ECLI:NL:RBROT:2025:13571

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 4632
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om kwijtschelding van studieschuld door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag van eiseres om kwijtschelding van haar studieschuld behandeld. Eiseres, die niet akkoord gaat met de afwijzing, heeft een aantal beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank beoordeelt deze gronden en komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 23 augustus 2022 het verzoek van eiseres om kwijtschelding van haar studieschuld afgewezen. Dit besluit werd in een later stadium, op 10 april 2024, door de minister gehandhaafd na het indienen van een bezwaar door eiseres. Tijdens de zitting op 30 oktober 2025 heeft eiseres haar standpunten toegelicht, waarbij zij onder andere aanvoert dat haar psychische klachten niet zijn meegenomen in de beoordeling van haar aanvraag. De rechtbank stelt vast dat de minister het beleid omtrent kwijtschelding van studieschulden niet onredelijk heeft toegepast en dat eiseres niet voldoet aan de criteria die in het beleid zijn vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag om kwijtschelding terecht is en dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van het kwijtscheldingsbeleid en de noodzaak voor eiseres om haar medische situatie adequaat te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/4632

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister

(gemachtigde: mr. drs. E.H.A. van den Berg.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om kwijtschelding van haar studieschuld. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag om kwijtschelding.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 23 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft de minister het verzoek van eiseres om haar studieschuld kwijt te schelden afgewezen.
2.1.
Met het besluit van 10 april 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De minister heeft bij brief van 1 oktober 2025 een nader stuk ingediend.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres heeft tijdens haar studie een studieschuld opgebouwd en zij heeft de minister verzocht haar studieschuld kwijt te schelden. Met het primaire besluit heeft de minister dat verzoek van eiseres afgewezen.
3.1.
De minister heeft bij het bestreden besluit de afwijzing van het verzoek van eiseres om kwijtschelding van haar (resterende) studieschuld gehandhaafd. Op grond van het beleid van de minister kan in een aantal gevallen de studieschuld worden kwijtgescholden. De minister heeft de situatie van eiseres voorgelegd aan de medisch adviseur, die een medisch advies heeft opgesteld. Eiseres heeft aangegeven dat dit advies niet met de minister mag worden gedeeld. Zonder dit advies kan hij niet vaststellen of eiseres valt onder één van de vier in zijn beleid genoemde gevallen, waarin kwijtschelding van de studieschuld mogelijk is. Ook is niet vast te stellen of de situatie van eiseres vergelijkbaar is met één van deze groepen.
Het standpunt van eiseres
4. Eiseres stelt dat de medische gevallen in het beleid die aanleiding zijn voor kwijtschelding niet voldoen. Psychisch trauma en depressie zouden volgens haar ook onder die gevallen moeten vallen. Eiseres is het niet eens met het advies van de medisch adviseur. Zij heeft haar huisarts om hulp gevraagd maar hij kan slechts een klinisch oordeel geven zonder daarmee in de diepgang te treden. Eiseres stelt dat zij lijdt aan psychische klachten met een uitzichtloos bestaan, hetgeen ook door hulpverleners wordt erkend. Volgens eiseres wordt ze niet gezien als problematisch omdat ze werkt en zichzelf weet te redden. Eiseres stelt verder dat het oneerlijk is dat studieschulden niet worden meegenomen in het schuldsaneringstraject van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). Tenslotte stelt eiseres dat ze niet wist wat de impact van leningen was. Ook de gevolgen van een registratie bij het Bureau Kredietregistratie (BKR) en in de toekomst met het aanvragen van een hypotheek zijn allemaal zaken die buiten beschouwing zijn gebleven bij het aanvragen van deze lening. Volgens eiseres was ze bij het aanvragen van de leningen dan ook handelingsonbekwaam.
Het oordeel van de rechtbank
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6. Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) dat het door de minister gevoerde kwijtscheldingsbeleid niet onredelijk is en stringent toegepast mag worden (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 maart 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:546). De achterliggende gedachte bij dit beleid is dat van debiteuren die in een dergelijke medisch uitzichtloze situatie verkeren op humanitaire gronden niet kan worden verlangd dat zij hun studieschuld nog (verder) terugbetalen. Naast de gevallen omschreven in het beleid bestaat ruimte om in een bijzonder geval eveneens hardheid aan te nemen. In dit verband wordt getoetst of er sprake is van “een vergelijkbare medisch uitzichtloze situatie dat op grond daarvan een uitzondering op dat beleid moet worden gemaakt” (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 20 april 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:14210). Voor zover eiseres stelt dat de in het beleid van de minister voor de uitvoering van de hardheidsclausule opgenomen categorieën te beperkt zijn, slaagt dit betoog dan ook niet.
7. Eiseres heeft in bezwaar het medisch advies niet met de minister willen delen. In beroep heeft zij dit advies, dat zij deels onleesbaar heeft gemaakt, wel overgelegd. Hieruit blijkt dat de medisch adviseur van oordeel is dat eiseres niet voldoet aan de criteria van het kwijtscheldingsbeleid en er evenmin sprake is van een daarmee gelijk te stellen situatie. De medisch adviseur heeft dus beoordeeld of de situatie van eiseres vergelijkbaar is met een medisch uitzichtloze situatie dat op grond daarvan een uitzondering op dat beleid moet worden gemaakt.
8. Eiseres is het niet eens met het advies. Hoewel zij in beroep het advies deels heeft overgelegd, heeft zij echter geweigerd om haar medisch dossier met de minister en de rechtbank te delen. Hierdoor is de inhoud van de brief van de huisarts die ten grondslag ligt aan het medisch advies niet bekend en is het niet mogelijk te beoordelen of het advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en inhoudelijk concludent is. Dit moet voor rekening en risico van eiseres komen.
9. Eiseres heeft er verder op gewezen dat zij veel te makkelijk geld heeft kunnen lenen en dat zij op dat moment niet op de hoogte was van de gevolgen van deze leningen. Hieruit kan niet worden afgeleid dat eiseres bij het aangaan van de leningen, zoals zij stelt, handelingsonbekwaam was. Ook kan hierin geen bijzondere omstandigheid worden gevonden om van het beleid af te wijken. Het is een feit van algemene bekendheid dat leningen en dus ook leningen voor de studie met rente moeten worden terugbetaald. Ook het feit dat studieschulden niet worden kwijtgescholden in een schuldsaneringstraject, zoals de Wsnp, is geen reden om van het beleid af te wijken
10. Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft de minister het verzoek om kwijtschelding terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de studieschuld van eiseres niet wordt kwijtgescholden. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000)
Op grond van artikel 6.2, eerste lid, van de Wsf 2000 is degene die studiefinanciering heeft ontvangen verplicht tot terugbetaling van de lening. De Wsf 2000 voorziet slechts in kwijtschelding bij het einde van de aflosfase en bij overlijden van de debiteur.
Op grond van de hardheidsclausule in artikel 11.5, eerste lid, van de Wsf 2000 kan de minister voor bepaalde gevallen de terugbetalingsverplichting buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang dat deze wet beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
De minister voert bij de toepassing van de in artikel 11.5, eerste lid, van de Wsf 2000 opgenomen hardheidsclausule een beleid dat inhoudt dat op verzoek een resterende studieschuld kan worden kwijtgescholden indien een debiteur in één van de volgende categorieën valt:
1) terminale patiënten, die naar verwachting binnen een jaar zullen overlijden;
2) psychiatrische patiënten op verklaringen van de geneesheer-directeur dat de situatie uitzichtloos is;
3) debiteuren die ernstig geestelijk gehandicapt zijn op verklaring van de inrichting;
4) debiteuren die gedurende langere tijd in coma liggen.