ECLI:NL:RBROT:2025:1370

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
10/149815-24; 01/086569-23 (ttz gev); 01/258129-22 (ttz gev); 10/087287-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld, bedreiging, aanranding en mishandeling door verdachte

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1982 en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, bedreiging met geweld, feitelijke aanranding van de eerbaarheid, mishandeling, belediging van een ambtenaar, wederspannigheid en bedreiging van een politieambtenaar. De feiten vonden plaats in Rotterdam en Geldrop, waarbij de verdachte op 27 april 2024 een woningoverval pleegde, waarbij hij meerdere laptops en andere goederen heeft gestolen, vergezeld van bedreigingen aan het adres van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en ter beschikkingstelling met dwangverpleging, gezien de ernst van de feiten en het hoge recidiverisico. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte €3.000 aan immateriële schade moet vergoeden. De rechtbank heeft de verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, gezien zijn psychische problematiek en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/149815-24; 01/086569-23 (ttz gev); 01/258129-22 (ttz gev)
Parketnummer vordering TUL: 10/087287-23
Datum uitspraak: 30 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ) op [geboortedatum] 1982,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de [detentieadres]
raadsvrouw mr. P. Janssen, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.P. Mandos heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 van dagvaarding 10/149815-24 ten laste gelegde en het onder 5 van dagvaarding 01/086569-23 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 3 en 4 van dagvaarding 10/149815-24 ten laste gelegde, het onder 1, 2, 3 en 4 van dagvaarding 01/086569-23 ten laste gelegde en het onder 1 en 2 van dagvaarding 01/258129-22 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van voorarrest, alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging. Daarnaast oplegging van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met de aangeefster [aangeefster 1] en [aangeefster 2] , te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 week per overtreding van de maatregel met een maximum van 26 weken, voor een periode van 5 jaar;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/087287-23, indien de eis gevolgd wordt.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (dagvaarding 01-086569-23, feit 5)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 5 van de dagvaarding 01-086569-23 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (dagvaarding 01-086569-23, feit 2 & dagvaarding 01-258129-22, feit 2)
Het onder 2 van de dagvaarding 01-086569-23 ten laste gelegde en het onder 2 van de dagvaarding 01-258129-22 is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Dagvaarding 10-149815-24
4.3.
Vrijspraak (feit 3)
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
Het onder 3 ten laste gelegde feit, de aanranding jegens de aangeefster [aangeefster 2] , kan wettig en overtuigend bewezen worden. Aangevoerd is dat beide vrouwen gedetailleerd hebben verklaard over hoe de aanranding is verlopen en de modus operandi vertoont overeenkomsten. Op diverse onderdelen worden de verklaringen van de aangeefster bevestigd door andere bewijsmiddelen.
4.3.2.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De aangeefster [aangeefster 2] heeft verklaard dat de verdachte haar – op het moment dat zij alleen waren – bij haar billen pakte, over haar kleding heen, en dat hij haar later bij haar kruis, over haar kleding heen, pakte. Deze verklaring van de aangeefster wordt niet ondersteund door enig steunbewijs. Daarnaast is de modus operandi onvoldoende onderscheidend om vast te stellen dat de verdachte deze aanranding heeft gepleegd. Hierdoor kan de aanranding van de aangeefster [aangeefster 2] niet worden bewezen en zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.4.
Bewijswaardering (feiten 1, 2 en 4)
4.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak voor het onder 2 ten laste gelegde feit, omdat onvoldoende wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte door deze uitlatingen te doen aan aangeefsters, de getuige [getuige 1] heeft bedreigd. Uit de verklaring van [getuige 1] blijkt niet dat hij zich bedreigd heeft gevoeld.
4.4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de verdachte vrij te spreken van de diefstal met geweld, voor zover deze ziet op het gebruik van een vuurwapen, de geuite bedreigingen jegens [getuige 1] en de aanranding van [aangeefster 1] . Aangevoerd is dat het feitencomplex een diefstal in vereniging met geweld oplevert, maar dat de beschreven gang van zaken geen bewijs oplevert voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en de aanranding van [aangeefster 1] . Er is onvoldoende bewijs aanwezig voor deze feiten. De verklaringen van [aangeefster 2] , [aangeefster 1] , [getuige 1] en [getuige 2] dienen als onbetrouwbaar ter zijde te worden geschoven, nu de verklaringen inconsistent zijn, diverse tegenstrijdigheden vertonen en op cruciale punten worden weerlegd door het objectieve bewijs dat in het dossier aanwezig is.
4.4.3.
Beoordeling
Op 27 april 2024 heeft een woningoverval plaatsgevonden in de woning gelegen aan de [adres 2] te Rotterdam. De verdachte is via de achterzijde van de woning naar binnen gegaan, door over de heg te springen, de achterdeur open te maken met de sleutel die hij nog in zijn bezit had en het kettinkje van de deur open te trekken. De aangeefsters [aangeefster 2] en later [aangeefster 1] kwamen bij de woning aan. Zij moesten op hun knieën gaan zitten en moesten op zoek naar geld in de woning. Vervolgens heeft de verdachte meerdere laptops, meerdere parfumflesjes, airpods, een tas en een zak met kleding meegenomen.
Diezelfde dag hebben verbalisanten een tas aangetroffen met daarin onder andere twee laptops.
Feit 1
De rechtbank stelt vast dat beide aangeefsters consistent en op de essentiële onderdelen gelijkluidend hebben verklaard. Daarnaast bevestigen de verklaringen van de twee getuigen – [getuige 1] en [getuige 2] – de verklaringen van de aangeefsters. Daaruit volgt dat vier personen de dag van de overval een vuurwapen bij de verdachte hebben gezien. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank daarin ook voldoende bewijs dat de verdachte bij de diefstal met geweld een vuurwapen bij zich heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de woningoverval in vereniging heeft gepleegd, zodat de verdachte daarvan partieel wordt vrijgesproken. De rechtbank acht de rol van de medeverdachten onvoldoende om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking.
Feit 2
Anders dan de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde feit, de bedreiging van [getuige 1] , wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte daarop was gericht. Voor de bedreiging is niet nodig dat degene tegen wie de bedreiging is gericht zich in werkelijkheid bedreigd voelde. Voldoende is dat de aard van de gepleegde handelingen en de omstandigheden waaronder deze werden gepleegd, maken dat zij in het algemeen bij een ander dergelijke vrees kan opwekken.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de verdachte tegen beide aangeefsters heeft gezegd dat hij [getuige 1] zocht en hem dood ging maken. Dit terwijl hij op dat moment in de woning van [getuige 1] was en een vuurwapen in zijn handen had. [getuige 1] is op de hoogte geraakt van deze bewoordingen omdat zijn vriendin – aangeefster [aangeefster 1] – hem waarschuwde niet naar de woning te komen, omdat de verdachte hem dood wilde maken. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde uitlating van de verdachte in de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht oplevert. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
Feit 4
De rechtbank is van oordeel dat anders dan de onder 3 ten laste gelegde aanranding van [aangeefster 2] , de onder 4 ten laste gelegde aanranding van [aangeefster 1] bewezen is. De verklaring van [aangeefster 1] wordt ondersteund door de verklaring van [aangeefster 2] .
4.4.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 ten last gelegde heeft gepleegd.
Dagvaarding 01-086569-23
4.5.
Bewijswaardering (feit 1, 3 en 4)
4.5.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit. Aangevoerd is dat de verdachte een beroep op noodweer(exces) toekomt. Op het moment dat hij zich weerde werd de verdachte aangevallen door [aangever] . Om die reden is sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf. Het handelen van de verdachte is als subsidiair aan te merken en het blokken van de aanval, of zelfs het terugslaan, staat in verhouding met de aanval van [aangever] . Subsidiair doet de verdediging een voorwaardelijk getuigenverzoek om [aangever] te horen om meer duidelijkheid te krijgen omtrent het begin van het conflict.
Voorts heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde, omdat het door de verbalisanten omschreven “verzet” van de verdachte naar mening van de verdediging niet voldoende ernstig is dat gesproken kan worden van wederspannigheid.
4.5.2.
Beoordeling
Op 28 maart 2023 te Geldrop vindt er een confrontatie plaats tussen de aangever [aangever] en de verdachte. De verdachte wordt vervolgens aangehouden, waarbij hij meerderde verbalisanten heeft beledigd en een verbalisant heeft bedreigd.
Feit 1
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat sprake is van een verdediging, tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, die het lijf, de eerbaarheid of een goed betreft, welke verdediging noodzakelijk en proportioneel is. Uit het dossier blijkt dat de verdachte, nadat hij werd aangesproken door de getuige en de aangever, de aangever heeft geslagen. Nadat de aangever weg loopt om in zijn auto te kijken en weer terug loopt naar de verdachte, slaat de verdachte de aangever nogmaals. De verklaring van de aangever wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 3] .
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gedragingen van de aangever niet worden aangemerkt als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed. Voorts is niet aannemelijk geworden dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed. Van een situatie die omschreven kan worden als noodweer is derhalve geen sprake, zodat evenmin sprake is van noodweer exces. Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde bewezen is.
Met betrekking tot het subsidiaire verzoek van de verdediging om [aangever] als getuige te horen, overweegt de rechtbank het volgende. Dit verzoek is door de verdediging niet eerder gedaan, terwijl daar – onder andere tijdens eerdere pro-formazittingen van de zaak – wel gelegenheid toe is geweest. Sterker nog, de verdediging heeft tijdens de pro-formazitting van 23 oktober 2024 specifiek laten weten geen onderzoekswensen te hebben. Het voorwaardelijke getuigenverzoek wordt in dit stadium beoordeeld aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium. Nu de rechtbank tot een bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde mishandeling komt, en gelet op de overige bewijsmiddelen in het dossier, is de rechtbank van oordeel dat het niet noodzakelijk is om [aangever] als getuige te horen. Het voorwaardelijke verzoek wordt afgewezen.
Feiten 3 en 4
Op grond van de bewijsmiddelen, onder meer de eigen verklaring van verdachte ten aanzien van feit 3 en de ambtsedig opgemaakte processen-verbaal van de betrokken verbalisanten voor de feiten 3 en 4, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de onder 3 ten laste gelegde beledigingen en de onder 4 ten laste gelegde bedreiging heeft begaan.
4.5.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Dagvaarding 01-258129-22
4.6.
Bewijswaardering (feit 1)
4.6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde feit. Aangevoerd is dat het terechtkomen in een worsteling en het geven van een duw geen voorwaardelijk opzet oplevert, nu daaruit niet blijkt dat de verdachte de aanmerkelijke kans op letsel bewust heeft aanvaard.
4.6.2.
Beoordeling
Uit de aangifte van [aangeefster 3] volgt dat de verdachte de aangeefster heeft geslagen en heeft geduwd. Uit de getuigenverklaring van [getuige 4] volgt dat de verdachte de aangeefster heeft geduwd en dat zij gelijk naar haar lip greep. De getuige zag ook letsel op de lip en arm van de aangeefster. De verbalisant ziet ook letsel op de armen en lip van de aangeefster en ook uit de huisartsenverklaring volgt dit letsel.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het letsel – aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
Uit het dossier volgt dat de verdachte bij binnenkomst tegen de aangeefster begon te schreeuwen, dat hij haar telefoon pakte, haar heeft geslagen en geduwd. De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aangeefster letsel zou oplopen. Het onder 1 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.6.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
4.7.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 van dagvaarding 10-149815-24 ten laste gelegde, het onder 1, 3 en 4 van dagvaarding 01-086569-23 ten laste gelegde en het onder 1 van dagvaarding 01-258129-22 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 van dagvaarding 01-086569-23 ten laste gelegde en het onder 2 van dagvaarding 01-258129-22 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Dagvaarding 10/149815-24
1
hij op 27 april 2024 te Rotterdam
- meerdere laptops en
- meerdere parfumflesjes en
- airpods en
- een tas en
- een zak met kleding,
die geheel of ten dele aan
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte
toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- ( steeds) een (vuur)wapen, althans een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, aan die
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] (dreigend) te tonen en/of
- ( steeds) (vervolgens) dit (vuur)wapen, althans een (vuur)wapen gelijkend
voorwerp, te richten op het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2]
en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] te dwingen op haar knieën te gaan zitten en/of
- ( vervolgens) dreigend de woorden "zoek het geld" en/of "Kijk, dit is een 357" en/of
"Denk je door te gaan huilen dat je kan voorkomen dat ik je ga doden?" en/of "ik ga
je een trauma bezorgen" en/of "ik ga je zo hard slaan dat je een trauma krijgt" en/of
"je bent een hoer en jij gaat dood om geld" en/of "als je niks geeft, dan ga ik je
slaan" en/of "als je naar de politie gaat, maak ik je dood" althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking toe te voegen;
2
hij op 27 april 2024 te Rotterdam
[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht ,
immers heeft verdachte aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd:
"wij zoeken jouw vriend en willen hem doden" althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking, van welke bedreiging en/of dreigende woorden die
[slachtoffer 1] kennis heeft genomen;
4
hij op 27 april 2024 te Rotterdam,
door een andere feitelijkheid , [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en /of dulden
van een of meer meer ontuchtige handelingen, immers heeft verdachte die [slachtoffer 2]
- op/aan de billen aangeraakt
en/ of vastgepakt ( over de kleding)
en bestaande die andere feitelijkheid - onverhoeds en/of van achter die [slachtoffer 2] heeft aangeraakt op/aan de
billen ;
Dagvaarding 01/086569-23
1
hij op 28 maart 2023 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo
[slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] meermalentegen
het gezicht heeft geslagen;
2
hij op 28 maart 2023 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo
opzettelijk
meerdere ambtenaren,te weten [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2]
, beiden hoofdagent bij de politie Eenheid Oost-Brabant, gedurende of ter
zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "kankerlijers, jullie kankermoeders",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3
hij op 28 maart 2023 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen meerdere ambtenaren, [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2]
en [ambtenaar 3] en [ambtenaar 4] , werkzaam in de rechtmatige
uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte en ter
overbrenging van verdachte naar het politiebureau door:
- zijn armen weg te trekken toen de verbalisanten hem de handboeien om wilden
doen en
- met zijn armen en/of hoofd en/of lichaam te bewegen in een andere richting dan
de verbalisanten hem trachtten te brengen en
- zich met zijn benen af te zetten tegen de bodem van het dienstvoertuig van de
verbalisanten;
4
hij op 28 maart 2023 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo [ambtenaar 4]
heeft bedreigd met verkrachting, met enig misdrijf tegen het leven
gericht en met zware mishandeling,
door die [ambtenaar 4] de woorden toe te voegen "Ik ben kickboxer, als de boeien
losgaan sla ik je kapot" en "Ik sla je neus kapot, ik zorg ervoor dat hij breekt"
en "Ik maak je helemaal dood" en "Jouw politiepakje gaat je niet beschermen,
als ik je tegenkom maak ik je dood, jij moet voortaan altijd achterom kijken" en
"ik schiet jullie kapot, ik heb dat in Suriname ook al vaker gedaan" en "ik
onthoud je gezicht, als ik je weer zie sla ik je kapot en neuk ik je moeder", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen
die [ambtenaar 4] in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie;
Dagvaarding 01/258129-22
1
hij op 1 oktober 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo
[slachtoffer 5] heeft mishandeld door meermalen te slaan op tegen het gezicht
en lichaam, het lichaam met kracht vast pakken en te duwen tegen het
lichaam;
2
hij op of omstreeks 1 oktober 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo
opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon die
geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] ,
toebehoorde heeft
vernield, .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Dagvaarding 10/149815-24
diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

4. feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

Dagvaarding 01/086569-23
mishandeling;
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
wederspannigheid;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, bedreiging met zware mishandeling en bedreiging met verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie;
Dagvaarding 01/258129-22
mishandeling;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere gewelddadige feiten. Zo heeft hij zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Hij heeft daarbij een vuurwapen op de aangeefsters gericht en daarbij dreigende bewoordingen geuit. Daarbij heeft hij één van de twee aangeefsters aangerand en heeft hij de eigenaar van de woning bedreigd. De verdachte heeft door zo te handelen de beide aangeefsters doodsangsten aangejaagd en is er op ernstige wijze inbreuk gemaakt op hun persoonlijke integriteit.
In 2023 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bij zijn aanhouding vervolgens aan wederspannigheid, het beledigen van meerdere politieambtenaren en bedreiging van een politieambtenaar. Nog een jaar eerder, in 2022, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn ex-partner en de vernieling van haar telefoon. De verdachte toont door zo te handelen geen respect voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van een ander.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een maatregelrapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 januari 2025. Dit rapport houdt het volgende in. Voorafgaand aan zijn aanhouding leidde de verdachte een marginaal bestaan. Er waren nauwelijks beschermende factoren. De verdachte had geen huisvesting, inkomen, steunend netwerk, hij was nergens onder behandeling en er was sprake van verslavingsproblematiek. Aan verdachte is meermaals een reclasseringstoezicht opgelegd, alsmede de ISD maatregel.. Allen werden negatief retour gezonden omdat hij zich moeilijk aan afspraken en aanwijzingen kon houden. Tijdens zijn huidige detentie zijn er meerdere incidenten geweest. De reden voor deze incidenten was dat de verdachte maar moeilijk kan omgaan met afwijzingen en aanwijzingen. Ook was er sprake van cannabisgebruik. Gesteld kan worden dat, onder andere zijn voorgeschiedenis in ogenschouw nemend, een duurzaam patroon met problemen op verschillende levensterreinen maar met name in relaties tot anderen aanwezig is.
Een reclasseringstoezicht bij een deels voorwaardelijk strafdeel is naar mening van de reclassering een gelopen race. TBS met voorwaarden acht de reclassering niet haalbaar, gelet op de complexe persoonlijkheidsproblematiek. De reclassering adviseert aan de verdachte de maatregel TBS met dwangverpleging op te leggen. Er is meer tijd om de verdachte te behandelen, vaardigheden aan te leren, hem te stabiliseren en te resocialiseren op een wijze die passend en veilig is voor de verdachte en de maatschappij. Een onvoorwaardelijk TBS kader biedt volgens de reclassering de meeste kans op herstel met een aanvaardbaar recidive risico.
Psychiater [naam 1] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 januari 2025. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en paranoïde trekken met een hoge mate van psychopathie en een ongespecificeerde trauma of stressor gerelateerde stoornis. Daarnaast is sprake van zwakbegaafdheid. Met name voor het ten laste gelegde uit 2022 wordt geadviseerd dit de verdachte verminderd toe te rekenen, maar ook bij enkele andere ten laste gelegde feiten wordt geadviseerd dit licht verminderd toe te rekenen. Bij de verdachte is sprake van een hoge mate van impulsiviteit, vanuit de antisociale persoonlijkheidsstoornis, versterkt door zijn zwakbegaafdheid. Hiernaast heeft de verdachte lak aan sociale normen, een gebrek aan empathie en is hij krenkbaar. Met name in emotionele situaties kan dit leiden tot emotiegestuurde agressie vanuit de krenking en verstoorde besluitvorming in een dergelijke context. Normaliter is de besluitvorming van de verdachte al beperkt door de pathologie, maar in de context van verhoogde emoties wordt dit verder beperkt. Het recidiverisico is hoog voor geweld en matig tot hoog voor zeden. De vele risicofactoren worden onvoldoende gecompenseerd door de beperkt aanwezige beschermende factoren.
Het advies is aan de verdachte de maatregel TBS met dwangverpleging op te leggen. Er is sprake van een ernstige stoornis, een hoog recidiverisico, bij het ten last gelegde uit 2022 doorwerking van de pathologie en bij enkele andere ten laste gelegde feiten ook deels een lichte doorwerking en een zeer lage responsiviteit. De verdachte is niet gemotiveerd voor behandeling en zal niet in staat zijn zich aan voorwaarden te houden. Hij is hiervoor te impulsief en overziet dit ook onvoldoende. Een zorgmachtiging is niet aan de orde, de behandeling vergt een langdurige klinische fase met veel forensische expertise. In de reguliere GGZ is dit niet voorhanden en een behandeling aldaar is ook niet primair gericht op de veiligheid van de maatschappij, hetgeen bij de verdachte wel van groot belang is.
Psycholoog [naam 2] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 13 januari 2025. Dit rapport houdt het volgende in. Er is overeenstemming tussen de psychiater en psycholoog over de diagnostiek en het advies. De psycholoog stelt echter niet de classificatie ongespecificeerde trauma of stressor gerelateerde stoornis vast. De verdachte was in zijn verhaal over symptomen hieromtrent verschillend.
Er is bij de verdachte sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en paranoïde trekken. Ook is er bij de verdachte in beschrijvende zin sprake van zwakbegaafdheid. Geadviseerd wordt om de verdachte feiten 1 en 2 van parketnummer 10-149815-24 volledig toe te rekenen en feiten 3 en 4 in (licht) verminderde mate toe te rekenen. Verder wordt geadviseerd de feiten van parketnummer 01-086569-23 en de feiten van parketnummer 01-258129-22 de verdachte in (licht) verminderde mate toe te rekenen. Bij een afweging van het risico en de beschermende factoren in combinatie met het klinisch oordeel wordt het risico op herhaling van geweld en bij een onbehandelde terugkeer in de maatschappij als hoog geduid en het risico op seksueel grensoverschrijdend gedrag als matig/hoog. Gezien het hoge recidiverisico op geweldsdelicten, de geringe intrinsieke motivatie in combinatie met zijn complexe psychische problematiek, is het van belang dat de behandeling van de verdachte in een stevig kader wordt vormgegeven. De psycholoog ziet er weinig kans van slagen in om een behandeling in een voorwaardelijk kader op te leggen. Het advies is daarom om de behandeling binnen het kader van een TBS met dwangverpleging te laten plaatsvinden. Een TBS-maatregel biedt een gecontroleerde en intensieve behandeling met bovendien de mogelijkheid tot langzame, gestructureerde resocialisatie.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus, ook met inachtneming van de rapportage van de psycholoog, maar met name die van de psychiater in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie van de deskundigen en de reclassering dat oplegging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk is.
De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezen verklaarde feiten en het gevaar voor herhaling.
Door de verdediging is verzocht de zaak aan te houden teneinde de reclassering de opdracht te geven om voorwaarden te formuleren die bij TBS met voorwaarden opgelegd kunnen worden. Voorts is verzocht TBS met voorwaarden op te leggen. Echter, gelet op het strafblad, de ernst van de feiten, het hoge recidiverisico, de vastgestelde stoornis en de inhoud van de rapporten van de deskundigen wordt het behandelen van de verdachte in het kader van TBS met voorwaarden niet meer haalbaar en verantwoord geacht. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege. Om die redenen ziet de rechtbank geen aanleiding om naar een mogelijkheid om TBS met voorwaarden te onderzoeken en dus wordt het aanhoudingsverzoek afgewezen.
Vastgesteld wordt dat de onder 1, 2 en 4 van dagvaarding 10-149815-24 en onder 4 van dagvaarding 01-086569-23 bewezen verklaarde feiten, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr.
Vastgesteld wordt dat de strafbare feiten ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd misdrijven betreffen die gericht
zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van de bewezen verklaarde feiten redengevend. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd.
Aan de verdachte wordt geen maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid opgelegd, nu daar geen belang bij is, gelet op de TBS met dwangverpleging die aan de verdachte zal worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vordering benadeelde partij & schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij] ter zake van de onder 1 en 4 van dagvaarding 10-149815-24 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 400 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.000 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel toe te passen.
8.2.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is verzocht de gevorderde schadevergoeding voor de parfumflesjes (de materiële schade) niet-ontvankelijk te verklaren en de gevorderde schadevergoeding voor de immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 600. Dit nu de verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het gebruik van een vuurwapen bij feit 1 van de dagvaarding 10-149815-24.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal voor het deel van de vordering dat betrekking heeft op de materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering ontbreken. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank naar maatstaven van billijkheid ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. Dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 april 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.000, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 14 juni 2023 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van bedreiging met zware mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, waarvan een gedeelte groot 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 29 juni 2023.
9.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten van dagvaarding 10-149815-24 zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Echter, gelet op de TBS met dwangverpleging die aan de verdachte zal worden opgelegd, worden er evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven. Daarom zal de vordering tenuitvoerlegging worden afgewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 180, 246, 266, 267, 285, 300, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 van dagvaarding 10-149815-24 ten laste gelegde feit en het onder 5 van dagvaarding 01-086569-23 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 4 van dagvaarding 10-149815-24 ten laste gelegde feiten, de onder 1, 2, 3 en 4 van dagvaarding 01-086569-23 ten laste gelegde feiten en de onder 1 en 2 van dagvaarding 01-258129-22 ten laste gelegde feiten zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij] , te betalen een bedrag van
€ 3.000(zegge: drieduizend euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 3.000 (zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.000 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
40 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 14 juni 2023 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. C.M. Derijks en P.T. Verweijen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Dagvaarding 10/149815-24
1
hij op of omstreeks 27 april 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een of meerdere laptop(s) en/of
- een of meerdere parfumfles(jes) en/of
- airpods en/ of
- een tas en/of
- een zak met kleding,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster 1] en/of [aangeefster 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- ( steeds) een (vuur)wapen, althans een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, aan die
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] (dreigend) te tonen en/of
- ( steeds) (vervolgens) dit (vuur)wapen, althans een (vuur)wapen gelijkend
voorwerp, te richten op het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2]
en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] te dwingen op haar knieën te gaan zitten en/of
- ( vervolgens) dreigend de woorden "zoek het geld" en/of "Kijk, dit is een 357" en/of
"Denk je door te gaan huilen dat je kan voorkomen dat ik je ga doden?" en/of "ik ga
je een trauma bezorgen" en/of "ik ga je zo hard slaan dat je een trauma krijgt" en/of
"je bent een hoer en jij gaat dood om geld" en/of "als je niks geeft, dan ga ik je
slaan" en/of "als je naar de politie gaat, maak ik je dood" althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking toe te voegen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 27 april 2024 te Rotterdam
[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
immers heeft verdachte aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd:
"wij zoeken jouw vriend en willen hem doden" althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking, van welke bedreiging en/of dreigende woorden die
[slachtoffer 1] kennis heeft genomen;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 27 april 2024 te Rotterdam ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of
dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft verdachte
meermalen, althans eenmaal (telkens) die [slachtoffer 3]
- op/aan de billen en/of het kruis en/of de schaamstreek aangeraakt en/of
vastgepakt (over de kleding)
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld en of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte, meermalen,
althans eenmaal (telkens)
- een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 3]
heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en/of getoond en/of
- de telefoon van die [slachtoffer 3] heeft afgepakt en/of heeft gezegd dat ze
niemand mocht bellen en/of
- onverhoeds en/of van achter die [slachtoffer 3] heeft aangeraakt op/aan de
billen en/of het kruis en/of de schaamstreek, althans het lichaam;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 27 april 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
door geweld of een andere feitelijkheid en/ of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en /of dulden
van een of meer meer ontuchtige handelingen, immers heeft verdachte meermalen,
althans eenmaal (telkens) die [slachtoffer 2]
- op/aan de billen en/of het kruis en/of de schaamstreek en/of haar zij aangeraakt
en/ of vastgepakt ( over de kleding)
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en /of die bedreiging
met geweld en of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte, meermalen,
althans eenmaal (telkens)
- een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op (het hoofd
van) die [slachtoffer 2] heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en/of getoond
en/of
- die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij moest knielen en haar mond moest houden
en/of
- de telefoon van die [slachtoffer 2] heeft afgepakt en/of die [slachtoffer 2] te zeggen
heeft gezegd dat ze haar telefoon moest afgeven en/ of
- onverhoeds en/of van achter die [slachtoffer 2] heeft aangeraakt op/aan de
billen en/ of het kruis en / of de schaamstreek en / of haar zij, althans het lichaam;
( art 246 Wetboek van Strafrecht)
Dagvaarding 01/086569-23
1
hij op of omstreeks 28 maart 2023 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo
[slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] meermalen, althans éénmaal, in/tegen
het gezicht en/ of tegen het lichaam heeft geslagen en/ of geschopt;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 28 maart 2023 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo
opzettelijk
een of meerdere ambtena(a)r(en),te weten [ambtenaar 1] en/of [ambtenaar 2]
, beiden hoofdagent bij de politie Eenheid Oost-Brabant, gedurende of ter
zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "kankerlijers, jullie kankermoeders",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van
Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 28 maart 2023 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen een of meerdere ambtena(a)r(en), [ambtenaar 1] en/of [ambtenaar 2]
en/of [ambtenaar 3] en/of [ambtenaar 4] , werkzaam in de rechtmatige
uitoefening van zijn/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte en ter
overbrenging van verdachte naar het politiebureaudoor:
- zijn armen weg te trekken toen de verbalisanten hem de handboeien om wilden
doen en/of
- met zijn armen en/of hoofd en/of lichaam te bewegen in een andere richting dan
de verbalisanten hem trachtten te brengen en/of
- zich met zijn benen af te zetten tegen de bodem van het dienstvoertuig van de
verbalisanten;
( art 180 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 28 maart 2023 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo [ambtenaar 4]
heeft bedreigd met verkrachting, met enig misdrijf tegen het leven
gericht en/of met zware mishandeling,
door die [ambtenaar 4] de woorden toe te voegen "Ik ben kickboxer, als de boeien
losgaan sla ik je kapot" en/of "Ik sla je neus kapot, ik zorg ervoor dat hij breekt"
en/of "Ik maak je helemaal dood" en/of "Jouw politiepakje gaat je niet beschermen,
als ik je tegenkom maak ik je dood, jij moet voortaan altijd achterom kijken" en/of
"ik schiet jullie kapot, ik heb dat in Suriname ook al vaker gedaan" en /of "ik
onthoud je gezicht, als ik je weer zie sla ik je kapot en neuk ik je moeder", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen
die [ambtenaar 4] in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 285 lid 5 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 28 maart 2023 te Eindhoven
opzettelijk
niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk
voorschrift, te weten artikel 55d, lid 1 Wetboek van Strafvordering en/of artikel 55d,
lid 3 Wetboek van Strafvordering en/of artikel 55d lid 4 Wetboek van Strafvordering,
gedaan door een ambtenaar, te weten, [ambtenaar 5] , belast met de uitoefening van
enig toezicht en/ of belast met en/ of bevoegd verklaard tot het opsporen en/ of
onderzoeken van strafbare feiten,
door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem
had gevorderd mee te werken mee te werken aan een onderzoek van uitgeademde
lucht en/of een onderzoek van speeksel en/of een onderzoek van de
psychomotorische functies en de oog- en spraakfunctie en/of een bloedonderzoek,
hieraan (telkens) geen gevolg te geven.
( art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Dagvaarding 01/258129-22
1
hij op of omstreeks 1 oktober 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo
[slachtoffer 5] heeft mishandeld door meermalen te slaan op tegen het gezicht
en/of lichaam, het lichaam met kracht vast pakken en/of te duwen tegen het
lichaam;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 1 oktober 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo
opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft
vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)