6.Beslissing
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Lange, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en J.C. Oord, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in de periode van 9 september 2022 tot en met 16 september 2022 te Rotterdam, gemeente Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden door;
- die [slachtoffer 1] in een auto mee te nemen en naar het huis aan de [adres 2] te rijden, en/of
- die [slachtoffer 1] in dat huis te knevelen, en/of
- de mond van die [slachtoffer 1] af te plakken, en/of
- die [slachtoffer 1] tegen zijn wil op te sluiten en opgesloten te houden in de badkamer, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of zijn vriend(en) te zeggen dat het geld voor 16 september 2022 om 14:30 betaald moet zijn, anders zullen er mensen komen om die [slachtoffer 1] te mishandelen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of zijn vrienden te zeggen dat 16 september 2022 om 14:30 uur de deadline is om te betalen, en dat 50.000 euro voldoende is om vrij te komen en dat 30.000 euro later betaald kan worden, althans woorden van gelijke strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: “je zal worden omgebracht als het geld niet betaald wordt”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
een en ander met het oogmerk om [slachtoffer 1] en/of (een) ander(en), te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten een geldbedrag van 80.000 euro af te geven;
(art 282a lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in de periode van 9 september 2022 tot en met 16 september 2022 te Rotterdam, gemeente Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 80.000 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachten en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer 1] in een auto heeft meegenomen en naar het huis aan de [adres 2] is gereden, en/of
- die [slachtoffer 1] in dat huis heeft gekneveld, en/of
- de mond van die [slachtoffer 1] heeft afgeplakt, en/of
- die [slachtoffer 1] tegen zijn wil heeft opgesloten en opgesloten heeft gehouden in de badkamer, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of zijn vriend(en) heeft gezegd dat het geld voor 16 september 2022 om 14:30 betaald moest zijn, anders zouden er mensen komen om die [slachtoffer 1] te mishandelen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of zijn vrienden heeft gezegd dat 16 september 2022 om 14:30 uur de deadline is om te betalen, en dat 50.000 euro voldoende zou zijn om vrij te komen en dat 30.000 euro later betaald kon worden, althans woorden van gelijke strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: “je zal worden omgebracht als het geld niet betaald wordt”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 16 september 2022 te Rotterdam, gemeente Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 448,7 gram heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)