In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Ultee Bouw en Management B.V. en haar gedaagden, die gezamenlijk een bedrijfsruimte huren. Ultee Bouw vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, omdat de gedaagden een huurachterstand hadden van € 21.499,80. De gedaagden erkenden de huurachterstand, maar voerden aan dat er gebreken waren in het gehuurde, zoals een gaslek en een muizenplaag, waarvoor zij compensatie eisten. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk waren voor de huurbetalingen en dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe en stelde dat de gedaagden het gehuurde binnen veertien dagen moesten verlaten. Daarnaast moesten zij een gebruiksvergoeding betalen en een contractuele boete van € 900,-. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Ultee Bouw het vonnis onmiddellijk kon uitvoeren, ook als de gedaagden in hoger beroep gingen. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagden opgelegd, omdat zij grotendeels ongelijk kregen.