ECLI:NL:RBROT:2025:13777

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
27 november 2025
Zaaknummer
83-319662-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het invoeren en opslaan van professioneel vuurwerk met overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 november 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij het invoeren en opslaan van 5400 stuks professioneel vuurwerk, specifiek Super Cobra 6. De verdachte, geboren in 1994, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.G. Vos. De officier van justitie, mr. M.A.A. de Groot, had een gevangenisstraf van 20 maanden geëist, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als medepleger van het delict moest worden aangemerkt, ondanks zijn verweer dat hij slechts een loopjongen was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de invoer van het vuurwerk, wat een aanzienlijk risico voor de veiligheid met zich meebracht. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van bijna 11 maanden en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stabiele situatie en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 83-319662-24
Datum uitspraak: 18 november 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] , [postcode] [plaats] ,
raadsman mr. M.G. Vos, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 november 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. de Groot heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van de invoer in Nederland van de pallet met cobra’s. De verdachte heeft als een simpele loopjongen gediend tussen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De rol van de verdachte is van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen. Hooguit is sprake van medeplichtigheid, hetgeen niet ten laste is gelegd.
4.1.2.
Beoordeling
Inleiding
Nadat melding is gemaakt van de levering van een pallet met 5400 cobra’s bij een lascentrale in Eindhoven op 13 december 2022, blijkt uit nader onderzoek dat diezelfde dag eenzelfde pallet is geleverd bij een restaurant in Boekel. Verbonden aan de verzending van deze pallet was een telefoonnummer dat bij de [medeverdachte 2] in gebruik was. Volgens de kok van dit restaurant had ‘[medeverdachte 2]’ hem gevraagd of hij een pakket bij het restaurant mocht laten leveren en is dit ook gebeurd. Deze kok wist niet dat het om (professioneel) vuurwerk ging. Deze [medeverdachte 2] heeft de pallet in ontvangst genomen en samen met een andere persoon overgeladen in zijn auto. Deze andere persoon blijkt later de verdachte te zijn. Bij doorzoeking van de woning van [medeverdachte 2] op 19 december 2022 zijn 1119 cobra’s gevonden die identiek waren aan de cobra’s die gevonden waren bij de lascentrale. De politie heeft de [medeverdachte 2] niet gevonden en hij heeft dan ook geen verklaring afgelegd.
De verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij betrokken was bij de pallet met cobra’s die in Boekel geleverd is. De verdachte heeft voorafgaand aan de levering namens een derde (volgens de politie de [medeverdachte 2] ) € 3.000,- aan de [medeverdachte 1] gegeven voor de cobra’s. [medeverdachte 1] heeft bekend dat hij de pallet met 5400 cobra’s uit Italië heeft ingevoerd. Daartoe heeft de verdachte het telefoonnummer van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] gecommuniceerd, die [medeverdachte 1] op zijn beurt aan de leverancier heeft gegeven. De verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij aanwezig was op het moment dat de pallet met cobra’s werd geleverd bij het restaurant en dat hij heeft geholpen met het inladen van deze cobra’s in de auto van de uiteindelijke afnemer.
Medeplegen
Anders dan de verdediging, ziet de rechtbank de verdachte ook wat betreft de invoer van de pallet met cobra’s als medepleger. Uit zijn verklaring blijkt tenslotte dat de verdachte betrokken was bij de invoer doordat hij, weliswaar namens een ander, geld en informatie heeft verstrekt aan de [medeverdachte 1] en ook betrokken was bij het inladen van de cobra’s bij de afnemer. Uit een OVC-gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 1] blijkt daarnaast dat de verdachte wist dat de cobra’s naar Nederland gebracht zouden worden vanuit Italië. Een en ander maakt dat de verdachte met zijn handelen aan het ten laste gelegde een essentiële, wezenlijke en intellectuele bijdrage heeft geleverd. Deze bijdrage was van zodanig gewicht dat de verdachte als medepleger van het delict aangemerkt moet worden. Het verweer wordt verworpen.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen een pallet met 5400 cobra’s binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, heeft opgeslagen, en voorhanden heeft gehad.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, in de periode van 13 december 2022 tot en met 19 december 2022, te Boekel
, in
elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans
alleen,
opzettelijk
professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten 5400 stuks Super
Cobra 6,
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en
/of(achter een
bedrijfspand gelegen aan [adres 2]
en/of (vervolgens) in de tuin van een
woning gelegen aan [adres 3]) heeft opgeslagen en
/ofvoorhanden heeft
gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit, opzettelijk begaan;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan het naar Nederland brengen en opslaan van een enorme hoeveelheid professioneel vuurwerk, namelijk 5400 cobra’s. Duizenden cobra’s van deze partij zijn nooit teruggevonden. De verdachte en zijn medeverdachten hebben met hun handelen een onaanvaardbaar risico genomen. Cobra’s zijn namelijk ‘massa-explosief’, wat betekent dat wanneer één cobra tot ontbranding komt de gehele partij in een keer explodeert. Indien dit bijvoorbeeld gebeurd zou zijn tijdens het transport via de openbare weg of op de latere opslagplek (in de bebouwde kom), zou de schade voor mens en goed enorm zijn geweest. Dat dit niet is gebeurd, is een kwestie van toeval en geenszins aan het handelen van de verdachte te danken. Het is verder algemeen bekend dat cobra’s gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid, omdat deze een grotere explosieve lading bevatten dan het vuurwerk dat aan consumenten verkocht mag worden. Het afsteken van cobra’s brengt dan ook grote risico’s mee voor degene die het afsteekt maar ook voor omstanders. Daarbij komt dat cobra’s regelmatig gebruikt worden in het criminele circuit, voor aanslagen (op woningen) en ontploffingen. Door zijn handelen heeft de verdachte het risico genomen dat de cobra’s mogelijk voor criminele doeleinden zouden worden gebruikt.
Hoewel de verdachte weliswaar niet de hoofdinvoerder of de uiteindelijke afnemer is geweest van de cobra’s, heeft hij in dit alles wel een rol gespeeld en zou hij hiervoor ook betaald worden. De verdachte heeft geen rekening gehouden met de mogelijke gevolgen van zijn handelen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 januari 2025. De reclassering rapporteert dat er sprake is van stabiliteit op alle leefgebieden. Zij acht een gemiddeld recidiverisico aanwezig, met name omdat de verdachte moeite heeft om hulpverlening toe te laten voor zijn psychosociaal functioneren. Zijn huidige stabiele situatie op het gebied van financiën en werk wordt aangemerkt als beschermend.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Redelijke termijn
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 16 januari 2023, omdat de verdachte op die datum voor het eerst verhoord is. Tot aan dit vonnis is een periode van bijna 35 maanden verstreken. Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaren. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden met bijna 11 maanden. De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat in het voordeel van de verdachte rekening met deze overschrijding.
Strafmaat
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Hierbij is hoofdzakelijk van belang dat de verdachte bij het bewezenverklaarde feit een beduidend minder grote rol heeft gehad dan zijn medeverdachten. In de visie van de rechtbank heeft de officier van justitie bij het bepalen van diens strafeis onvoldoende rekening gehouden met dit gegeven. Daarnaast heeft het feit bijna drie jaar geleden plaatsgevonden en heeft de verdachte sindsdien stappen gezet om zijn leven te beteren. De verdachte is niet meer in aanraking geweest met justitie en heeft een stabiele baan. De rechtbank is zich zeer bewust van de ernst van het bewezenverklaarde feit, maar acht een straf die de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte zou doorkruisen niet wenselijk. Om deze reden wordt in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met daaraan verbonden een proeftijd voor de duur van 2 jaren, passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 180 uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Westhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 18 november 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, in de periode van 13 december 2022 tot en met 19 december 2022, te Boekel, in
elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
opzettelijk
professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten 5400 stuks Super
Cobra 6,
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of (achter een
bedrijfspand gelegen aan [adres 2] en/of (vervolgens) in de tuin van een
woning gelegen aan [adres 3] ) heeft opgeslagen en/ of voorhanden heeft
gehad.