ECLI:NL:RBROT:2025:1355

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
10/236648-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van gijzeling, poging tot afpersing en voorhanden hebben van verdovende middelen

Op 31 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van gijzeling, poging tot afpersing en het voorhanden hebben van een hoeveelheid verdovende middelen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De officier van justitie had gevorderd tot een partiële vrijspraak van de gijzeling en een bewezenverklaring van de impliciet tenlastegelegde vrijheidsberoving, alsook een veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van 448,7 gram heroïne. Tijdens de zitting op 17 januari 2025 is het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank oordeelde dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De verdachte had zijn woning ter beschikking gesteld aan anderen die het slachtoffer hadden gekneveld, maar er was onvoldoende bewijs dat hij zelf actief betrokken was bij de gijzeling of de afpersing. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet opzettelijk zijn woning had ter beschikking gesteld voor de gijzeling en dat hij niet wist van de aanwezigheid van de heroïne in zijn woning. De verdachte werd daarom vrijgesproken van alle beschuldigingen. Het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer 10/236648-22
Datum uitspraak: 31 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
Raadsvrouw mr. A.N. Slijters, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • ten aanzien van feit 1: partiële vrijspraak van de tenlastegelegde gijzeling en bewezenverklaring van de impliciet tenlastegelegde vrijheidsberoving;
  • ten aanzien van feit 2: vrijspraak;
  • ten aanzien van feit 3: bewezenverklaring van het tenlastegelegde opzettelijk aanwezig hebben van 448,7 gram heroïne;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 143 dagen met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden als vermeld in het reclasseringsadvies.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Het ten laste gelegde medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving kan wettig en overtuigend worden bewezen, met uitzondering van het deel dat ziet op het oogmerk om het slachtoffer of een ander te dwingen een geldbedrag af te geven. Het slachtoffer is, vanwege een conflict in het criminele milieu, door anderen tegen zijn wil in de woning van de verdachte gekneveld en vastgehouden. De verdachte heeft zijn woning daarvoor ter beschikking gesteld. Hij heeft het slachtoffer verzorgd. Hoewel uit het dossier blijkt dat ook de verdachte door de gebeurtenissen is overrompeld, heeft hij het slachtoffer niet bevrijd. Verder kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte de in de voorraadkast aangetroffen heroïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De feiten kunnen niet wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.2.3.
Beoordeling
De rechtbank is -anders dan de officier van justitie- van oordeel dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen.
Vast staat dat het slachtoffer naar de woning van de verdachte is gebracht en daar op enig moment door anderen is vastgebonden en de mond is afgeplakt. In ruil voor zijn vrijheid moest het slachtoffer een geldbedrag betalen. Het slachtoffer is in staat gesteld om met zijn telefoon veelvuldig contact te hebben met personen in Frankrijk. Uit de spraakberichten en geschreven berichten volgt dat er kennelijk problemen waren over een auto zonder papieren en dat er geld overgemaakt moest worden. De verdachte heeft ontkend enig aandeel in de gijzeling en de afpersing te hebben gehad.
In het dossier is geen bewijs te vinden dat de verdachte een van de tenlastegelegde uitvoeringshandelingen heeft verricht. Niet blijkt dat de verdachte opzettelijk zijn woning ter beschikking heeft gesteld, dat hij geweldshandelingen tegen het slachtoffer heeft begaan en evenmin dat de verdachte het slachtoffer heeft belet zijn woning te verlaten. Het dossier bevat daarentegen aanwijzingen, onder andere de verklaring van het slachtoffer, dat de verdachte zelf ook bang was van de andere mannen en dat zijn woning tegen wil en dank voor de gijzeling is gebruikt. Dat de verdachte het slachtoffer van zijn eerste levensbehoeften heeft voorzien en dat hij de situatie heeft laten voortbestaan door niet actief in te grijpen, levert niet de vereiste nauwe en bewuste samenwerking op. De verdachte dient daarom van feit 1 te worden vrijgesproken.
Ook voor het opzettelijk aanwezig hebben van de heroïne die in een plastic tas in een voorraadkast van de woning van de verdachte is aangetroffen (feit 3), wordt de verdachte vrijgesproken. De rechtbank heeft niet de overtuiging bekomen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de heroïne en evenmin dat hij beschikkingsmacht had over de drugs. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat er veel mensen bij de verdachte over de vloer kwamen, ook mensen die hij niet kende.
4.2.4.
Conclusie
De verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.

5.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Lange, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en J.C. Oord, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in de periode van 9 september 2022 tot en met 16 september 2022 te Rotterdam, gemeente Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden door;
- die [slachtoffer 1] in een auto mee te nemen en naar het huis aan de [adres 2] te rijden, en/of
- die [slachtoffer 1] in dat huis te knevelen, en/of
- de mond van die [slachtoffer 1] af te plakken, en/of
- die [slachtoffer 1] tegen zijn wil op te sluiten en opgesloten te houden in de badkamer, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of zijn vriend(en) te zeggen dat het geld voor 16 september 2022 om 14:30 betaald moet zijn, anders zullen er mensen komen om die [slachtoffer 1] te mishandelen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of zijn vrienden te zeggen dat 16 september 2022 om 14:30 uur de deadline is om te betalen, en dat 50.000 euro voldoende is om vrij te komen en dat 30.000 euro later betaald kan worden, althans woorden van gelijke strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: “je zal worden omgebracht als het geld niet betaald wordt”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
een en ander met het oogmerk om [slachtoffer 1] en/of (een) ander(en), te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten een geldbedrag van 80.000 euro af te geven;
(art 282a lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in de periode van 9 september 2022 tot en met 16 september 2022 te Rotterdam, gemeente Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 80.000 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachten en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer 1] in een auto heeft meegenomen en naar het huis aan de [adres 2] is gereden, en/of
- die [slachtoffer 1] in dat huis heeft gekneveld, en/of
- de mond van die [slachtoffer 1] heeft afgeplakt, en/of
- die [slachtoffer 1] tegen zijn wil heeft opgesloten en opgesloten heeft gehouden in de badkamer, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of zijn vriend(en) heeft gezegd dat het geld voor 16 september 2022 om 14:30 betaald moest zijn, anders zouden er mensen komen om die [slachtoffer 1] te mishandelen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of zijn vrienden heeft gezegd dat 16 september 2022 om 14:30 uur de deadline is om te betalen, en dat 50.000 euro voldoende zou zijn om vrij te komen en dat 30.000 euro later betaald kon worden, althans woorden van gelijke strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: “je zal worden omgebracht als het geld niet betaald wordt”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 16 september 2022 te Rotterdam, gemeente Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 448,7 gram heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)