ECLI:NL:RBROT:2025:13586

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
C/10/708501 / KG ZA 25-1037
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding betreffende ontruiming van een woning in het kader van een nalatenschap

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers, bestaande uit vier erfgenamen, een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, die zonder recht of titel gebruik maakte van de woning die toebehoorde aan de nalatenschap van de erflater. De eisers vorderden dat de gedaagde de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis zou ontruimen en in goede staat zou opleveren. De procedure begon met een dagvaarding op 20 oktober 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 7 november 2025. De gedaagde is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek werd verleend.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de woning eigendom was geworden van de eisers als erfgenamen en dat er een spoedeisend belang was bij de ontruiming, aangezien de nalatenschap schade leed door het ongeoorloofd gebruik van de woning door de gedaagde. De eisers stelden ook dat de woning moest worden verkocht om de schulden van de nalatenschap te kunnen voldoen. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om de woning te ontruimen en in goede staat op te leveren aan de eisers, en ook om de proceskosten van de eisers te vergoeden, die in totaal € 2.412,45 bedragen.

De rechter heeft de geldvordering van de eisers, die betrekking had op een bedrag van € 593,00 dat de gedaagde van de bankrekening van de erflater had opgenomen, niet toegewezen in kort geding, maar heeft wel aangegeven dat de gedaagde gehouden is dit bedrag terug te betalen aan de nalatenschap. Het vonnis is uitgesproken op 17 november 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/708501 / KG ZA 25-1037
Vonnis in kort geding van 17 november 2025
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonend in Rotterdam,
2.
[eiser 2],
wonend in Rotterdam,
3.
[eiser 3],
wonend in Spijkenisse,
4.
[eiser 4],
wonend in Noordwijk,
eisers,
advocaat: mr. E.M. Richel te Schiedam,
tegen
[gedaagde],
wonend in Hellevoetsluis,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 oktober 2025, met 4 producties;
  • de mondelinge behandeling op 7 november 2025.

2.De vordering

2.1.
Eisers vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
gedaagde te veroordelen om de aan de nalatenschap toebehorende woning op het adres [adres] binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen met al het hare en de haren, en de woning in goede staat en leeg op te leveren aan eisers;
gedaagde te veroordelen tot betaling aan de nalatenschap van een bedrag van € 593,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2025 tot aan de dag van de betaling;
gedaagde te veroordelen in de proceskosten.
3. De beoordeling
3.1.
Gedaagde is niet in de procedure verschenen. Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht genomen, zodat tegen gedaagde verstek wordt verleend.
3.2.
De voorzieningenrechter begrijpt dat de woning waarop de eerste vordering betrekking heeft op grond van het wettelijke erfrecht eigendom is geworden van eisers als erfgenamen. Eisers stellen dat de woning in het kader van de vereffening van de nalatenschap moet worden verkocht om de schulden van de nalatenschap te kunnen betalen. Ter zitting hebben zij verschillende schulden concreet benoemd. Daarnaast lijdt de nalatenschap schade doordat gedaagde zonder recht of titel en op kosten van de nalatenschap gebruik maakt van de woning. Daarmee is het spoedeisend belang bij de vordering tot ontruiming voldoende gegeven. Gedaagde wordt dan ook veroordeeld om, binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis, de woning te ontruimen en in goede staat op te leveren aan eisers.
3.3.
Eisers leggen aan de geldvordering ten grondslag dat gedaagde na het overlijden van de erflater een bedrag van € 593,00 van de bankrekening van de erflater heeft opgenomen en dat gedaagde dit bedrag moet terugbetalen aan de nalatenschap. Ter zitting hebben eisers desgevraagd op het punt van het spoedeisend belang toegelicht dat de crediteuren van de nalatenschap worden benadeeld. Die enkele omstandigheid is onvoldoende om spoedeisend belang bij deze vordering aan te nemen. Om die reden kan de geldvordering niet in kort geding worden toegewezen. Dat laat onverlet dat gedaagde, indien zij dat bedrag na het overlijden van de erflater van zijn bankrekening heeft opgenomen, gehouden is dat bedrag met rente terug te betalen aan de nalatenschap.
3.4.
Gedaagde is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van eisers betalen. Deze kosten worden begroot op:
- dagvaarding € 145,45
- griffierecht € 1.374,00
- salaris advocaat € 715,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.412,45

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
verleent verstek tegen gedaagde;
4.2.
veroordeelt gedaagde om, binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis, de aan de nalatenschap toebehorende woning op het adres [adres] te ontruimen met al het hare en de haren, en de woning in goede staat en leeg op te leveren aan eisers;
4.3.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten van € 2.412,45, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe; als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, moet gedaagde € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
4.4.
verklaart 4.2 en 4.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van Velzen en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2025.
2091/3194