4.1.2.Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat de tenlastelegging is gebaseerd op artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zoals dit artikel luidde tot 1 juli 2024. Op grond van het bepaalde in artikel 1 lid 2 Sr wordt bij een verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het ten laste gelegde feit zou zijn begaan, de voor de verdachte gunstigste bepaling toegepast. Dat is in dit geval de hiervoor vermelde wetsbepaling zoals deze luidde tot 1 juli 2024.
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door de aanwezigheid van slechts twee personen bij de veronderstelde handelingen: de vermeende dader en het vermeende slachtoffer. Ook in deze zaak is dat het geval.
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechtbank niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Voor een bewezenverklaring dient sprake te zijn van steunbewijs, afkomstig van een andere bron dan het vermeende slachtoffer. In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met betrouwbare verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs opleveren. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een getuige die een verklaring heeft afgelegd over de waargenomen emotionele toestand bij een aangeefster kort na het feit.
Verklaring [slachtoffer 1]
Op 27 juni 2021 heeft aangeefster [slachtoffer 1] aangifte tegen de verdachte gedaan wegens seksueel misbruik. De verdachte is haar voormalig fysiotherapeut. Zij heeft verklaard dat zij op 28 februari 2019 een afspraak had bij zijn praktijk. Tijdens die afspraak wilde de verdachte ontspanningsoefeningen bij haar uitvoeren. Zij moest op haar zij gaan liggen en bewegingen met haar bekken maken waardoor haar rug van hol naar bol ging. Tijdens het uitvoeren van de oefening legde de verdachte zijn hand op de vagina van de aangeefster en maakte hij draaiende bewegingen over haar clitoris, waarbij de aangeefster ritmisch diep moest in- en uitademen en de verdachte van tien naar nul telde.
Verklaring [slachtoffer 2]
Op 1 juli 2021 heeft de aangeefster [slachtoffer 2] aangifte tegen de verdachte gedaan wegens seksueel misbruik. Zij had een afspraak op 11 juni 2021 en tijdens deze afspraak wilde de verdachte meerdere ontspanningsoefeningen bij haar uitvoeren. De aangeefster moest op haar rug gaan liggen, haar bekken kantelen en daarbij in- en uitademen. De verdachte legde vervolgens zijn hand op haar schaambot en ging met zijn hand mee in de bewegingen waarbij hij draaiende bewegingen over haar clitoris maakte. Hij telde daarbij van één naar tien. Daarna moest de aangeefster nog twee ontspanningsoefeningen doen, waarbij zij haar rug van bol naar hol moest maken. Ook toen heeft de verdachte zijn hand op haar vagina gelegd.
Betrouwbaarheid verklaringen
De verdediging heeft aangevoerd dat er gegronde redenen zijn om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefsters te twijfelen. De rechtbank stelt voorop dat zij in het dossier geen concrete aanwijzingen heeft gevonden die de stelling van de verdediging kunnen onderbouwen dat de verklaringen van de aangeefsters onbetrouwbaar zijn. De aangeefsters hebben steeds gedetailleerd, specifiek en authentiek over het handelen van de verdachte verklaard. De aangeefsters hebben drie keer een verklaring afgelegd: in het kader van een informatieve zedengesprek, bij de daaropvolgende aangifte en bij de rechter-commissaris. In al deze verklaringen gaven zij op hoofdlijnen dezelfde informatie. Het feit dat aangeefsters zich tijdens de getuigenverhoren bij de rechter-commissaris, meer dan twee jaar later, niet alle details kunnen herinneren, doet niets af aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen. Ook de omstandigheid dat de aangeefster [slachtoffer 1] pas later aangifte heeft gedaan, zoals door de verdediging naar voren is gebracht, doet aan de betrouwbaarheid van haar verklaring niet af.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van de aangeefsters betrouwbaar en neemt zij deze als uitgangspunt bij de beoordeling.
Steunbewijs
De volgende vraag die de rechtbank gelet op de ontkennende verklaring van verdachte dient te beantwoorden, is of de verklaringen van de aangeefsters voldoende steun vinden in ander materiaal. In deze zaak ziet de rechtbank dat de verklaringen van de aangeefsters elkaar als schakelbewijs ondersteunen, nu zij los van elkaar eenzelfde modus operandi door de verdachte beschrijven. De aangeefsters moesten tijdens een ontspanningsoefening op de behandeltafel gaan liggen en moesten bewegingen maken met hun bekken, waardoor hun rug van bol naar hol ging. Tijdens het maken van deze bewegingen moesten zij in- en uitademen. De verdachte telde daarbij en maakte draaiende bewegingen over de clitoris van de aangeefsters. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank steunbewijs op dat de verdachte de door de aangeefsters aangegeven handelingen bij hun heeft verricht.
Daar komt bij dat de aangeefsters hun verhaal hebben verteld aan mensen in hun omgeving. Deze getuigen hebben niet alleen verklaard wat de aangeefsters hun hebben verteld, maar zij hebben ook verklaard over de emoties die zij bij de aangeefsters hebben gezien. De door de getuigen waargenomen emoties ondersteunen de verklaringen van de aangeefsters.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft in de dagen na het incident haar vriendinnen [persoon A] en [persoon B] gebeld en aan hun verteld wat haar is overkomen. Volgens de getuige [persoon A] was de aangeefster [slachtoffer 1] tijdens dit telefoongesprek overstuur en beduusd. De getuige [persoon B] heeft verklaard dat de aangeefster [slachtoffer 1] tijdens het gesprek emotioneel was en dat de aangeefster moest huilen.
De aangeefster [slachtoffer 2] is direct na het incident naar de getuige [naam getuige 1] gegaan en trof daar de getuige [naam getuige 2] (de man van de getuige [naam getuige 1] ) aan. Deze beide getuigen hebben verklaard dat de aangeefster [slachtoffer 2] overstuur was, dat zij aan het huilen was en verklaarde dat zij was aangerand door haar fysiotherapeut. Daarnaast heeft de aangeefster [slachtoffer 2] op het moment dat zij bij mevrouw [naam getuige 1] was haar moeder, getuige [naam getuige 3] , aan de telefoon gehad. Tijdens dit telefoongesprek was de aangeefster [slachtoffer 2] aan het huilen en kwam zij niet uit haar woorden. Ook de getuige [naam getuige 4] heeft dezelfde dag hevige emoties waargenomen bij de aangeefster [slachtoffer 2] .
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de aangeefsters in voldoende mate worden ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier.
Met inachtneming van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tijdens de behandeling van de aangeefsters met zijn handen over de vagina en clitoris van de aangeefsters heeft gewreven en gedraaid. Dit zijn handelingen die naar hun aard een seksuele strekking hebben. Die onmiskenbare seksuele strekking maakt dat deze handelingen, gepleegd door een in de gezondheidszorg werkzame fysiotherapeut met een aan zijn zorg toevertrouwde patiënte, in strijd zijn met de sociaal-ethische norm en daardoor ontuchtig zijn. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte met een seksuele bedoeling de zijkant van de borsten van de aangeefster [slachtoffer 1] heeft aangeraakt. Het is onduidelijk of het aanraken van de zijkant van de borstspieren onderdeel uitmaakte van de behandeling, zodat niet kan worden bewezen dat de verdachte dit met een ontuchtige opzet heeft gedaan. De verdachte wordt in zoverre vrijgesproken.