daarvoor een goede grond bestaat, na de mondelinge behandeling geen gelegenheid meer bestaat voor het indienen van nadere conclusies en stukken. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen alle relevante bewijsstukken voor de zitting hebben ingebracht, zodat na de mondelinge behandeling en beantwoording van de in de zittingsagenda opgenomen vragen, vonnis kan worden gewezen.
5.28.
Het door [gedaagde 2] c.s. gewenste onderzoek naar de gebreken aan de woning door een deskundige behoort in de eerste plaats tot hun huiswerk, namelijk tot de door hen te stellen feiten en omstandigheden die zij aan hun vorderingen ten grondslag leggen. De vragen in de zittingsagenda hadden hierop ook deels betrekking. Met hun eiswijziging willen [gedaagde 2] c.s. klaarblijkelijk bereiken dat een gerechtelijk deskundige dit werk op zich neemt. Daarvoor is evenwel geen plaats en dat maakt de eiswijziging strijdig met de goede procesorde. [gedaagde 2] c.s. hebben ook niet toegelicht waarom zij tot op heden niet in staat zouden zijn geweest dit onderzoek zelf te (laten) verrichten. De ontbinding dateert immers al van augustus 2024 zodat verwacht mag worden dat zij ruim 12 maanden later een accuraat beeld van de gebreken en haar gevolgen had kunnen presenteren, temeer omdat het onderzoek van Propendum al in juli 2024 was afgerond. Een nader onderzoek naar (deels) nieuwe gebreken zou onder deze omstandigheden ook leiden tot een onredelijke vertraging van de procedure (artikel 20 lid 1 Rv). Hier komt bij dat [gedaagde 2] c.s. hebben nagelaten om voldoende duidelijk te antwoorden op de vragen in de zittingsagenda over de ontbinding en de financiële gevolgen ervan. In plaats daarvan hebben zij volstaan met een wens om hun eis te wijzigen.
Eis in reconventie wordt afgewezen
5.29.
De rechtbank beoordeelt daarom de oorspronkelijke eis in reconventie van [gedaagde 2] c.s. Hierin vorderen [gedaagde 2] c.s. € 139.171,39 aan schadevergoeding en de kosten van het rapport van Propendum van € 1.385,45. [gedaagde 2] c.s. leggen daaraan ten grondslag dat [eiseres] , los van de onterechte opschorting, toerekenbaar tekortgeschoten is in de uitvoering van het werk. Het werk zelf zou inhoudelijk niet goed zijn uitgevoerd waardoor zij schade heeft geleden. Het gevorderde schadebedrag is gebaseerd op de indicatieve kostenbegroting uit het rapport van Propendum om de werkzaamheden alsnog correct uit te laten voeren.
5.30.
De rechtbank stelt voorop dat [gedaagde 2] c.s. de gestelde tekortkomingen in overwegende mate baseren op het rapport van Propendum en dat tussen partijen niet in geschil is dat [eiseres] voor het onderzoek van Propendum in de woning niet is uitgenodigd en daarbij dan ook niet aanwezig is geweest. [eiseres] heeft daarover ook haar bezwaren geuit en in het verlengde daarvan ook tegen de inhoud van het rapport. Wat betreft de door [architect] verrichtte onderzoeken geldt dat [eiseres] daarbij niet elke keer aanwezig is geweest. Dat betekent dat niet zonder meer kan worden uitgegaan van de uitkomsten van die onderzoeken, ook omdat zij worden betwist door [eiseres] . [gedaagde 2] c.s. hebben bovendien geen goede verklaring gegeven waarom [eiseres] niet was uitgenodigd om bij het onderzoek door Propendum aanwezig te zijn. Dat had wel van hen verwacht mogen worden, met name ook omdat kort ervoor [eiseres] nog bij [gedaagde 2] c.s. had aangedrongen op een onderzoek door een gezamenlijk aan te wijzen deskundige. Hierop hebben [gedaagde 2] c.s. niet (kenbaar) gereageerd.
5.31.
Los van de vraag of sprake is van tekortkomingen aan de zijde van [eiseres] in de uitvoering van de werkzaamheden, geldt dat de vorderingen van [gedaagde 2] c.s. moeten worden afgewezen, omdat de rechtbank van [gedaagde 2] c.s. onvoldoende duidelijke antwoorden heeft gekregen op de vragen in de zittingsagenda over de financiële gevolgen van de ontbinding. De rechtbank licht dit toe.
5.32.
De ontbinding heeft partijen bevrijd van de daardoor getroffen verbintenissen. De overeenkomst hoeft daarom niet meer te worden nagekomen door partijen. Voor zover partijen al verbintenissen zijn nagekomen (en het werk deels is uitgevoerd en er deels voor is betaald), blijft de rechtsgrond daarvoor bestaan, maar ontstaan voor partijen ongedaanmakingsverbintenissen voor de door hen ontvangen prestaties (artikel 6:271 BW). Dat betekent dat [eiseres] moet terugbetalen wat [gedaagde 2] c.s. haar hebben betaald en dat [gedaagde 2] c.s. moeten teruggeven wat [eiseres] heeft gepresteerd. Omdat in dit geval de aard van de door [eiseres] geleverde prestaties, ongedaanmaking ervan uitsluit, moeten [gedaagde 2] c.s. de waarde ervan aan [eiseres] vergoeden (artikel 6:272 lid 1 BW). Als gebrekkig is gepresteerd, zoals [gedaagde 2] c.s. stellen, maar door [eiseres] is betwist, wordt de vergoeding die [gedaagde 2] c.s. aan [eiseres] zouden moeten betalen, beperkt tot de waarde van de geleverde prestaties op het moment van de ontvangst ervan (artikel 6:272 lid 2 BW).
5.33.
Echter, bij het ontbreken van duidelijke antwoorden van [gedaagde 2] c.s. op de door de rechtbank gestelde vragen, kan de rechtbank niet vaststellen wat de waarde is geweest van de door [eiseres] geleverde prestaties en wat de omvang is van de terugbetalingsverplichtingen van [gedaagde 2] c.s. en [eiseres] . Het rapport van Propendum noch de toelichting daarop, geven daarvoor voldoende duidelijke aanknopingspunten. In het rapport wordt namelijk een totaalbedrag genoemd van € 139.171,39 aan kosten “om het werk af te maken” zoals overeengekomen, ook deels aangemerkt als herstelkosten. Onduidelijk is echter welke
extrakosten (ten opzichte van het overeengekomen bedrag) [gedaagde 2] c.s. zouden moeten maken om het werk alsnog te laten afronden.
5.34.
Bij dit alles komt nog dat [gedaagde 2] c.s., in reactie op de bezwaren van [eiseres] tegen de (onduidelijke) schadebegroting in het rapport, ter zitting desgevraagd hebben verklaard dat zij de woning inmiddels door derden hebben laten afmaken en de gebreken hebben laten herstellen, althans, zo begrijpt de rechtbank, in ieder geval deels. Onduidelijk is echter in hoeverre hiermee in het rapport van Propendum rekening is gehouden en welke invloed dat heeft op de gevorderde schadevergoeding. Daarop kon door [gedaagde 2] c.s. geen toelichting worden gegeven. [gedaagde 2] c.s. verklaarden in dit kader dat van de uitvoering en betaling van die nadere vervolgwerkzaamheden door derden, geen “bonnetjes” en dergelijke bewaard zijn en dat er (ook hier) veel contant is betaald. Dit alles doet verder afbreuk aan de actualiteit en bruikbaarheid van het rapport van Propendum.
5.35.
De rechtbank kan op grond van het voorgaande niet beoordelen welke tekortkomingen in de uitvoering van het werk aan [eiseres] toerekenbaar zijn. Evenmin kan de rechtbank bepalen wat de omvang is van de ongedaanmakingsverbintenissen en van de extra kosten voor [gedaagde 2] c.s. om het werk, na de ontbinding, alsnog te laten voltooien en welke andere (gevolg)schade zij mogelijk hebben geleden. Dit alles komt voor risico van [gedaagde 2] c.s. Zij hebben niet aan hun stelplicht voldaan met name niet voor wat betreft de door hen gestelde schade en gevolgen. Voor nadere bewijslevering is, mede gezien de inhoud van de zittingsagenda en de beperkte reactie daarop aan de zijde van [gedaagde 2] c.s., geen plaats.
5.36.
[gedaagde 2] c.s. hebben ook schadevergoeding gevorderd in verband met hotelkosten die zij gemaakt hebben, omdat het werk niet tijdig was opgeleverd (post dubbele huisvestingskosten € 4.958,68). Er zou zes maanden te laat zijn opgeleverd, volgens [gedaagde 2] c.s. De vordering is door [eiseres] betwist en wordt bij gebreke van een deugdelijke toelichting ook afgewezen. Los van de vraag dat het de rechtbank niet duidelijk is dat [eiseres] op enig moment heeft opgeleverd, volgt uit de overeenkomst niet van een fatale oplevertermijn. Daarvoor is artikel 8 te onduidelijk. Dat partijen nadien een andere opleverdatum zijn overeengekomen die niet is gehaald, met de gevorderde schade als gevolg, staat in rechte evenmin vast.
5.37.
Het voorgaande leidt tot een afwijzing van de tegenvorderingen van [gedaagde 2] c.s.
Proceskosten in conventie en reconventie
5.38.
Omdat partijen in deze procedure over en weer beide deels in het gelijk en deels in het ongelijk worden gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
In conventie
6.1.
wijst af de vordering,
In reconventie
6.2.
wijst af de vordering,
In conventie en reconventie
6.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is getekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2025.
3366/3455/1918

Voetnoten

1.HR 21 september 2007, ELCI:NL:HR:2007: BA9610, NJ 2009/50