ECLI:NL:RBROT:2025:13500

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
21 november 2025
Zaaknummer
11262774 CV EXPL 24-20048
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na illegale aansluiting op elektriciteitsnet voor hennepkwekerij

In deze zaak heeft eiser, Stedin Netbeheer B.V., schade geleden door een illegale aansluiting op het elektriciteitsnet die ten behoeve van een hennepkwekerij in de woning van gedaagde is aangebracht. De kantonrechter heeft op 3 oktober 2025 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarbij gedaagde werd veroordeeld tot schadevergoeding. De schadevergoeding is vastgesteld op € 20.108,78, omdat gedaagde niet in staat is gebleken om tegenbewijs te leveren tegen de stelling van Stedin dat de hennepkwekerij op of omstreeks 27 juli 2023 in bedrijf is gegaan. Gedaagde had de mogelijkheid om bewijs te leveren dat er minder dan twee oogsten waren, maar is hierin niet geslaagd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de schadeclaim van Stedin, en heeft de proceskosten aan gedaagde opgelegd, die in totaal € 3.015,04 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Stedin het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als gedaagde in hoger beroep gaat. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van gedaagde voor de illegale aansluiting en de daaruit voortvloeiende schade.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11262774 CV EXPL 24-20048
datum uitspraak: 3 oktober 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stedin Netbeheer B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. A. Ester,
tegen
[gedaagde],
briefadres: [plaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. I. Stolting.
De partijen worden hierna ‘Stedin’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De (verdere) procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 25 april 2025 en de daarin genoemde processtukken;
  • de akte uitlaten van [gedaagde] , met bijlagen;
  • de akte uitlaten van Stedin.

2.De (verdere) beoordeling

2.1.
Stedin heeft schade geleden als gevolg van een illegale aansluiting op het elektriciteitsnet ten behoeve van een hennepkwekerij in de woning van [gedaagde] . Hij moet die schade vergoeden. Voor de begroting van de schade van Stedin is relevant wanneer die aansluiting is aangebracht. Volgens Stedin is dit op of omstreeks 27 juli 2023 geweest en volgens [gedaagde] op of omstreeks 5 oktober 2023.
2.2.
In het tussenvonnis is voorshands aangenomen dat er vóór de kweek, die op 7 december 2023 is ontdekt, één eerdere hennepoogst is geweest en dus dat de hennepkwekerij en daarmee de illegale aansluiting op of omstreeks 27 juli 2023 is aangelegd. [gedaagde] is toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen deze voorshands bewezen stelling.
[gedaagde] slaagt niet in het leveren van tegenbewijs
2.3.
[gedaagde] is niet geslaagd in het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands bewezen stelling dat de hennepkwekerij op of omstreeks 27 juli 2023 in bedrijf ging. De kantonrechter licht dit als volgt toe.
2.4.
[gedaagde] stelt dat op 9 juni 2023 en 20 augustus 2023 in opdracht van de verhuurder ( [verhuurder] ) door onderhoudsbedrijf [bedrijf] werkzaamheden zijn verricht in zijn woning. Als er op die data een hennepkwekerij in bedrijf was, dan had deze volgens [gedaagde] tijdens die werkzaamheden waargenomen moeten zijn door de monteurs die deze werkzaamheden uitvoerden.
2.5.
De kantonrechter stelt vast dat werkzaamheden die op 9 juni 2023 in de woning van [gedaagde] verricht zouden zijn, niet in de weg staan aan hetgeen Stedin stelt, te weten dat de hennepkwekerij op of omstreeks 27 juli 2023 in bedrijf is gegaan. De kantonrechter acht dus alleen relevant of de gestelde werkzaamheden van 20 augustus 2023 komen vast te staan.
2.6.
De door [gedaagde] overgelegde geluidsfragmenten van een telefoongesprek tussen [gedaagde] en een medewerker van [verhuurder] geven geen blijk van werkzaamheden op 20 augustus 2023. [gedaagde] heeft daarnaast verwezen naar een brief van [verhuurder] van 27 februari 2023. In deze brief worden de werkzaamheden aangekondigd. Dat deze op 20 augustus 2023 hebben plaatsgevonden blijkt niet uit de brief en ook niet uit dit telefoongesprek.
2.7.
Ook het geluidsfragment van het telefoongesprek tussen [gedaagde] en een medewerkster van [bedrijf] overtuigt niet. De kantonrechter hoort in dit gesprek geen bevestiging van de medewerkster dat er op 20 augustus 2023 werkzaamheden in de woning van [gedaagde] zijn verricht.
2.8.
[gedaagde] heeft daarnaast een installatiebon van [bedrijf] overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat op 9 juni 2023 werkzaamheden in zijn woning hebben plaatsgevonden. Dit stuk is niet relevant, want het sluit niet uit dat de kwekerij op 27 juli 2023 in bedrijf is gegaan. Een werkbon die de door [gedaagde] gestelde werkzaamheden op 20 augustus 2023 onderbouwt, ontbreekt bij de stukken.
2.9.
Tot slot acht de kantonrechter de twee overgelegde schriftelijke verklaringen niet overtuigend. De verklaringen zijn niet voorzien van een handtekening en/of identiteitsbewijs en roepen zonder nadere toelichting, die ontbreekt, vragen op over de in deze verklaringen vermelde waarnemingen. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om deze personen in het kader van de bewijslevering als getuigen op te laten roepen zodat de kantonrechter ze onder ede kon horen. De kantonrechter staat [gedaagde] niet nogmaals toe bewijs te leveren en concludeert dat [gedaagde] niet slaagt in de bewijslevering. Daarmee komt vast te staan dat de hennepkwekerij op of omstreeks 27 juli 2023 in bedrijf was.
[gedaagde] moet € 20.108,78 aan Stedin betalen
2.10.
Nu [gedaagde] niet slaagt in het leveren van tegenbewijs, gaat de kantonrechter ervan uit dat er met de ingebruikneming van de hennepkwekerij op of omstreeks 27 juli 2023 sprake is geweest van twee oogsten. Stedin heeft tegenover de blote betwisting door [gedaagde] voldoende inzicht gegeven in de wijze waarop haar hoofdsom is opgebouwd. De hoofdsom van € 20.108,78 is door [gedaagde] onvoldoende betwist en wordt toegewezen.
[gedaagde] moet rente betalen
2.5.
De rente wordt toegewezen, omdat Stedin genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.6.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Stedin moet betalen op € 113,54 aan dagvaardingskosten, € 1.409,00 aan griffierecht, € 1.357,50 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 543,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 3.015,04. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Stedin dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Stedin te betalen € 20.108,78 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 27 december 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Stedin worden begroot op € 3.015,04;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
62574