ECLI:NL:RBROT:2025:1378

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
10/224074-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van belaging, mishandeling, bedreiging, vernieling, openbaarmaking van seksuele afbeelding en doxing

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 30 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder belaging, mishandeling, bedreiging, vernieling, het openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard en doxing. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder elektronisch toezicht en een contactverbod met de aangeefster. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 19 juni 2024 tot en met 15 augustus 2024 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, door haar te belagen en te bedreigen. De verdachte heeft ook een mes gebruikt om de aangeefster te verwonden, wat heeft geleid tot een bewezenverklaring van mishandeling. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar de rechtbank achtte het noodzakelijk om een gevangenisstraf op te leggen ter bescherming van de maatschappij en ter voorkoming van herhaling. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van € 5.000 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/224074-24
Datum uitspraak: 30 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [datum 1] 1998,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de [detentieadres] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres van de Penitentiaire Inrichting:
[adres 1]
raadsman mr. Z. Badrane namens mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5 primair, 6 en 7 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, inclusief elektronische monitoring en slachtofferdevice, en de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden. Daarnaast oplegging van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met [aangeefster] (hierna: aangeefster) en [minderjarige] , en een locatieverbod met een straal van 5 kilometer rondom de woning van de aangeefster aan de [adres 2] , te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 weken per overtreding van de maatregel met een maximum van 6 maanden, voor een periode van 5 jaar, waarbij deze maatregel dadelijk uitvoerbaar moet worden verklaard. Ten aanzien van het contactverbod met aangeefster geldt als enige uitzondering indien er contact over [minderjarige] nodig is, maar alleen als dit contact via een derde loopt. Ten aanzien van het contactverbod met [minderjarige] geldt dit totdat de hulpverlenende instanties vinden dat het kan en mag plaatsvinden, maar alleen onder begeleiding van een derde.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feiten 1,3, 4, 6 en 7)
Het onder 1, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering (feiten 2 en 5)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen worden. De gedetailleerde verklaring van de aangeefster bij de rechter-commissaris komt meer overeen met het letsel dan de verklaring van de verdachte. Zeker gezien de context van de hele zaak.
Ook het onder 5 primair ten laste gelegde kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen. Door het herhaaldelijk met forse kracht (gezien de blauwe plekken) dichtknijpen van de keel van aangeefster, heeft de verdachte de aanmerkelijke kans op de koop toegenomen dat zij daardoor zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Ook het met zeer geringe kracht knijpen in een keel levert al potentieel zwaar letsel op. Tijdens het knijpen in de keel wordt namelijk niet alleen de luchtpijp dicht geknepen, maar ook de aderen die het bloed en daarmee zuurstof naar de hersenen vervoeren en de aderen die het bloed weer afvoeren.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit. Aangevoerd is dat er onvoldoende wettig bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. De verklaring van de verdachte komt overeen met de verklaring van de aangeefster, inhoudende dat de aangeefster een schijnbeweging maakte toen de verdachte het mes in zijn hand had. Alles wijst erop dat er hier sprake was van een ongeluk en er geen bewijs is voor de opzet van de verdachte op het veroorzaken van pijn of letsel. Bovendien heeft de aangeefster niet verklaard dat de verdachte haar daadwerkelijk heeft “gestoken”, zoals in de tenlastelegging is opgenomen. Daarnaast stelt de verdediging zich op het standpunt dat niet kan worden bewezen dat het incident “op of omstreeks 11 juni 2024” heeft plaatsgevonden.
Ook heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het onder 5 primair ten laste gelegde feit. Aangevoerd is dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat de verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het handelen van de verdachte was niet gericht op het veroorzaken van ernstig letsel en ook is niet gebleken dat de verdachte de kans daarop bewust heeft aanvaard.
4.2.3.
Beoordeling
Feit 2
Op 2 juli 2024 heeft aangeefster in haar aangifte verklaard dat zij op 19 juni 2024 samen met de verdachte en haar dochter in haar woning aan de [adres 2] was. Zij heeft verder verklaard dat de verdachte een mes in zijn rechterhand vastgehouden heeft terwijl hij met zijn rechterarm heeft gezwaaid. De aangeefster voelde vervolgens een brandende pijn in haar linker bovenarm en zij voelde meteen veel pijn en zag veel bloed. In het aanvullend verhoor van de aangeefster op 3 juli 2024 geeft zij aan dat het incident met het mes op 11 juni 2024 heeft plaatsgevonden, in plaats van op 19 juni 2024. In het getuigenverhoor van de aangeefster op 13 januari 2025 bij de rechter-commissaris heeft de aangeefster verklaard dat de verdachte zwaaide met het mes dat hij vast hield en zij een schijnbeweging maakte om zich af te weren en dat de verdachte toen haar linker bovenarm raakte.
De vraag die de rechtbank allereerst moet beantwoorden is of er sprake was van opzet van de verdachte op het veroorzaken van pijn of letsel. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier pijn of letsel – aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verdachte het mes vasthield bij het handvat en de scherpe kant van het mes in de richting van de aangeefster heeft gehouden en daarmee heeft gezwaaid in de richting van aangeefster. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte met zijn gedragingen en het gebruik van het mes op deze wijze, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de aangeefster zou verwonden, wat ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Het tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Anders dan verdachte ter zitting heeft verklaard dat het incident met het mes zich in april heeft voorgedaan, gaat de rechtbank uit van de verklaring van de aangeefster op 3 juli 2024 en oordeelt dat de mishandeling met het mes op 11 juni 2024 heeft plaatsgevonden. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Op 26 juni 2024 voeren verbalisanten een gesprek met aangeefster. Zij zien dan een herstellende snijwond op haar arm, welke volgens de aangeefster “twee weken geleden” is ontstaan. Daarnaast heeft mevrouw [betrokkene] , moeder van de aangeefster, in haar getuigenverhoor op 28 juni 2024 verklaard dat de verdachte “drie weken geleden” een snee in de arm van de aangeefster heeft veroorzaakt.
Bovendien heeft verdachte in zijn verhoor bij de politie op 10 juli 2024 verklaard dat [minderjarige] lag te slapen toen het voorval zich voor deed, terwijl zij op [datum 2] 2024 is geboren.
Feit 5
In haar aangifte heeft de aangeefster verklaard dat de verdachte haar bij de keel vastpakte.. In haar getuigenverhoor bij de rechter-commissaris van 13 januari 2024 heeft zij verklaard dat de verdachte met één hand haar keel vastpakte en dichtkneep, wat met veel kracht gebeurde. [verbalisant] ziet in de inbeslaggenomen mobiel van de aangeefster een foto – die door aangeefster zelf gemaakt is – van het letsel aan de keel van de aangeefster. De verdachte bekent de aangeefster bij de keel te hebben gepakt. Hij heeft haar met één hand bij haar nek gepakt. Hij heeft daarbij een beetje geknepen, maar niet hard.
De rechtbank ziet onvoldoende bewijs voor een poging tot zware mishandeling. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Zowel aangeefster als verdachte hebben verklaard dat verdachte de hals van de aangeefster met zijn hand heeft vastgepakt en vervolgens zou hebben geknepen. Uit het dossier blijkt echter niet hoe lang dit heeft geduurd of met hoeveel kracht dit heeft plaatsgevonden. Uit de beschrijving van de greep volgt voor de rechtbank ook niet zonder meer dat er een kans was dat de aangeefster door deze specifieke gedraging zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. In het dossier is enkel een foto aanwezig van de hals van de aangeefster waarop een blauwe plek te zien is, maar een letselverklaring door een arts ontbreekt. De rechtbank vindt de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden dan ook onvoldoende om een poging zwaar lichamelijk letsel te ondersteunen. De verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank het onder 5 subsidiair ten laste gelegde feit, te weten mishandeling, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft de hals van de aangeefster vastgepakt en dichtgeknepen, waardoor hij pijn en letsel heeft veroorzaakt.
4.2.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 2 en het onder 5 subsidiair ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 5 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij in de periode van 19 juni 2024 tot en met 15 augustus 2024 te
Capelle aan den IJssel en/of Zwijndrecht en/of Krimpen aan den IJssel,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] ,
door:
- veelvuldig te bellen naar die [aangeefster] en
- veelvuldig (dreigende) berichten naar die [aangeefster] te versturen en
- vanuit de P.I. brieven en kaarten naar die [aangeefster] te sturen
met het oogmerk die [aangeefster] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en
vrees aan te jagen;
2
hij op 11 juni 2024 te Capelle aan den IJssel,
[aangeefster] heeft mishandeld door met een mes in de arm van die [aangeefster] te
steken;
3
hij op 21 juni 2024 en 22 juni 2024 te Capelle aan den IJssel en/of
Zwijndrecht,
althans in Nederland,
[aangeefster] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht ,
door die [aangeefster] dreigend de woorden toe te voegen:
- “ Ik snijd je kankerkeel door! kankerhoer, kankerkind. Maak jou kankerdood, wat
heb je gedaan?” en
- " Fuck jou [aangeefster] echt fuck jou ik maak je dood. Ik maak jou kanker dood ey vuile
kanker slet" en
- " Let op mijn woorden. IK MAAK JOU KANKER DOOD IK SNIJ JOUW KANKER
KEEL DOOR" en- "Ik maak jou dood. hoe ik je arm snee. ik snij je kanker hoeren keel door" en
- " Waar hang jij kanker uit [aangeefster] . Ik snij jouw kanker keel door" en
- " Sterf [aangeefster] . Sterf jij vieze vuile verkrachte kanker slet" en
- " Ik zweer het op [minderjarige] 's kanker leven vuile kanker sle ik maak jou kanker dood. Jij
krijgt een kanker kogel",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4
hij op 1 mei 2024 te Capelle aan den IJssel
opzettelijk en wederrechtelijk kledingstukkendie geheel
of ten dele aan [aangeefster] toebehoorden heeft
vernield;
5
subsidiair
Hij
op 15 juni 2024te Capelle aan
den IJssel [aangeefster] heeft mishandeld door de hals van die [aangeefster] vast te pakken en
gedurende enige tijd de hals van die [aangeefster] dicht te knijpen ;
6
hij in de periode van 19 juni 2024 tot en met 23 juni 2024 te Capelle
aan den IJssel en/of Zwijndrecht,
althans in Nederland,
een afbeelding van seksuele aard, van een persoon, [aangeefster] , te
weten een foto, waarop een vagina te zien is,
openbaar heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, wist dat deze
afbeelding opzettelijk en wederrechtelijk was vervaardigd;
7
hij in de periode van 19 juni 2024 tot en met 23 juni 2024 te Capelle
aan den IJssel en/of Zwijndrecht,
althans in Nederland,
een of meer persoonsgegevens van een ander, te weten [aangeefster]
, via Instagram en Telegram, heeft verspreid ,
met het oogmerk om die [aangeefster]
- vrees aan te (laten)jagen
- ernstige overlast aan te (laten) doen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.belaging;

2.
mishandeling;
3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
4.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen meermalen gepleegd;
5.
mishandeling;
6.
openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat deze door of als gevolg van het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van een afbeelding van seksuele aard van een persoon is verkregen, meermalen gepleegd;
7.
verspreiden van persoonsgegevens van een ander of een derde, met het oogmerk om die ander vrees aan te jagen dan wel aan te laten jagen en ernstige overlast aan te doen dan wel aan te laten doen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging, mishandelingen en bedreigingen van zijn ex-partner. De toon van de verdachte was bijzonder dwingend, bedreigend en intimiderend. De door de officier van justitie ter zitting afgespeelde fragmenten, waarin verdachte schreeuwt en zeer dreigend overkomt, zijn voor de rechtbank veelzeggend. Daarnaast heeft hij meerdere kledingstukken van haar vernield, heeft hij afbeeldingen van seksuele aard van zijn ex-partner openbaar gemaakt – terwijl deze afbeeldingen wederrechtelijk zijn verkregen – en heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan doxing.
Al deze feiten vinden hun oorsprong in het beëindigen van de relatie met de verdachte. De verdachte heeft niet alleen het slachtoffer pijn gedaan, haar lichamelijk integriteit aangetast en materiële schade toegebracht, maar haar ook angst aangejaagd. Uit de verklaring van het slachtoffer blijkt dat zij heel erg bang is geweest en nog steeds te kampen heeft met de psychische gevolgen van de feiten. Daarnaast zijn de strafbare feiten gepleegd in de periode dat zijn ex-partner hoogzwanger, dan wel pas bevallen was. De rechtbank rekent dit de verdachte zeer aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 januari 2025. Dit rapport houdt het volgende in. Er lijkt sprake te zijn van een relatie waarbij de verdachte overheersend en controlerend is jegens aangeefster. Wanneer zij niet doet wat de verdachte wil, lijkt hij gebruik te maken van instrumentele agressie om toch zijn zin te krijgen. Verder ontstaat een beeld waarin de verdachte aangeefster herhaaldelijk lijkt te denigreren middels opmerkingen over haar uiterlijk en door haar uit te schelden. De reclassering maakt zich zorgen over de emotieregulatie van de verdachte. Van verdachte ontstaat een beeld van iemand die op korte termijn kan omslaan in (extreme) emotie, met name boosheid, welke disproportioneel lijkt te zijn ten opzichte van de aanleiding. Dit lijkt naar voren te komen wanneer de verdachte de controle verliest of dreigt te verliezen. De reclassering heeft verder zorgen of de verdachte de aangeefster los kan laten. Hij lijkt – na beëindiging van hun relatie – geprobeerd te hebben op allerlei manieren toch contact te blijven houden, zowel middels liefdesverklaringen als bedreigingen. De reclassering acht slachtofferbescherming derhalve noodzakelijk.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Ondanks dat uit het NIFP-onderzoek blijkt dat er geen directe aanwijzingen zijn voor psychische problematiek, heeft de verdachte wel zorgelijk gedrag laten zien binnen zijn relatie met aangeefster. Dit gedrag is mogelijk een gevolg van de gevoelens van onder andere jaloezie welke de verdachte binnen de relatie heeft ervaren. Er bestaat derhalve een risico dat de verdachte binnen een eventuele nieuwe relatie soortgelijke gedragingen zal laten zien. Ondanks dat er door de huidige situatie geen directe aanknopingspunten zijn voor een behandeling, wordt ambulante behandeling
wel als mogelijke voorwaarde opgenomen. Indien binnen een toezicht blijkt dat de verdachte alsnog zorgelijk gedrag laat zien (al dan niet in relatie tot aangeefster), behoort het dan alsnog tot de mogelijkheden om de verdachte alsnog aan te melden voor behandeling. De reclassering adviseert als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, contactverbod en een locatieverbod (met elektronische monitoring). De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Psycholoog drs. T. ‘t Hoen heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 14 januari 2025. Dit rapport houdt het volgende in. Er is geen sprake van een stoornis bij de verdachte, van welke aard dan ook. Daarom adviseert de onderzoeker bij een bewezenverklaring vanuit gedragsdeskundig oogpunt de verdachte de hem ten laste gelegde feiten volledig toe te rekenen. Het recidiverisico wordt als laag tot hooguit matig ingeschat op stalking en laag op vergelijkbaar agressief gedrag. Hier speelt met name het feit dat de verdachte en aangeefster aan elkaar verbonden blijven door hun dochter. Zoals gezegd is er van een stoornis geen sprake en verder lijkt de verdachte zijn leven behoorlijk goed op orde te hebben. Gezien het als beperkt ingeschatte recidiverisico en het ontbreken van een stoornis, is het wat de onderzoeker betreft niet nodig een behandeling binnen een juridisch kader op te leggen. Tegelijkertijd is het problematische en agressieve gedrag dat de verdachte jegens aangeefster heeft laten zien lastig te begrijpen en daarmee ook lastig te voorspellen. Daarom is het te overwegen om de verdachte, al is het maar in het kader van een contact- en/of locatieverbod jegens aangeefster welke de reclassering voornemens is om te adviseren, een toezicht vanuit de reclassering op te leggen. In de gesprekken met de reclassering kan dan nadere exploratie van dit gedrag plaatsvinden. Indien daar vervolgens aanleiding voor naar voren komt, kan alsnog worden aangestuurd op een training dan wel behandeling bij een forensische polikliniek. Dit zou dan plaats kunnen vinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, gelet op de combinatie van de strafbare feiten en de ernst daarvan.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd, inclusief verplichte medewerking aan de elektronische monitoring (enkelband en slachtofferdevice). Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod en locatieverbod, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsgebod voor een straal van 5 kilometer rondom de woning van de aangeefster ( [adres 2] ) en een contactverbod met
  • [aangeefster] (geboren op [datum 3] 1998) en
  • [minderjarige] (geboren op [datum 2] 2024).
Het contactverbod ten aanzien van [minderjarige] geldt niet indien dit contact – onder begeleiding van hulpverleners – noodzakelijk is voor het realiseren van omgangsmomenten tussen de verdachte en [minderjarige] .
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens de aangeefster wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 8.500 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade aanzienlijk gematigd dient te worden. De casus die dient ter onderbouwing van het gevorderde bedrag betreft een verre van soortgelijke zaak, nu het in die zaak ging om een langere periode, het in die zaak ging om een veroordeelde die op zijn ex-partner is ingereden met een auto en nu in de aangehaalde zaak PTSS is vastgesteld.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 mei 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.000, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 139h, 285, 285b, 285d, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 5 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 subsidiair, 6 en 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
indien de reclassering dit nodig acht, zal hij meewerken aan behandeling door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met mevrouw [aangeefster] , geboren op [datum 3] 1998, en [minderjarige] , geboren op [datum 2] 2024, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt, tenzij dit is ten behoeve van een omgangsregeling voor [minderjarige] . Dit contact mag enkel plaatsvinden met toestemming en/of in het bijzijn van Veilig Thuis of een soortgelijke instelling en indien er voor zover niet anders wordt geoordeeld door middel van een familierechtelijke beslissing. De veroordeelde werkt hieraan mee en houdt zich aan de afspraken hieromtrent;
de veroordeelde bevindt zich gedurende de proeftijd niet in een straal van 5 kilometer rondom de woning van de aangeefster, aan de [adres 2] . De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van de onder nummers 3 en 4 genoemde bijzondere voorwaarden, waaronder begrepen door middel van het gebruik van een slachtofferdevice, en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich niet op te houden in een straal van 5 kilometer rondom de woning aan de [adres 2] , gedurende 5 jaren na heden;
2. zich te onthouden van direct of indirect contact met [aangeefster] (geboren op [datum 3] 1998) en [minderjarige] (geboren op [datum 2] 2024), gedurende 5 jaren na heden, tenzij met toestemming en/of in het bijzijn van Veilig Thuis of een soortgelijke instelling en indien er voor zover niet anders wordt geoordeeld door middel van een familierechtelijke beslissing;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 (twee) weken;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste 6 (zes) maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij] , te betalen een bedrag van
€ 5.000 (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 5.000 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Derijks, voorzitter,
en mrs. J. van der Groen en P.T. Verweijen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2024 tot en met 15 augustus 2024 te
Capelle aan den IJssel en/of Zwijndrecht en/of Krimpen aan den IJssel,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] ,
door:
- veelvuldig te bellen naar die [aangeefster] en/of
- veelvuldig (dreigende) berichten naar die [aangeefster] te versturen en/of
- ( vanuit de P.I.) brieven en/of kaarten naar die [aangeefster] te sturen
met het oogmerk die [aangeefster] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 11 juni 2024 te Capelle aan den IJssel,
althans in Nederland,
[aangeefster] heeft mishandeld door met een mes in de arm van die [aangeefster] te
steken;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 21 juni 2024 en/of 22 juni 2024 te Capelle aan den IJssel en/of
Zwijndrecht,
althans in Nederland,
[aangeefster] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [aangeefster] dreigend de woorden toe te voegen:
- “ Ik snijd je kankerkeel door! kankerhoer, kankerkind. Maak jou kankerdood, wat
heb je gedaan?” en/of
- " Fuck jou [aangeefster] echt fuck jou ik maak je dood. Ik maak jou kanker dood ey vuile
kanker slet" en/of
- " Let op mijn woorden. IK MAAK JOU KANKER DOOD IK SNIJ JOUW KANKER
KEEL DOOR" en/of
- " Ik maak jou dood. hoe ik je arm snee. ik snij je kanker hoeren keel door" en/of
- " Waar hang jij kanker uit [aangeefster] . Ik snij jouw kanker keel door" en/of
- " Sterf [aangeefster] . Sterf jij vieze vuile verkrachte kanker slet" en/of
- " Ik zweer het op [minderjarige] 's kanker leven vuile kanker sle ik maak jou kanker dood. Jij
krijgt een kanker kogel"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 1 mei 2024 te Capelle aan den IJssel en/of Zwijndrecht,
althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk kledingstukken, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten dele aan [aangeefster] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij in of omstreeks de periode 1 juli 2023 tot en met 1 juli 2024 te Capelle aan den
IJssel en/of Zwijndrecht,
althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [aangeefster]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, de hals van die [aangeefster] , met zijn handen
heeft vastgepakt en/of gedurende enige tijd de hals van die [aangeefster] heeft
dichtgeknepen en/of die [aangeefster] heeft gewurgd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2023 tot en met 1 juli 2024 te Capelle aan
den IJssel en/of Zwijndrecht,
althans in Nederland,
[aangeefster] heeft mishandeld door de hals van die [aangeefster] vast te pakken en/of
gedurende enige tijd de hals van die [aangeefster] dicht te knijpen en/of die [aangeefster] te
wurgen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
6
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2024 tot en met 23 juni 2024 te Capelle
aan den IJssel en/of Zwijndrecht,
althans in Nederland,
een afbeelding van seksuele aard, van een persoon, [aangeefster] , te
weten een foto, waarop een vagina en/of een schaars geklede vrouw te zien is,
openbaar heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze
afbeelding opzettelijk en wederrechtelijk was vervaardigd;
( art 139h lid 2 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
7
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2024 tot en met 23 juni 2024 te Capelle
aan den IJssel en/of Zwijndrecht,
althans in Nederland,
een of meer persoonsgegevens van een ander/of een derde, te weten [aangeefster]
, via Instagram en/of Telegram, heeft verspreid en/of anderszins ter
beschikking heeft gesteld,
met het oogmerk om die [aangeefster]
- vrees aan te (laten)jagen
- ernstige overlast aan te (laten) doen;
( art 285d lid 1 Wetboek van Strafrecht )