ECLI:NL:RBROT:2025:13634

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
11731377 CV EXPL 25-13053
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vernietiging kostenbeding in overeenkomst van opdracht tussen handelaar en consument

In deze zaak vordert [eiseres] B.V. betaling van openstaande facturen van in totaal € 21.019,89, die voortkomen uit een overeenkomst van opdracht met [gedaagde]. [gedaagde] heeft de opdracht gegeven aan [eiseres] voor de afwikkeling van de nalatenschap van haar partner. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis aangegeven dat hij voornemens is het kostenbeding in de overeenkomst te vernietigen, omdat dit beding niet transparant en mogelijk oneerlijk is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet voldoende is geïnformeerd over de financiële consequenties van de overeenkomst, wat leidt tot een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen. De kantonrechter heeft [eiseres] de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de transparantie van het kostenbeding en de mogelijke nietigverklaring van de overeenkomst. De zaak is verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11731377 CV EXPL 25-13053
datum uitspraak: 21 november 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
vestigingsplaats: [plaats 1] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. I. Jonker,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [plaats 2] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 15 mei 2025, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de akte van [eiseres] , met bijlage;
  • de dupliek, met bijlage.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[gedaagde] heeft op 20 januari 2022 opdracht gegeven aan [eiseres] om haar bij te staan bij de afwikkeling van de nalatenschap van haar partner. [eiseres] heeft een opdrachtbevestiging aan [gedaagde] gestuurd. In die opdrachtbevestiging wordt de opdracht omschreven als:
“U verzocht mij voor behartiging van uw belangen zorg te dragen bij de afwikkeling van de nalatenschap van wijlen [erflater] .”
2.2.
[eiseres] bevestigt in de opdrachtbevestiging dat de werkzaamheden worden verricht tegen een uurtarief van € 230,- exclusief btw. De werkzaamheden worden volgens de bevestiging periodiek in rekening gebracht.
2.3.
[eiseres] eist in deze procedure betaling van openstaande facturen. Het gaat om een totaalbedrag van € 21.019,89. Hierin zit een bedrag van € 651,16 inclusief btw aan deurwaarderskosten; de rest is honorarium. Daarnaast maakt zij aanspraak op wettelijke rente over de factuurbedragen vanaf de vervaldata.
2.4.
[gedaagde] zegt dat zij wel wil betalen, maar dat zij dat (nog) niet kan en dat [eiseres] dat wist. Zij werd verrast door de hoogte van de facturen, omdat zij niet alle facturen van [eiseres] had ontvangen, totdat zij de opdracht beëindigde. Zij was hiertoe overgegaan omdat zij het dossier wilde onderbrengen bij [persoon A] , die aanvankelijk het dossier bij [eiseres] voor haar behandelde en op enig moment zijn eigen kantoor is gestart.
De tussenbeslissing in het kort
2.5.
De kantonrechter is van plan om het kostenbeding in de overeenkomst van opdracht tussen partijen te vernietigen. Dat zou tot gevolg hebben dat de hele overeenkomst nietig wordt, omdat een overeenkomst van opdracht zonder kostenbeding geen betekenis heeft. [eiseres] mag zich hierover nog uitlaten, omdat dit niet eerder in de procedure ter sprake is gekomen. De kantonrechter licht een en ander hieronder toe.
De kantonrechter moet ambtshalve toetsen
2.6.
De overeenkomst van opdracht tussen partijen moet worden aangemerkt als een overeenkomst tussen een handelaar ( [eiseres] ) en een consument ( [gedaagde] ) in de zin van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (de Richtlijn oneerlijke bedingen). De kantonrechter moet ambtshalve toetsen of sprake is van oneerlijke bedingen in de overeenkomst tussen partijen. Omdat er sprake is van ambtshalve toetsing, is niet relevant dat [gedaagde] in de procedure is verschenen en dat zij de vordering niet heeft betwist.
Het kostenbeding is niet transparant
2.7.
Uit het arrest van het HvJ EU van 12 januari 2023 (ECLI:EU:C:2023:14) volgt dat het kostenbeding een kernbeding is. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of dit beding al dan niet transparant is. Om een beding als transparant aan te kunnen merken, moet het niet alleen formeel en grammaticaal begrijpelijk zijn, maar moet het zodanig duidelijk en begrijpelijk zijn, dat een normaal geïnformeerde, gemiddelde consument bij het sluiten van de overeenkomst de economische gevolgen daarvan kan inschatten (rov. 36-40). De kantonrechter moet onder meer (in het bijzonder) nagaan of – in dit geval – aan [gedaagde] alle gegevens zijn meegedeeld die van invloed konden zijn op de omvang van de verbintenis en op basis waarvan zij de financiële consequenties daarvan kon inschatten. De kantonrechter is vooralsnog van oordeel dat dat hier niet het geval is.
2.8.
Uit het hiervoor genoemde arrest volgt ook dat het enkel noemen van een uurtarief de gemiddelde, normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument niet in staat stelt om alle financiële consequenties in te schatten die voor hem uit het beding voortvloeien, namelijk het totale bedrag dat hij voor de diensten zal moeten betalen (rov. 40). Hoewel dit in het geval van een opdracht aan een advocaat vaak moeilijk zal zijn, moet hij wel zodanige informatie verstrekken dat de consument op basis daarvan bij benadering de totale kosten van zijn diensten kan inschatten. Dat kan door een raming van het voorzienbare of minimale aantal uren dat nodig zal zijn of door met redelijke tussenpozen tussentijds te declareren waarbij het aantal gewerkte uren wordt vermeld.
2.9.
In de opdrachtbevestiging staat dat partijen een uurtarief van € 230,- exclusief btw hebben afgesproken. Het is de kantonrechter niet bekend of [eiseres] daarnaast andere informatie heeft verschaft die [gedaagde] in staat stelde om een inschatting te kunnen maken van het in totaal door haar voor de diensten van [eiseres] te betalen bedrag. Hoewel dit mogelijk lastig in te schatten was, had van [eiseres] verwacht mogen worden dat zij op zijn minst de – op dat moment voorzienbare – verschillende te verrichten werkzaamheden zou benoemen en daarbij een inschatting zou maken van het minimale aantal daaraan te besteden uren. Dit geldt temeer nu de kosten die [eiseres] bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht circa € 22.500,- bedragen (waarvan [gedaagde] € 1.500,- heeft betaald). Uit de dagvaarding en de overgelegde stukken blijkt niet dat [gedaagde] daarmee rekening had moeten houden.
2.10.
Dat [eiseres] heeft aangegeven periodiek achteraf te factureren maakt – als een indicatie over de totale kosten ontbreekt – gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden niet dat het beding toch transparant is. Bovendien is ‘periodiek’ geen duidelijk begrip; uit de overgelegde facturen blijkt dat de periodes tussen de facturen varieert van ruim een maand tot bijna tien maanden. De kantonrechter laat in dat geval het ontbreken van enige indicatie vooraf zwaar(der) wegen in haar beoordeling.
Het kostenbeding is oneerlijk
2.11.
Als de kantonrechter tot het definitieve oordeel komt dat het kostenbeding niet transparant is, is het geen kernbeding en moet de kantonrechter het ambtshalve toetsen op oneerlijkheid. Een niet-transparant beding is niet per definitie oneerlijk. Het kan wel een rol spelen bij de beoordeling van de vraag of, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk is verstoord. Als niet blijkt dat [eiseres] [gedaagde] vooraf voldoende heeft geïnformeerd over de te verwachten kosten, acht de kantonrechter het kostenbeding dat partijen zijn overeengekomen oneerlijk.
2.12.
De gemaakte afspraken komen er feitelijk op neer dat [gedaagde] [eiseres] een ‘carte blanche’ heeft gegeven voor wat betreft de te maken kosten. Er is geen inschatting gemaakt van de minimale kosten, er is niet gebleken van een afspraak die erop neerkomt dat [eiseres] [gedaagde] zou waarschuwen als de kosten een bepaald bedrag bereikt zouden hebben en er is geen maximum afgesproken. De opdracht zelf is ook niet strikt afgebakend; de omschrijving die is opgenomen in de opdrachtbevestiging is bijzonder ruim. Er is niet afgesproken dat [eiseres] (bijvoorbeeld) enkel een processtuk zou opstellen en een zitting zou bijwonen in een te starten procedure. Gelet op deze omstandigheden acht de kantonrechter het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen aanzienlijk verstoord ten nadele van [gedaagde] . Dat maakt het beding naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter oneerlijk.
Vernietiging van de overeenkomst van opdracht
2.13.
De kantonrechter moet een oneerlijk beding vernietigen. Als het kostenbeding niet transparant is en de kantonrechter definitief oordeelt dat het ook oneerlijk is, zal hij het kostenbeding vernietigen. De kantonrechter mag het vernietigde kostenbeding dan niet vervangen door behulp van een bepaling van aanvullend recht, omdat dat de afschrikwekkende werking van het buiten toepassing laten van oneerlijke bedingen teniet zou doen. De kantonrechter moet de overeenkomst van opdracht dan dus nietig verklaren, omdat de overeenkomst zonder het vernietigde kostenbeding niet kan voortbestaan. Deze verplichting geldt ook als dit betekent dat [eiseres] geen vergoeding ontvangt voor haar diensten (zie het hiervoor genoemde arrest van het HvJ EU, rov. 59). De uitzondering dat de nietigverklaring van de overeenkomst in zijn geheel uiterst nadelige consequenties zou hebben voor de consument doet zich niet voor (zie Hof Den Bosch 25 maart 2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:822, rov. 6.24).
De voortgang van de procedure
2.14.
Omdat dit onderwerp nog geen onderwerp van discussie is geweest in deze procedure, wordt [eiseres] door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om zich over het transparantievereiste en de mogelijke nietigverklaring van de overeenkomst van opdracht uit te laten. [gedaagde] mag daar dan nog op reageren. De zaak wordt daarom verwezen naar de hieronder te noemen rolzitting.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
bepaalt dat [eiseres] zich op de rolzitting van
dinsdag 23 december 2025 om 11.30 uurmag uitlaten zoals hiervoor overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
51909