3.1.Met het bestreden besluit heeft de minister het primaire besluit gehandhaafd. Hieraan heeft de minister ten grondslag gelegd dat [partner] als partner van eiseres moet worden aangemerkt waardoor zij over de periode van april 2022 tot en met april 2023 geen recht heeft op de eenoudertoeslag. De minister mag een onjuiste beslissing herzien als deze is genomen op onjuiste gegevens. Te veel betaalde studiefinanciering moet worden terugbetaald.
Het standpunt van eiseres
4. Eiseres betoogt dat de minister het partnerbegrip uit artikel 3 van de Algemene inkomensafhankelijke regelingen (Awir) te strikt heeft toegepast. Eiseres is formeel gehuwd, maar feitelijk is geen sprake van een partnerschap zoals bedoeld in de wet. De partner van eiseres verblijft permanent in Afrika en draagt op geen enkele wijze bij aan de verzorging van de kinderen of het huishouden van eiseres. Eiseres doet een beroep op het evenredigheidsbeginsel en de hardheidsclausule. Eiseres stelt dat het besluit van de minister in strijd is met artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Door de toeslag in te trekken, worden de belangen van de kinderen van eiseres ernstig geschaad.
Het oordeel van de rechtbank
5. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
6. Het betoog van eiseres dat de minister het partnerbegrip uit artikel 3 van de Awir te strikt heeft toegepast, slaagt niet. Vaststaat immers dat eiseres in de periode in geding (april 2022 tot en met april 2023) gehuwd was met [partner] , zodat zij in deze periode, gelet op het in de artikel 3 van de Awir gehanteerde partnerbegrip, een partner had. De omstandigheid dat de partner van eiseres op geen enkele wijze bijdraagt aan het huishouden en de verzorging van de kinderen maakt niet dat hij niet als partner kan worden aangemerkt. Ook is niet gebleken van een verzoekschrift tot echtscheiding. Eiseres had dus geen recht op een eenoudertoeslag als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, van de Wsf 2000.
7. Het beroep op de hardheidsclausule van artikel 11.5 van de Wsf 2000, slaagt niet. Eiseres wil hiermee bereiken dat haar echtgenoot niet als partner wordt aangemerkt. De definitie van het partnerbegrip, zoals die thans luidt, is duidelijk. De wetgever heeft er expliciet voor gekozen om de echtgenoot als partner aan te merken, met als enige uitzondering artikel 5a, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). De door eiseres gestelde bijzondere omstandigheden hadden voor de minister dan ook geen aanleiding hoeven te zijn om met toepassing van de hardheidsclausule van het partnerbegrip af te wijken.
8. Eiseres heeft ook een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel omdat door de intrekking en de terugvordering sprake is van een financiële achteruitgang voor haar en haar kinderen, terwijl de besparing voor de minister gering is. Dit beroep slaagt niet. Eiseres moet de teveel betaalde studiefinanciering terugbetalen, maar de minister heeft het teruggevorderde bedrag omgezet in een lening en eiseres hoeft de lening op dit moment nog niet terug te betalen. Nadat de aflosfase is aangevangen kan eiseres bovendien een draagkrachtmeting aanvragen. Indien zij dan nog een bijstandsuitkering ontvangt hoeft zij nog niets terug te betalen. In andere gevallen lost zij naar draagkracht af.
9. In beroep heeft eiseres anders dan in de bezwaarprocedure een beroep gedaan op artikel 3 van het IVRK. Dit artikel heeft rechtstreekse werking, in zoverre dat het ertoe strekt dat bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het desbetreffende kind dienen te worden betrokken. Wat betreft het gewicht dat aan het belang van een kind in een concreet geval moet worden toegekend, bevat artikel 3, eerste lid, van het IVRK, gelet op de formulering ervan, geen norm die zonder nadere uitwerking in nationale wet- en regelgeving door de rechter direct toepasbaar is. De rechtbank dient in dit verband te beoordelen of het bestuursorgaan zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van het kind en aldus bij de uitoefening van zijn bevoegdheden binnen de grenzen van het recht is gebleven. Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat de minister de belangen van de kinderen van eiseres voldoende heeft meegewogen. Immers destijds is een eenoudertoeslag aan eiseres toegekend. Hier gaat het om de intrekking en terugvordering. Zoals in 8. staat heeft het bestreden besluit voor de kinderen van eiseres geen gevolgen. Het beroep op het IVRK slaagt dan ook niet.